Over jongeren van nu wordt vaak gezegd dat ze geen idealen hebben. Ze zouden apathisch en passief zijn. Voor een deel klopt dat. Protesteren kost veel moeite. Bovendien: als anderen al protesteren, kun jij lekker op de bank zitten. Maar er zijn ook jongeren die in Syrië gaan vechten. Er zijn jongeren die politieke bewegingen starten. En er zijn jongeren die eindeloos petities ondertekenen en verspreiden over belangrijke onderwerpen. Waarom doen die jongeren dat? Waarom blijven zij niet ook lekker op de bank?
Waarom zou iemand zich zomaar inzetten voor een hoger doel? Als 10.000 ZZP’ers protesteren tegen het kabinetsbeleid en ze zijn succesvol, dan is ook ‘mijn’ doel bereikt zonder dat ik daarvoor iets hoefde te doen. Dit staat bekend als het freeriderdilemma. Volgens de theorie van Olson is het daarom onwaarschijnlijk dat een grote groep met gemeenschappelijke doelen in actie komt. De primaire prikkel – het bereiken van een doel – werkt onvoldoende. Om zo’n latente groep toch te laten bewegen is meer nodig. Deze secundaire prikkels komen in de vorm van individuele beloningen.
Het best is dit uit te leggen aan de hand van de ANWB. Deze machtige organisatie lobbyt voor de belangen van autobezitterswielrijders. In 2013 heeft de ANWB bijna 4 miljoen leden. Natuurlijk zijn dit niet allemaal mensen die gezamenlijk willen strijden voor asfalt. Vrijwel iedereen is lid vanwege een briljante secundaire prikkel: de Wegenwacht (zie deze column van Teun van de Keuken). Veel organisaties zetten zulke cadeautjes in. Zo krijg je soms unieke informatie als lid (denk aan een tijdschrift of ledensite) of krijg je korting op iets. Olson onderscheidt nog een vorm van secundaire prikkels: sociale stimulans. Leden van een organisatie beleven groepsgevoel, vriendschap en solidariteit.
Toen we begonnen met DeJaap steunden veel mensen het idee, maar er was slechts een klein groepje dat daadwerkelijk actief was. Wat bezielde ons? Deelname aan een organisatie kan op allerlei manieren voordelig zijn. Materieel bijvoorbeeld, omdat je er baantje of klus aan overhoudt. Daarnaast telt ook hier de sociale kant mee: uit de interactie komen vriendschappen voort. Tot slot speelt doelbeloning een rol: het lekkere gevoel dat je krijgt als je je inzet voor iets goeds. Phoebe en Joey leggen dit uit:
http://www.youtube.com/watch?v=ahDxg3hc5pM
Het hoeft dus niet altijd om eigenbelang te gaan. Wanneer je betrokken bent bij een groep, kun je je ook goed voelen als een ander uit die groep iets bereikt.
Wanneer we protest bestuderen (zoals binnen de politicologie veelvuldig wordt gedaan), blijkt keer op keer dat sociale secundaire prikkels van belang zijn. Gevoelens van groepsgevoel, er samen ‘iets aan willen doen’, het vinden van gelijkgestemden en het krijgen van erkenning motiveren mensen om deel te nemen aan een organisatie of beweging. Dit geldt ook voor jongeren.
De babyboomers vormen een duidelijk herkenbare generatie. Het idee bestaat dat toen zij jong waren, ze heel geëngageerd waren. Dé protestgeneratie. Zij vormen het ijkpunt: de jongeren uit de jaren ’80, ’90 enzovoorts zijn er steeds mee vergeleken. Steeds leggen de latere jongeren het af. De babyboomers concluderen dan triomfantelijk dat alleen zij écht idealistisch waren. Zij deden het nog voor de primaire prikkel: het bereiken van het doel. Maar zij liegen. Niet alleen was het maar een klein groepje dat het Maagdenhuis bezette, maar een groot deel van die Maagdenhuisbezetters deed dat omwille van de secundaire prikkels. Gezellig, met een kratje bier erbij.