Laat ik maar beginnen met een bekentenis: Ik ben deel van de elite. Wie dit artikel is begonnen met de korte biografie hieronder (“wie ís die hele kerel eigenlijk?!”) kan niet anders concluderen. Hoogopgeleid, politiek actief bij een bestuurderspartij, en een affiniteit met moeilijke muziek en andere kunst – goed, dat laatste staat er niet, maar dat geef ik er voor het gemak even bij – zijn niet de kenmerken van een volkse jongen met z’n poten in de modder.
Iedere navolger van mij hier is trouwens ook elite, ook al kan ik voorbij de pechvogel die hieronder het stokje krijgt doorgegeven (sorry Stefan) niet weten wie verder nog aan bod gaan komen. Wat ik wel weet is dit: iedereen die in staat is dit platform te vinden en een samenhangend stuk te schrijven over het concept “nieuwe elite” is daar zelf onderdeel van, of mag zich er althans vrij snel bij voegen.
Nee, ik heb niet zojuist mijn jaarsalaris met een ton verhoogd zien worden, en ik heb ook geen vaste uitnodiging voor hotel Bilderberg in mijn binnenzak. Hoewel populair onder anonieme Twitterhelden, “DEMMINK!”-roepers en zelfverklaarde andersglobalisten, slaan we met zo’n definitie van elite gigantisch de plank mis. De werkelijke elite is die groep zelfstandig opererende individuen die verstandelijk in staat is de complexiteit van de moderne samenleving te grijpen, te begrijpen en te kunnen bespelen. De groep die tot aan de waterschappen gaat stemmen, zelf zijn zorgpolis in elkaar sleutelt en belastingaangifte voor kleine ondernemers kan doen (grapje, dat is een fucking onmogelijkheid).
Deze – mijn – elite is bezig de wereld naar zijn beeltenis vorm te geven. Uit naam van individuele vrijheid creëren we een samenleving waar je van meest winstgevende hypotheek tot minst privacyschendende social media zelf kunt kiezen, als ware het leven een persoonlijke globaliseringssupermarkt met van elke keuze zes verschillende merken en een biologische variant. We slopen stukje bij beetje de collectieve verantwoordelijkheid uit onze maatschappij. Immers, als er zoveel keuzes zijn, dan moet er toch wel eentje tussen zitten die voor jou het geluk en de welvaart brengt? Vanuit die gedachte zijn de collectieve belangen en bijbehorende instituten in zorg, arbeid en huisvesting stukje bij beetje opgebroken en opnieuw vormgegeven als persoonlijke verantwoordelijkheden. Weg met versteende vakbonden, leve de ZZP’er! Weg met het ziekenfonds, leve het persoonlijke zorgpakket! Sla stuk al dat collectief is, we zoeken het toch zeker zelf uit!
Zo’n wereld is voor degenen die hem kunnen vatten een zegen. Hij biedt voldoende uitdagingen en mogelijkheden om een leven mee te vullen dat rijker is dan ooit tevoren, ook met dank aan de verregaande globalisering en de informatierevolutie. Wie graag leeft bij de slogan “kansen moet je pakken” kan z’n vingers aflikken. We hebben echter zo diep het gas ingetrapt met het verder individualiseren en compliceren ten bate van onze eigen keuzevrijheid, dat we een deel van onze samenleving in rap tempo achter ons laten. De scheidslijn loopt grotendeels (maar niet exclusief) langs hoger- en lager opgeleid, hoewel de dimensies allochtoon/autochtoon en hoger/lager inkomen absoluut een rol spelen. Immers, de meest efficiënte verzekeringsvorm kiezen wordt een kleiner probleem als je het toch wel kan betalen.
De respons – het zoeken van electorale toevlucht bij partijen die een simpeler wereld beloven, dalende opkomst bij verkiezingen, dalend lidmaatschap bij maatschappelijke organisaties – is uitentreuren bestudeerd, onder andere op deze site, maar wat mij interesseert is de tegenreactie van “mijn” eigen elite. Die valt namelijk grofweg uiteen in twee categorieën: kop in de wind, ogen dichtknijpen en stug doorgaan in de hoop dat die trickle-down-individualisering uiteindelijk ook bij de onderkant terechtkomt (hoort u mij, D66 en PvdA?) en een staaltje ontkennende zelfhaat die de intellectuele schuld voor die tweespalt neerlegt bij een niet-bestaande anonieme regentenklasse. Beide zijn mijns inziens fout, maar zoals het debat Pechtold vs Wilders voorbeeldig weergaf, wel de teneur van het maatschappelijk debat anno 2015.
Wat mij uit dit debat en de meewarige reacties erop vooral is bijgebleven is hoe slecht de intellectuele, culturele en maatschappelijke elite in staat is gebleken om te reageren op het onbegrip aan de overkant van de intellectuele kloof. Zo hard als we elkaar in de haren vliegen over het palet aan keuzes dat we geboden krijgen, zo slecht zijn we in het engageren van groepen die zoveel complexiteit en zogenaamde keuzevrijheid helemaal niet blieven. In onze ijver om bevoogdende publieke instituten om zeep te helpen hebben we alle publieke ruimte tot discussie opgebroken en gesplitst in minizuiltjes, als ware het de jaren ’70 retrotrend onder de meningsvorming.
Het gevolg is dat discussies over waar we maatschappelijk heen willen op kleine eilandjes van gelijkgestemden gevoerd worden; in een selectieve Twitterfeed, een Facebookgroep of een anonieme comment-sectie waar niemand naar elkaar luistert. In het beste geval komen we tot een shouting match tussen twee eilandjes. Ondertussen kan iedereen in zo’n stukje monocultuur “de ander” de schuld geven: van “gewone mensen” naar “elite”, van “elite” naar “populisten”, en van “populisten” naar “de geheime elite”, enzovoorts.
Willen we die valse tegenstellingen doorbreken en de samenzweerderige stromanargumenten tackelen, dan moeten we dat publieke debat weer terugbrengen en publieke instellingen ten bate van het collectief belang in ere herstellen – en accepteren dat onze individuele keuze misschien wel niet heilig is. Dáár voeren we ons debat, en we stoppen niet tot iedereen zich deelgenoot voelt. Betuttelend en beperkend? Wellicht, maar willen we onze maatschappij niet één groot Wilders vs Pechtold laten worden is dat wel de opdracht die deze elite rest.
In de serie ‘Wie is de nieuwe politieke elite?’ gaan schrijvers, denkers, wetenschappers, publicisten, politici en opiniemakers onderzoeken of er een nieuwe politieke elite bestaat en wie dat is of zou kunnen zijn. Lucas Roorda geeft het stokje door aan Boris van der Ham, oud-D66-Kamerlid en voorzitter van het Humanistisch Verbond.