Opmerkelijk goed nieuws voor de hele mensheid! Een handje nootjes eten per dag ‘verlaagt de sterftekans’. Aldus de Volkskrant. En dat was maar een van de vele media die ons deze week onsterfelijkheid beloofde. ‘Noteneters hebben een kleinere kans om te overlijden aan iedere willekeurige ziekte. Een handje noten per dag gaat gepaard met een 20 procent lagere kans op sterfte vergeleken met mensen die geen noten eten’. Binnenkort dus op doktersrecept, die pinda’s, walnoten en die overvette cashewnoten.
De krant vermeldde er heel keurig bij (Jazeker! Er bestaat vooruitgang!) dat de nootjesstudie betaald was door (hou je vast:) The International Tree Nut Council Nutrition Research & Education Foundation. Maar volgens de onderzoekers hadden die pindaboeren geen invloed op het resultaat. Lief hè? En toch, als de conclusie was geweest: ‘kijk uit! van pinda’s ga je dood’ (want dat is waar; jaarlijks sterven naar schatting enkele tientallen mensen door pinda-allergie), dan hadden we vast en zeker nooit van die pindaboerencouncil gehoord. Maar gelukkig, er rolde iets leuks uit de cijfers. De slordige studie (gebaseerd op een aantal jaren enquêteren naar eetpatronen) levert zo ongetwijfeld een fijne boost op voor de nootjesverkoop, zo vlak voor de feestdagen. Met dank aan de wetenschap én The New England Journal of Medicine. Want ook al ben je een vre-se-lijk gerenommeerde titel, je wilt toch ook in alle kerstbijlagen komen.
Maken pindarotsjes ons onsterfelijk? Een week voor dit nieuws publiceerde de Amerikaanse epidemioloog John Ioannides een fikse studie (in de British Medical Journal) juist naar dat soort voedingsonderzoek met spectaculaire claims. Zijn conclusie: gooi het allemaal maar in de prullenbak. Hoe beter zo’n onderzoek wordt uitgevoerd, des te kleiner worden de positieve resultaten. En bij écht goed onderzoek blijft er niks interessants over. En ongewenste studies (geen helder resultaat, of juist een heel zwart resultaat) verdwijnt steevast in een la. Want dat onderzoek wordt voor het overgrote deel georganiseerd door de voedselproducenten en in het contract staat vrijwel altijd dat zij beslissen of het verschijnt of niet.
Ioannides, verbonden aan Stanford, is een bekende op dit terrein. Hij grijpt regelmatig grote massa’s onderzoek bij de kraag, om ze methodologisch door te lichten. Het resultaat is steevast zeer teleurstellend en dus zeer leerzaam. Maar het is dweilen met de kraan open. Wetenschap is zelfreinigend, zo luidt de versleten mantra. We hoeven ons geen zorgen te maken over fraude à la Stapel, of over wondernootjes. Want als het niet klopt, dan blijkt dat op een gegeven moment vanzelf. Want als het resultaat ‘gek’ is, dan is er is altijd wel een collega die het onderzoek herhaalt. En als hij niks vindt, dan wordt dat gepubliceerd, en is onze kennis alsnog gegroeid. Dat is de droom. De illusie die de wetenschap nog maar al te graag verkondigt, Cloud Cuckoo Land. Nu de nachtmerrie. Er zijn inmiddels zo veel wetenschappers, die zo ontstellend veel publicaties (moeten) publiceren, dat er van replicatie en controle geen sprake meer is. De moderne wetenschap is een dolgedraaid circus waarin gepubliceerd wordt zonder noemenswaardige kwaliteitscontrole. Als de uitkomsten lijken op wat je mag verwachten, dan is het al snel goed. Geen hond die er verder nog naar omkijkt. Zoiets loont ook niet. Je moet iets leuks vinden. Iets dat een leuk persbericht oplevert, bijvoorbeeld. Van nootjes wordt je slim. Of nu weer: blijf je langer leven. Dat vinden de mensen leuk, dat vinden de bladen leuk, dat vinden de geldschieters leuk. En de wetenschapper, die sufferd, die gaat aan het werk.
En nee, Ioannides is géén exponent van dat veel geprezen ‘zelfcorrigerende’ karakter van de wetenschap. Hij, en een aantal andere collega’s die deze taak op zich genomen hebben, zijn roependen in de woestijn. De massa artikelen is te groot; de mogelijkheden om te sjoemelen en te frauderen zijn nóg groter. Men let niet op elkaars werk, en de hoogst zeldzame keer dat collega’s dat wél doen en naar het Hoofd stappen om fraude aan te geven, kijkt de baas de andere kant op (en wordt de klokkenluider soms zelfs gevraagd of hij niet iets anders moet gaan doen). En als dat de vuile zaakjes toch aan het licht komen, dan is het meestal jaren later en hebben de onderzoekers allang carrière gemaakt (als hoogleraar antropologie aan de VU, bijvoorbeeld). Er is kortom geen beginnen aan – en de wetenschap lijkt ook geen zin te hebben om daaraan te beginnen. Met moet publiceren, scoren. Je moet wel héél hoog in de boom zitten (zoals Ioannides) om daar tijd voor te hebben.
De nootjes zullen weer lekker smaken deze kerst. Het wachten is op onderzoek dat aantoont dat kaarsen rustgevend zijn, kerstballen inspirerend en oliebollen hoopgevend. De wetenschap kan het voor u allemaal bewijzen.