In 1982 beweerde minister Onno Ruding van Financiën dat werklozen liever bij tante Truus op de koffie zaten dan zich in te spannen om een baan te vinden. Welbeschouwd komt het beleid van minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma op hetzelfde neer, alleen zijn hun teksten wat gefatsoeneerd. Er wordt bezuinigd op mensen met een uitkering, er wordt bezuinigd op de begeleiding naar werk, er wordt bezuinigd op de sociale werkplaatsen. Dit allemaal vanuit het idee dat als mensen maar voldoende geprikkeld worden, ze vanzelf wel aan het werk gaan.
Hoe onterecht én demotiverend het beeld is van de uitkeringsgerechtigde die wel kan, maar niet wil, kon ik zelf zien en horen toen ik eind januari een paar dagen meeliep met verschillende medewerkers van de Dienst Werk en Inkomen in Amsterdam.
Ik sprak er met mensen die een relatief goede opleiding hebben, maar na een kort dienstverband zijn ontslagen. Ze komen daardoor snel in de bijstand, maar hebben goede papieren om er weer even snel uit te komen. Ook zitten er relatief veel zzp’ers in de uitstroom. Zij kunnen het hoofd tijdelijk niet meer boven water houden en doen een beroep op bijstand tot het weer wat beter gaat.
In Amsterdam Zuid-Oost op werkplaats de Herstelling ontmoet ik mensen die minder kansen hebben om snel weer aan het werk te komen. Sommigen zijn er tevreden, ze zijn blij dat ze wat om handen hebben, dat ze thuis kunnen zeggen dat ze naar hun werk gaan, ook al is hun kans om uit te stromen naar een echte baan verwaarloosbaar. Daar zijn heel veel oorzaken voor. Er hebben zich vaak te veel problemen opgehoopt: ziekte, verslaving, hoge schulden, (tijdelijke) dakloosheid en/of een justitieel verleden. De conjunctuur, waarin de werkloosheid nog steeds snel oploopt, helpt ook niet. Er zijn simpelweg geen banen. En ook de structurele ontwikkeling op de arbeidsmarkt is van invloed: steeds meer eenvoudig werk verdwijnt, wordt wegbezuinigd of overgenomen door machines. Daarmee dreigen juist de mensen ‘met een afstand tot de arbeidsmarkt’ elk perspectief op werk kwijt te raken. Ze kunnen de stap naar hoger gekwalificeerd werk eenvoudigweg niet maken, hoe graag zij en hun werkmeester op de Herstelling dat ook zouden willen.
Andere zijn ongeduldig. Ze snappen niet dat de dienst ze niet actief kan helpen met het zoeken naar een baan. Ze komen elke ochtend keurig ‘op traject’ en solliciteren zich helemaal suf, maar meestal krijgen ze niets eens een antwoord. Hun ‘klantmanager’ kan weinig voor ze doen en het kost ze steeds meer moeite om de zin in te zien van de door DWI geëiste re-integratie-inspanning die niet tot re-integratie leidt.
Ik schuif ook aan bij een kanscafé bij Vrouw en Vaart in Amsterdam-West. Ook hier staat een ‘traject’ op stapel. Voor alleenstaande ouders, allemaal moeders in dit geval, twaalf in getal en op één iemand na oorspronkelijk van buitenlandse afkomst. De vrouwen komen uit Turkije, Marokko, Suriname en Somalië. Voor hun kinderen is er een paar deuren verderop opvang geregeld.
We doen een uitgebreide voorstelronde, waarin de vrouwen tot hun eigen verbazing niet zozeer wordt gevraagd niet over hun problemen te vertellen, maar over hun dromen, hun familie, hun kinderen, hun school, hun hobby’s en ‘het leukste werk dat je ooit hebt gedaan’. Dat is natuurlijk wennen, zeker het eerste uur gaat het veel over ziektes, werkloosheid, sociaal isolement en het missen van de familie ver weg. De trainers weten het gesprek handig in een andere richting te buigen en gaandeweg kantelt de stemming. Als we elkaar in groepjes van twee gaan interviewen, regent het al snel tips en adviezen. De vrouwen delen met elkaar de resultaten uit de interviews, er wordt gelachen en met trots verteld. Als ik na afloop napraat met de trainers en en de klantmanagers zijn we allemaal enthousiast. Vroeger wisten wij wat goed was voor de klant, zegt iemand. Nu stellen we de vraag: wat ga je doen en wat heb je daarbij nodig?
Mensen die in de bloei van hun leven aan de kant staan, weer op weg helpen. Wat is er mooier dan dat? De mensen die werken bij DWI zien mensen opbloeien, ze zien mensen terugvallen maar ook weer opkrabbelen. En, natuurlijk, er vallen ook veel mensen af. De bedoeling is natuurlijk dat deelnemers uiteindelijk doorstromen naar een echte baan. Echte banen zijn schaars. Toch zijn ruim 4000 Amsterdammers in het afgelopen jaar uit de bijstand aan het werk gekomen.
Banen zijn schaars. En dát is natuurlijk het grootste probleem. Vandaag werd bekend dat de werkloosheid opnieuw is gestegen. In de eerste maand van dit jaar kwamen er 10.000 werklozen bij, meer dan 300 per dag. Ondertussen doet het kabinet niets. In tijden van grote werkloosheid botst dat hard met het beeld dat het de eigen schuld is van mensen dat ze niet aan het werk zijn. Meer werk: dát moet de hoogste prioriteit hebben. Nieuwsgierig naar mijn plannen daarvoor? Kom maandagavond 24 februari naar de Burcht in Amsterdam.
Bram van Ojik is fractievoorzitter van GroenLinks. Samen met vier andere Kamerleden schrijft hij voor ThePostOnline de politieke wisselcolumn De Kamer van Vijf.