Planet Earth is blue, and there’s nothing I can do… In juli 1969 was de eerste maanlanding. In die tijd had David Bowie – in januari op 69-jarige leeftijd overleden – met ‘Space Oddity’ zijn eerste hit. Het lied vertelt een kinderlijk eenvoudig verhaal, over astronaut Major Tom. Maar het raakt tegelijk aan de zin van het leven. Major Tom is voor mij een symbool van onze technologie, die de mens tot grote hoogten heeft gebracht. Maar op die hoogte wordt Tom ook overvallen door weemoed.
We lijken maar geen afscheid van David Bowie te kunnen nemen. Eind juni werd voor bijna 17.000 euro een haarlok geveild van David Bowie. De zanger had het plukje in de jaren tachtig laten knippen voor het maken van een pruik voor zijn wassenbeeld in Madame Tussauds. Begin september krijgt David Bowie waarschijnlijk postuum de Mercury Prize voor de allerbeste nieuwe Britse plaat, voor Blackstar, dat enkele dagen voor zijn dood is verschenen.
Op 11 januari, de dag dat de dood van David Bowie werd aangekondigd, zat ik in een vliegtuig, terug van een werkbezoek aan Sint Maarten. Samen met een aantal andere Kamerleden. D66-senator Thom de Graaf tikte mij plotseling aan en zei: ‘Ronald, een tijdperk is voorbij.’ Dat bleek ook de volgende dagen, toen de media uitgebreid aandacht besteedden aan de betekenis van deze popster. Maar tegelijk sprak ik veel jonge mensen die de oude zanger nauwelijks nog bleken te kennen.
Misschien is dat het lot van de ware revolutionair. Dat je voorbeeld zozeer wordt nagevolgd dat je snel gewoon wordt. David Bowie speelde in zijn muziek met verschillende identiteiten, van glamour-rocker (‘The Jean Genie’, 1972), tot verlopen junkie (‘Heroes’, 1977), tot commerciële Superster (‘Let’s Dance’, 1983). In deze jaren was dat bijzonder verrassend en vernieuwd, maar in onze postmoderne internet-tijd is spelen met je identiteit heel gewoon geworden.
De maanlanding is in veel liedjes bezongen, maar altijd als een hoogtepunt van menselijk vernuft of als een symbool van Amerikaanse superioriteit. ‘Space Oddity’ – een verwijzing naar de onvergetelijke film ‘2001: A Space Odyssey’ (1968) van Stanley Kubrick – laat vooral de zonderlinge kant zien van deze reis. Als Major Tom zijn schip moet verlaten, stapt hij oneindige ruimten tegemoet, waar onder en boven verdwijnen – en nergens nog houvast is. Als de verbinding met de aarde wordt verbroken zweeft Major Tom een onbekende eeuwigheid tegemoet.
Het einde van ‘Space Oddity’ is erg open, moet ook David Bowie hebben gedacht. In 1980 maakt Major Tom weer contact met de aarde, in ‘Ashes to Ashes’, want The shrieking of nothing is killing. De alter ego van Bowie raakte ook geestelijk in hogere sferen – Tom werd een junkie: Stung out in heaven’s high/ Hitting an all-time low. Twee dagen voor de dood van Bowie verscheen ‘Blackstar’, waarin de schedel van een dode astronaut wordt aanbeden door een hemelse vrouw. Ik gun David Bowie de Mercury Prize van harte, maar al deze uitwerking is voor mij wat veel. Het meest sprekende vind ik toch het beeld van Tom die weemoedig naar de aarde tuurt – en niet goed weet wat nou de zin is van daar zo hoog te hangen.
Ronald van Raak schreef eerder over Karen Carpenter (en veertig jaar punk), de whiskybar met Lotte Lenya, Jim Morrison en David Bowie, de hemelse muziek van Hildegard von Bingen, het evangelie van Armand, over de wilde boerendochter van Ivan Heylen, de opmerkelijke punk van Drukwerk, de bescheiden superster Toni Willé, de tranen van Arno en Gradje, de politieke poëzie van Dorine Niezing, liefde en verlangen van Nusrat Fateh Ali Khan, de ongewassen stem van Blind Willie Johnson, de boodschap van Grandmaster Flash, dollen met Donna Summer en nostalgie met Maggie MacNeal.