De Wetenschapsvisie 2025 van het kabinet gooit veel overhoop, maar ondertussen blijft alles zoals het was. Een moderne visie op wat wetenschap zou moeten zijn, is verder weg dan ooit. Eén ding wil minister Bussemaker in ieder geval duidelijk hebben: ‘vrij en fundamenteel onderzoek kan nooit een excuus zijn om je op te sluiten in je eigen lab of instelling. Punt.’ Dit opgestoken vingertje is niet bestemd voor de individuele onderzoeker maar voor de wetenschap in het algemeen. Jaar op jaar kreeg zij (en verder iedereen in dit land) te horen: wij wetenschappers doen het geweldig, geef ons nou maar zoveel mogelijk geld en laat ons nou maar zoveel mogelijk zélf uitmaken waar we dat aan besteden, dan komt alles goed. En als de domme buitenwacht daar aan twijfelde, dan kwam de directeur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) met grafiekjes die toonden hoe geweldig we meedraaiden in de publicatierace, of kwam de directeur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (KNAW) op televisie vertellen hoe machtig interessant het heelal wel niet was. Dat moest toch voldoende zijn. Maar dat soort rookgordijnen hebben hun beste tijd gehad.
In hetzelfde interview in de Volkskrant van 25 november kauwt de minister de Nederlandse wetenschap alvast voor hoe zij voortaan moet denken:
“Wetenschappers, is mijn ervaring, willen zelf ook helemaal niet meer in een ivoren toren werken. Men wil met andere vakgebieden werken en de relatie met de buitenwereld onderhouden.”
Concreet betekent dat in de Wetenschapsvisie 2025 dat NWO bij de beoordeling van aanvragen ook op ‘samenwerking en maatschappelijke thema’s’ gaat letten. Dat eerste is oud nieuws, dat laatste was voor NRC Handelsblad reden om haar artikel over de Visie (op de voorpagina) te koppen met ‘Burger betrekken bij wetenschap‘. Maar dat is nou nét niet de bedoeling. Wat maatschappelijke thema’s zijn, daar gaat de burger niet over. Dat zal de burger ook nooit mogen bepalen. Daarover maken wetenschap, overheid en bedrijfsleven de komende tijd afspraken – en daarbij kijken al deze partijen niet naar de burger maar naar de miljarden die de EU belooft voor EU-breed onderzoek op vanuit Brussel gedicteerde thema’s: energie, klimaatverandering en veroudering. Met z’n drieën gaan ze bekijken hoe ze de Brusselse potten kunnen leeghalen. Daar komt geen burger aan te pas. De minister gebruikt clichés als ‘ivoren torens’ om de hele boel weer eens om te gooien, en zo weer greep te krijgen op wat daar gebeurt. Want in Haagse ogen wordt er momenteel té veel geld besteed zonder dat de onderzoekers proberen om daarnaast EU-geld binnen te slepen. Dat moet, en dus wil Den Haag weten wat er gebeurt. En sturen. In de woorden van staatssecretaris Dekker (in hetzelfde interview): ‘Samenhang en synergie, daar is behoefte aan.’ In Den Haag, wel te verstaan.
Het komend jaar worden de bestaande geld verstrooiende instanties gereorganiseerd, zodat overheid en bedrijfsleven de poppetjes kunnen herschikken en alle neuzen straks keurig richting Brussel staan. Of wetenschappers, hoogleraren (die de aanvragen moeten verzinnen) en ambtenaren (die ze moeten lezen) dat leuk zullen vinden? Minister Bussemaker toont in datzelfde interview haar unieke kijk op de realiteit: “Je merkt in het veld echt dat men het eigenlijk wel prettig vindt dat het ministerie zich er weer mee wil bemoeien.” Maar natuurlijk.
Er verandert dus eigenlijk niets. NWO gaat straks anders heten en gaat zich concentreren op Europese thema’s. Overheid en bedrijfsleven schrijven voor waar onderzoek over moet gaan. De universiteiten wringen zich in nieuwe bochten om centen binnen te halen, en aangezien er verder niets verandert, kunnen ze zich net als voorheen bezig houden met geld doorsluizen naar onderzoek dat uitsluitend gericht is op de nutteloze rat race van het publiceren in de internationale toptijdschriften. En uiteraard het napluizen van allerhande lijstjes om na afloop wéér te roepen dat ze zo vreselijk goed zijn (Vraag een Britse, Franse of Duitse wetenschapper een Nederlandse topper te noemen, en het blijft angstig stil).
De enige maatregel vanuit de Visie die dit systeem van valse vooruitgang en perverse prikkels een heel klein beetje aantast, is het verlagen van de promotievergoeding. Met een paar procenten. Universiteiten verdienen goed aan promoties, met als gevolg dat het er de afgelopen jaren steeds meer zijn geworden, terwijl de kwaliteit van het proefschrift navenant is gedaald. De druk van hogerhand om promovendi af te leveren (lees: geld te verdienen) maakte hoogleraren horendol en droeg flink bij aan de kortademigheid van het wetenschappelijk onderzoek. Bovendien levert deze ‘promotiefabriek’ elk jaar weer een klein legertje hooggeleerde werklozen af die veel beter veel eerder iets nuttigs hadden kunnen leren. Maar deze minieme ingreep is niet meer dan signaaltje. Het is maar de vraag of de universitaire bestuurders de druk daarmee zullen verminderen – vergroten ligt meer voor de hand.
Burgers betrekken bij de wetenschap? Het vage ideaal van Science in Transition en vele andere stuurlui aan de wal, is verder weg dan ooit. De burger die meepraat? Met drie partijen rond de tafel is het al druk genoeg, zullen alle partijen zeggen. En het gaat over miljarden. Over geld verdienen. Als dat geen maatschappelijk thema is, deze dagen…