Stemgeluid associëren met wijn. Dat heb ik nog steeds. Het begon zo’n 25 jaar geleden. Bij een mislukt diner in zo’n sleetse uitspanning. Waar het altijd naar bedorven frietvet stinkt.
Of ik ook een glaasje wou, vroeg de bazin die daar in een overmaat van vlees resideert. Die stem alléén al. Vettig randstads. Van tussen de Velser- en de Coentunnel. Nasaal gejengel in het hogere octaaf. En bijna onverstaanbaar. Omdat ze daar vaak te lui zijn om hun zwelgklep open te trekken. Ik dacht meteen aan zo’n Provence-rozee van 3 halen 2 betalen. Ik drink niet, loog ik dus maar.
En dan dat bijna gecultiveerde ge-ge-ge-stotter van die uhh, die Op uhh stelten. De uitgestapte nestor van het zittende kabinet die geen zin ongefolterd kon uitspreken. Zelfs als ie ‘goeiemojge’ moest zeggen, deed de man daar nog zeven lettergrepen over. En dan was er nog volk dat hem een ‘gezaghebbende bas’ noemde. Waaruit dan bestuurderstaal rolde in het ‘Nederlands van de betere kringen’. Van dat niet te pruimen geblaat dat me onmiddellijk doet denken aan zo’n opgefokte uiterste-datum-Bordeaux met teveel groene cabernet.
Van die eeuwig gefrustreerde columnist van een rechtse ochtendkrant kreeg ik dezer dagen ook een vieze smaak in m’n mond. Die had iets tegen het geluid van ons aller Emile Roemer. “Een oost-Brabantse keuterboeren-stem”, vond ie. Weet die maatschappij-kritische rukker eigenlijk wel uit wat voor soort hijzelf is gebaard? In de contreien waar ze ‘hebba’ zeggen in plaats van hebben, ‘gaajne’ in plaats van graag, ‘loupa’ in plaats van lopen, ‘suderans’ als ze een sinaasappelsapje bedoelen en ‘srijve’ als het schrijven moet zijn. Dat allochtone s(l)issen van al dan niet geïntegreerde import dan nog buiten beschouwing gelaten. Die Randstedelijke ondersoort heeft het dan altijd maar over die zagte gee van onder het nationale Riool. En die afgeschraapte kelen maar van die afstotelijke geluiden voortbrengen waar een beetje Arabier nog van steigert.
Typisch voor het misplaatste Übermensch-complex dat ze daar meetorsen is dat de randstad-meute alles in een zwakzinnigen-spelling ondertiteld wil zien wat van beneden de rivieren komt. Terwijl niets urgenter is dan het omgekeerde. Al was het alleen maar om die Gooise meiden te verstaan, die ze bij de Kommersjelen hun spraakgebrek laten uitleven. Bezorgt me het schrikbeeld van zo’n polderlandse inteeltwijn die na anderhalf uur in elkaar is gestort en stijf staat van de excuus-zwavel.
Er zijn ook avonden dat ik nog maar eens stevig met een spaatje spoel als ik luller Luuk van Late Night niet op tijd heb weggezapt. Een aanstellerige stem die aan zo’n blubberende spuugbak van een quasi-masterclass doet denken. Nee, dan liever die van Pechthold. Staat voor de smaak van een meditatie-wijn die je zelfs na de verkiezingen nog moet zitten ‘begrijpen’. Of desnoods nog die van mijn favoriete opponent die ont-stemd raakt zodra hij intrinsiek niet naar zijn vermeende bubbelwaarde wordt geschat. Terwijl er toch ergere dingen zijn die dit leven overschaduwen. Doch dit terzijde, zou ie zeggen.
Tenslotte moet ik bekennen onmiddellijk met een leeggegoten wijnfles naar de glasbak te rennen als die befaamde penose-verslaggever weer eens niet van het scherm is te slaan. Een figuur die ongeneeslijk aan zichzelf lijdt en over alles en iedereen een onverdraaglijk gekras langs z’n neuspoliepen loslaat. Waarvan iedere deugdelijke wijn dan akuut onpasselijk wordt.
Kom op Emile, laten we maar even een pint gaan pakken.