Vorige week was het niet heel moeilijk te voorspellen dat de Egyptische president Mursi zou worden vervangen door een ingreep van het Egyptische leger. Lastiger was het dit in politiek correcte, voor ons postmoderne Europeanen althans, termen te vatten. Zowel mijn EP-collega Hans van Baalen als ikzelf hebben ons daar even niets aan gelegen laten liggen. Ik zal uitleggen waarom.
Vorige week voorspelde ik al dat we noch zouden juichen, noch zouden veroordelen bij een ingreep van het Egyptische leger. Collega Van Baalen legt in zijn opinie-artikel zelfs uit waarom het volstrekt logisch en verklaarbaar is dat het Egyptische leger “haar verantwoordelijkheid neemt“. Voor ons Europeanen, opgegroeid in betrekkelijke rust en grote welvaart, in een liberale democratie waarin de gruwelen (burger)oorlogen hooguit nog in de geschiedenisboeken tot leven komen, is het lastig om te gaan met de harde feiten: Egypte worstelt met haar eigen revolutie, en juist het leger stuurt bij om democratie en stabiliteit een kans te geven. Zoals de naamgevers en fans van de Arabische lente door mij werden bekritiseerd om hun geromantiseerde “Vivaldisering” van de omwentelingen in de Arabische straat, zie je westerse politici zich nu in bochten wringen om de leger-coup te kritiseren zonder haar te willen veroordelen. Van Baalen en ikzelf zijn geen grote liefhebbers van puur normatieve buitenlandse politiek, maar van realistische machtspolitiek – en we accepteren dus rauwe kantjes die dat met zich meebrengt.
Laten we eerst vaststellen dat de lijn die het Westen aannam – kat uit de boom kijken, nog niet te scheutig fondsen, leningen en hulp ter beschikking stellen – het heeft gewonnen van die van de soennitische landen die maar al te graag hun invloed probeerden te kopen met hun oliedollars zonder enige voorwaarden. Laten we ook vaststellen dat de voorstanders van “geen cent meer naar Egypte” omdat Mursi een slechte grondwet heeft geschreven, nu opvallend stil zijn als het leger die hele grondwet en ook de goede elementen daarin tijdelijk (hopen we) aan haar laars lapt. Wat hier opstijgt is de noodzaak van een Europese buitenlandpolitiek met de vuile handen-dilemma’s waar de Amerikanen al decennia mee worstelen. Aangezien Egypte het grootste en belangrijkste land aan de andere kant van onze Europese binnenvijver is, en het dus ook voor de allergrootste ellende kan zorgen aan onze kant – een bootje is immers snel genomen – dienen wij als Europa nu machtspolitieke buitenlandpolitiek te gaan bedrijven. Daarvoor moeten we eerlijk zijn dat een stabiel en (redelijk) democratisch, maar vooral welvarender Egypte in ons directe eigenbelang is en een imploderend Egypte dus ook direct haar ellende op onze stoep legt (variërend van asielzoekersstromen tot terrorisme).
Het is maar goed dat het Egyptische leger zoveel economische belangen heeft. Er wordt beweerd dat dit belang tegen de 20% van de economie loopt en zit in bedrijven in de water- en gassector als ook in het toerisme. Van het toerisme heeft bijna geen Egyptenaar de afgelopen twee jaar een boterham kunnen smeren. De buitenlandse reserves van het land zijn in die twee jaar meer dan gehalveerd, net als de economische groei en alle westerse leningen (IMF tot EU) zijn nagenoeg geheel bevroren. Het leger weet ook dat het zonder buitenlandse steun en de open kapitaalmarkten niet gaat lukken om die economie weer aan de praat te krijgen. De Moslim Broederschap vertrouwde op de economie van de Bazaar, maar binnenlandse bestedingen zullen Egypte niet meer in de benen krijgen. Er moeten dus vertrouwenwekkende maatregelen worden genomen…vertrouwenwekkend in de ogen van de rest van de wereld die over geld en koopkracht beschikt. Dat zijn wij. Onder meer wij Europa.
Daar hoort ook bij dat het leger moet laten zien dat het een transitie naar een democratisch leiderschap snel moet helpen vormgeven. Nobelprijswinnaar El Baradei als nieuwe premier was in onze ogen een prachtig idee, maar bij mijn laatste bezoek aan Egypte werd mij al duidelijk dat hij maar door bijzonder weinig gewone Egyptenaren als een van hen wordt ervaren…de man wordt, behalve door liberalen en hervormers, onvoldoende gepruimd. Hier moeten we misschien als Europa even onze tong afbijten. Het is van belang dat de volgende fase ook de salafisten van de Nour-partij en zelfs de gematigde krachten van de Moslim Broederschap weet te apaiseren. Wat Egypte nodig heeft is de democratie van een sfinx, de nieuwe leider moet ogenschijnlijk velen kunnen behagen.
Ten slotte zal de rol van het leger dezelfde moeten zijn als die van het Turkse leger tot voor kort: het garanderen van de grondwettelijke (er ligt nog een redelijke grondwet) orde, waaronder de scheiding van staat en moskee. De militairen hebben, niet voor het eerst, het land behoed voor totale chaos en implosie en met de installatie van opperste rechter Adli Mansour als interim-president laten zien dat pakken en niet petten het voor het zeggen moet hebben als het gaat om het landsbestuur. Vervroegde presidents- en parlementsverkiezingen zijn nu essentieel. Het is lastig voor ons, ook voor mij, om hier niet met gefronste wenkbrauwen naar te kijken….immers horen legers in onze ogen vooral te klaverjassen in barakken. Maar het Egyptische leger was de drijvende kracht achter de Camp David-akkoorden met Israel in 1978. En toen president Sadat in 1981 werd vermoord en opgevolgd door Hosni Mubarak, garandeerde het leger de rust en het bestand met Israel. Toen Mubarak twee jaar geleden van het toneel verdween deed het leger zaken met de Moslim Broederschap en bereidde de eerste verkiezingen voor. Ook toen bleef (zij het niet zonder moeite) het vredesakkoord met Israel overeind. President Mursi brak het herenakkoord met het leger, onder hem verslechterde de positie van de koptische christenen en werd de haat tegen Israel aangewakkerd.
Daarmee werd Egypte onveiliger, onbestuurbaarder en een gevaar voor zichzelf en de regio. En dus grepen de militairen weer in. Ook hier geef ik ze het voordeel van de twijfel. Het is niet onze manier om zaken op te lossen, maar dat doet er niet zoveel toe…voor een stabiel (intern en extern), welvarend en beschaafd (voor vrouwen en religieuze minderheden) Egypte dat ook weer economisch kan groeien ben ik graag bereid wat door de postmoderne Europese vingers te zien.