Ik sta hier met een verscheurd gevoel. Hier binnen, bij kaarslicht, herdenken wij een huiveringwekkende uitbarsting van Jodenhaat in 1938. Daar buiten, met zwaailicht, staan bewakers om ons en deze eeuwenoude synagoge te beschermen tegen de dreiging van anti-Joodse agressie nu. Dat is wrang en verdrietig. Het maakt het verleden voelbaar. Vanavond herdenken wij de nachtmerrienacht van november 1938. Joodse winkels werden verwoest.Synagogen in brand gestoken. Onschuldige burgers aangevallen, opgepakt en afgevoerd.Omdat ze Jood waren. Voor het oog van de wereld zetten de nazi’s opnieuw een schaamteloze stap op weg naar hun uiteindelijke doel: de verdrijving en vernietiging van de Joden.
Het is voor onze samenleving essentieel om deze gruwelijke gebeurtenis te herdenken en te blíjven herdenken. Dat houdt ons alert. Waakzaam op antisemitisme en andere vormen van discriminatie. Wakend voor onverdraaglijke onverschilligheid over het lot van mensen die worden verjaagd en vervolgd.
We kunnen het verleden niet veranderen, maar het verleden kan ons wel veranderen. Vormen.
Mijn verbijstering over de gênante onverschilligheid waarmee de overgrote meerderheid in november 1938 toe bleef kijken, verplicht mij om nu niet te zwijgen als ik zie dat mensenrechten worden geschonden.Onze verontwaardiging over wat er toen is gebeurd, moet ons aansporen te voorkómen dat het nog eens gebeurt. Het is die verbijstering, die verontwaardiging die ons hier verbindt.
Straks lopen we met elkaar naar de Hollandsche Schouwburg. De plek waar Joden tijdens de bezetting heen werden gevoerd voor deportatie. Het was bij voorgaande herdenkingen gebruikelijk om daar buiten, vóór de Hollandsche Schouwburg, kransen te leggen. Dat gebeurt dit jaar niet. We doen het dit jaar op de binnenplaats. Omdat er permanente politiebewaking voor de deur staat. Dat doet ijzingwekkend pijn.
Dat zó’n monument bewaakt moet worden…
Dat voelt als een schande voor onze samenleving.
Ik begrijp dat het bittere noodzaak is, maar dat déze plek, waarmee mijn leven onlosmakelijk is verbonden, permanent bewaakt moet worden, dat voelt als een aanklacht.
Ik wil niet leven in een land waar de Kristallnacht alleen met bewakers voor de deur herdacht kan worden. Mijn Nederland, óns Nederland, is een land waarin iedereen zich vrij en veilig voelt. Waar je kunt zijn wie je bent, waar je kunt geloven wat je wilt, waar je niet anders dan anderen wordt behandeld, omdat je Jood bent, omdat je moslim bent, omdat je homo bent.
In ons land moeten mensen met verschillende meningen en verschillende godsdiensten vreedzaam en verdraagzaam samen kunnen leven.
Wij zeggen nee tegen elke vorm van discriminatie. Of je nou een keppeltje of een hoofddoek draagt, in Nederland moet je met een veilig gevoel over straat kunnen lopen.
Ik weet dat veel mensen hier zich ernstig zorgen maken over toenemend antisemitisme. Ik begrijp dat. Ik voel de verontrusting. Ik snap ook dat ik die zorgen niet weg kan nemen met wat sussende woorden, maar ik wil hier wel hardop zeggen dat ik tot op het bot gemotiveerd ben om me in te zetten voor uw, voor onze, vrijheid en veiligheid.
Het kabinet is niet van plan om ook maar één millimeter te wijken voor de terreur van de intolerantie. Anti-Joodse agressie wordt hard aangepakt. Er wás en er ís antisemitisme in ons land. Daar zijn we op 5 mei 1945 helaas niet van bevrijd. Dat moeten we voortdurend bestrijden.Zeker in deze tijd waarin smeulend antisemitisme door de spanningen in het Midden-Oosten wordt aangewakkerd en hier en daar gevaarlijk ontvlamt. Dat vraagt om redelijkheid.
Dat vraagt om nuchterheid.
We moeten ons niet mee laten slepen en voorkómen dat conflicten dáár tot conflicten híér leiden.Het aanpakken van antisemitisme en andere vormen van discriminatie vraagt om een brede aanpak, die begint in de opvoeding.Ik vind het een plicht van ouders om hun kinderen op te voeden met respect voor andere mensen; ook als die anders denken en doen.
Ik vind het vanzelfsprekend dat kinderen hier groot worden gebracht met de kernwaarden van onze samenleving. En als ze dat thuis allemaal niet meekrijgen, dan moeten we ze dat op school maar bijbrengen.
Meer dan ooit moeten we als samenleving investeren in het bestrijden van domme vooroordelen en discriminatie. We zijn met elkaar verantwoordelijk om te voorkómen dat er een vruchtbare voedingsbodem ontstaat waar het zaad van de haat kan ontkiemen en opkomen. Het is tijd dat wij, gewone vaders en moeders, gewone opa’s en oma’s, gewone gelovigen en ongelovigen, onze mond open doen en luid en duidelijk maken, dat we horen, dat we zien, maar dat we niet zwijgen over onrecht en onverdraagzaamheid om ons heen.
Wij accepteren niet dat mensen zich hier bedreigd moeten voelen. Wij accepteren niet dat mensen worden buitengesloten. We mogen niet lijdzaam toekijken als onze rechtsstaat wordt ondermijnd. Dat is één van de belangrijkste lessen uit de geschiedenis van de Kristallnacht.
Wij moeten voorkómen dat onze kinderen en kleinkinderen over driekwart eeuw hier in het kaarslicht zitten en hun hoofd schudden over de manier waarop wij het uit de hand hebben laten lopen.
Onze geschiedenis is een aaneenschakeling van momenten waarvan we achteraf kunnen zeggen: ‘Als er toen anders was gereageerd, dan had de geschiedenis mogelijk een andere loop gehad.’ We kunnen nooit met zekerheid zeggen wat er na de Kristallnacht zou zijn gebeurd als destijds meer mensen minder laf en lamlendig hadden gereageerd. Maar ik leef graag met het idee dat het wel van invloed zou zijn geweest.
Het vraagt om betrokkenheid, het vraagt om moed, maar wij zijn in staat het tij te keren. Door voor elkaar op te komen. Door elkaar te beschermen. Door op tijd het zwaailicht aan te zetten als mensen in verdrukking komen.
De geschiedenis kunnen we daar niet mee veranderen, maar de toekomst wel.
Dat moeten we doen.
Al is het maar voor één mens.
Dit is de toespraak die Lodewijk Asscher hield bij de herdenking van de Kristallnacht in de Portugese Synagoge in Amsterdam op zondag 9 november 2014.