GroenLinks heeft het vergald in dit land. Ze moesten zo nodig links en groen verbinden, en dat maakte van hen een ondoorgrondelijke club zonder aantrekkingskracht voor het electoraat. Hierdoor heeft Nederland de boot gemist op het terrein van ecologische innovatie, een tak van sport waarmee Duitsland nu wereldleider is geworden. Onze economische malaise steekt scherp af bij de economische groei van onze buren. Het antwoord op de vraag waarom is simpel: GroenLinks heeft het verpest. Een stukje geschiedenis.
Op 13 januari 1980 werden Die Grünen opgericht in de Bondsrepubliek Deutschland. Belangrijke namen waren Petra Kelly en Herbert Gruhl. Ze deden meteen een gooi naar zetels in het Parlement (de Bundestag), en het lukte in 1983: ze kwamen binnen bij de volksvertegenwoordiging met 27 zetels. Een siddering liep door Duitsland en Europa. Dit had niemand verwacht.
Die Grünen vormden een bonte verzameling ecofreaks, pacifisten, new-agers en ouderwetse conservatieven die terug wilden naar de natuur. Eigenlijk een links-rechtse club, met als bindend element het “Grűn”. Wat zoveel wilde zeggen als respect voor de natuur, kleinschaligheid, basisdemocratie en geweldloosheid.
In Nederland zag men het succes bij de oosterburen en wilde men al snel een gelijkwaardige partij opzetten, en die kwam er ook in 1980: De Groenen.
De ontwikkeling van die partij verliep evenwel minder fortuinlijk dan haar zusje in Deutschland. Voornamelijk doordat we in Nederland geen kiesdrempel kennen, en dus de kleintjes ook mee mogen doen. Zo was er de PSP (pacifistisch-socialistisch), de EVP (links-evangelisch-groen), de PPR (links-ecologisch en humaan) en de CPN (communistisch met een menselijk gezicht, zoals ze althans zeiden). Al deze kleintjes gingen door het politieke leven met een verzamelnaam: kleinlinks.
De opmars van Die Grünen ging gestaag door in Duitsland. In 1985 werd Joschka Fischer Minister in de deelstaat Hessen. Later zou de man Minister van Buitenlandse Zaken worden, maar dan hebben we het over
1998. In dat jaar vormden Die Grünen (inmiddels gefuseerd met Bűndnis 90 uit de DDR) tezamen met de SPD een “Rood-Groene Coalitie” die jaren zou voortduren. In die jaren werd de basis gelegd voor de huidige economische stabiliteit en vooruitgang van het land.
Terug naar ons vaderland. De Groenen werkten stevig aan een partijprogram en deden vanaf 1986 mee aan de vaderlandse verkiezingen. Zonder resultaat. De versplintering was te groot. Maar ook de ecologische dimensie van de politiek drong nog niet echt door. Ecologie werd gezien als geitenwollensokken-onzin en de journalistiek maakte zich vrolijk om die kolderieke kabouters die de natuur zo belangrijk vonden. Tegelijk kwam kleinlinks in nood. Het electoraat zag steeds minder heil in PSP, PPR, CPN of EVP en de gezamenlijke Kamerfracties slonken tot slechts enkele zetels.
Toen verzon Bas de Gaay Fortman, een bekende kleinlinkser (PPR) een list. Ze gingen zich “Groen” noemen. Want in Duitsland was Groen een succes, en dat wilden de linkse rakkers ook wel. Maar ja, wat moet je met een linkse verzameling communisten, pacifisten, socialisten en anarchisten? De aanhang van kleinlinks was tenslotte het ultra-linkse deel der bevolking, en niet het gematigde links van de PvdA. Dus dan maar Links én Groen combineren.
En zo geschiedde in 1989.
Om een lang verhaal kort te maken: De Groenen hadden hierna geen schijn van kans meer. De financiële middelen van de gevestigde linkse partijtjes, en de propagandamachine zorgden voor de boodschap dat GroenLinks hét Groene programma van Nederland vertegenwoordigde. Wat uiteraard een grove onwaarheid was , aangezien GroenLinks uit niet veel anders dan oud-communisten en socialisten bestond.
Niettemin werkte de truc en werden de Groenen weggevaagd uit het Nederlandse politieke landschap. Geen haan die ernaar kraaide.
Het resultaat is bekend. GroenLinks koos nooit voor echte ecologische innovatie. De linkse thema’s wonnen het altijd. Waar in de buurlanden de “groene politiek” groter en groter werd (ook in België, Frankrijk, Spanje, Italië, Zweden en Denemarken), daar bleef Nederland op het groene vlak een achterlijk landje. Kernenergie kon doorgroeien, grootschalige landbouw floreerde, kunstmest, pesticiden, chemische toevoegingen in de landbouw, alles bleef mogelijk. GroenLinks pruttelde wel eens iets als protest, maar echt een ommezwaai in de economie bleef uit.
In tegenstelling tot Duitsland, waar ecologische landbouw en schone productieprocessen topprioriteit kregen. Ook op het gebied van duurzame energiebronnen liep Nederland hopeloos achter en effende Duitsland het pad.
Daar ontstond een nieuwe tak van industrie.
Het land verdient inmiddels per jaar zo’n 300 miljard euro met duurzame producten en diensten, dat is 15 procent van wat er wereldwijd aan zogeheten clean tech wordt uitgegeven. Men spreekt van een Neues-Wirtschaftswunder.
En zo is Duitsland een land waarin de economie, ondanks de malaise in Europa, floreert en groeit. Op de hele aardbol gaat meer dan twee biljoen (2000 miljard) euro om in schone technologie als zonnepanelen, windmolens en biogas. Daarvan komt 300 miljard op de rekening van Duitsland, dat daarmee wereldmarktleider is geworden op deze ‘markt van de toekomst’.
De 300 miljard vormen 11 procent van het bruto binnenlands product. Dat betekent 1,4 van de 44 miljoen Duitse arbeidsplaatsen.
Nederland is deze groei volledig misgelopen, en dat is voor een groot deel te wijten aan de blindheid van de traditionele partijen en het onhandige en onbetrouwbare handelen van GroenLinks.