De Noorse volkshogeschool in Seljord, ten westen van Oslo, organiseert een lesprogramma ‘Hoe te leven als een Viking’. En het loopt storm. Honderden Noorse jongeren willen maar wat graag een paar maanden leven als een Viking. Volgens de Volkskrant is hiermee een belangrijk Noors taboe gesneuveld. Want Viking was tot voor kort een vies woord. Synoniem met dom en gewelddadig. De Vikingen die in Seljord worden opgeleid zijn gelukkig heel anders: ze vechten niet gebruiken ook geen drugs (de oude Vikingen waren dol op een snufje vliegenzwam), maar houden zich in plaats daarvan bezig met handwerken, kleding maken en hun huisraad versieren. Foute symbolen zoals de swastika zijn daarbij verboden. En zwaarden en dolken, ‘worden bestudeerd als technische hoogstandjes, niet als wapens.’ En dat doet goed, vertelt de krant (in de volgende opmerkelijk naïeve zinsnede):
“Het neerzetten van de Vikingen als vreedzame handwerkers maakt het weer acceptabel voor Noren om trots te zijn op het nationale verleden in een tijd dat zij, net als veel andere Europeanen, zich in hun identiteit bedreigd voelen door immigratie.”
Borduren tegen de islam. Wie weet helpt het.
Jammer voor de Vikingen, natuurlijk, dat ze zo worden ‘neergezet’. Want in hun tijd (dat was 1000 jaar geleden) trokken ze door Rusland tot aan de Zwarte Zee, staken dat water over en keken hun ogen uit in Constantinopel. (Waar de Byzantijnen op hun beurt die enorme vechtjassen zeer bewonderden). De andere kant op veroverden ze Engeland en Normandië, Zuid-Italië, het eiland Sicilië, delen van Noord-Afrikaanse kust en een stuk van (wat nu heet) de Syrische kust. (Moslim? Kop eraf!) En ze ontdekten ook nog Amerika.
Konden de Vikingen leuk punniken? Fraai houtsnijden? Het zal best. Maar het waren vooral doortastende zeevaarders, sluwe handelaren en als het zo uitkwam meedogenloze veroveraars die alom werden gevreesd en gehaat. Dat is ook de reden waarom we hun naam nog tegenkomen, van Moskou tot Dublin, van de Noordkaap tot Tunesië. Dat is ook de reden waarom de Noren überhaupt weten dat ze van ‘de Vikingen’ afstammen. Waren ze gewelddadig? Jazeker. Maar in die tijd werden politieke, economische of religieuze kwesties zelden opgelost door gezamenlijk een kopje thee te gaan drinken. Andere volken hadden exact dezelfde mores (maar de pech dat ze de strijd verloren).
Wat de Noorse jongeren daar in Seljord doen is dus gewoon een leugen, culturele castratie. Dat ze niets willen weten van oorlog en geweld, dat moeten ze zelf weten. Maar ten tijde van de Vikingen was dat een luxe die niemand zich kon veroorloven. Als de Noren willen ‘leven als de Vikingen’ moeten ze het ook over hun veroveringen hebben. Net zoals Nederlanders, wanneer ze het hebben over ‘onze’ Gouden Eeuw niet moeten vergeten dat de VOC zijn mannetje stond, daar in de Oost.
Ook Nederlanders kijken liever de andere kant op wanneer het gaat om historisch geweld. Dan krijg je bijvoorbeeld naïeve politici die oproepen tot een heropleving van ‘de VOC mentaliteit’. Maar minstens zo kwalijk is het verlangen om de bloedige prestaties van onze voorouders in de Oost ‘neer te zetten’ als vroege varianten op de Holocaust. Neem bijvoorbeeld het verhaal van de onderwerping van Banda, door Jan Pieterszoon Coen. Een schoolvoorbeeld van doortastend Hollands optreden. Coen heerste in Batavia als een Hollandse ‘vorst’ tussen de grote en kleine vorsten in de regio, waarin verder ook nog Portugezen, Spanjaarden en Engelsen actief waren. Coen wilde een Hollands handelsimperium opbouwen dat de aartsvijand Spanje uit deze rijke regio zou kunnen verjagen. (De VOC had van meet af aan twéé doelen: handel en oorlog tegen Spanje.) Maar hij wist daarbij donders goed dat de lokale vorsten hem uitsluitend respecteerden zolang ze de Hollandse kanonnen vreesden. Zonder militaire dreiging was elk verdrag waardeloos. Dat was de mores. Ontrouw moesten dus met harde hand worden gestraft. Anders bereikte je nooit wat. Dat liet Coen zien bij de verovering van Banda.
De Bandanezen beheersten de productie en handel in het kostbare nootmuskaat. Ze verkochten hun oogst daarbij altijd aan de hoogste bieder. Afspraken maken had weinig zin; de Bandanezen speelden de gretige afnemers elk jaar weer gemakkelijk tegen elkaar uit. Coen pikte dat niet langer en voer naar de Banda-eilanden. Hij veroverde de kuststreek, voerde de bevolking weg en liet de laatste tegenstanders (in de oerwouden) uitroken. Alles bij elkaar kostte de oorlog enkele duizenden Bandanezen het leven.
Was Jan Pieterszoon Coen een held of een schurk? Geen van beide. We zijn inmiddels gewend geraakt aan verhalen waarin de wrede Hollander te keer gaat tegen arme, vreedzame, inlandse gemeenschappen. Maar geweld was toen de norm. Zoals Jur de Groot schrijft in zijn biografie van Coen: ‘alle partijen handelden in zijn visie vanuit een vergelijkbaar streven naar macht. In wezen was het een strijd van allen tegen allen.’ Daarin blonk Coen uit. Daarin blonken de Vikingen uit. We hoeven die eigenschap niet te bewonderen, maar we moeten dat ook niet onder het vloerkleed der geschiedenis vegen.