Eén van de beste uitspraken die Mark Rutte ooit deed over onze multiculturele samenleving vond ik die over het invechten van nieuwkomers: ‘Ik kan tegen Nederland zeggen: “Discrimineer alstublieft niet, beoordeel iemand op karakter en kennis.” Maar als het wel gebeurt, heeft Mohammed de keus: afhaken wegens belediging of doorgaan. Nieuwkomers hebben zich altijd moeten aanpassen, en altijd te maken gehad met vooroordelen en discriminatie. Je moet je invechten.’ (Metro, 16 maart 2015)
Waarom vond ik die uitspraak zo goed? Omdat hij erkent dat er sprake is van vooroordelen en discriminatie en ook dat de slachtoffers daarvan het extra moeilijk hebben. Maar het is een vorm van erkenning die voor de slachtoffers niet neerbuigend is. Zij kunnen er wat aan doen! Toch is hem deze uitspraak door veel migranten en diegenen het goed voor hebben met migranten, niet in dank afgenomen. ‘En Mark kijkt toe,’ schrijft Gerrit Dijkstra uit Utrecht op Volkskrant.nl. Dat kan waar zijn, maar het volgt niet uit deze uitspraak. Men kan erkennen dat er discriminatie is, de nieuwkomers aansporen daartegen te vechten en ze daar ook een handje bij helpen. Dat is wat de Nederlandse overheid vaak doet.
Maar de kritiek kan nog veel verder gaan. Mercedes Zandwijken schreef in De Groene Amsterdammer van 16 juli: “Een mooi staaltje van blaming the victim”.
Pardon? Als Rutte met deze uitspraak iets niét doet dan is het de slachtoffers de schuld geven. Het probleem ligt bij de ontvangende samenleving, zegt Rutte, en het enige wat nieuwkomers kunnen doen is ‘zich invechten’.
Zandwijken vervolgt: “Hij zou er beter aan doen om zich ongerust te maken over de nieuwe cijfers van de OESO en Eurostat, die aangeven dat vrijwel nergens in Europa de kansen op de arbeidsmarkt voor allochtonen zo slecht zijn als in Nederland.”
Ik denk dat Rutte zich ook ongerust maakt, maar ik vrees dat hij uit die cijfers heel andere conclusies trekt dan Zandwijken voor ogen staan. Rutte zal waarschijnlijk denken: “Wat gek die slechte cijfers. Dat kan niet liggen aan rassendiscriminatie, want die is in Nederland niet veel hoger dan in de andere Europese landen. Dan moet het ergens anders aan liggen. Misschien wel aan het feit dat wij hier zulke goeie sociale voorzieningen hebben. Dat zet niet aan tot werken!”.
Je kan daarover van mening verschillen, maar dat is niet de kern van de zaak.
Rutte gaat er terecht van uit dat xenofobie onuitroeibaar is. Waar mensen aan groepsvorming doen, doen ze aan uitsluiting. Waar mensen aan etnische groepsvorming doen, doen ze aan etnische uitsluiting. Je kunt dat betreuren, je kunt dat bestrijden, maar je kunt het niet afschaffen. Het probleem is dat Zandbergen dat niet wil accepteren. Voor haar is het niet voldoende dat er door de overheid iets gedaan wordt aan discriminatie, het is niet voldoende dat leden van de meerderheidsgroep uitspreken dat discriminatie fout is. Nee, voor Zandhuizen is het leven in een land met een blanke meerderheid een hel. Wie dat niet erkent deugt niet.
Daarom deugt ook Stephan Sanders niet, met wie zij in De Groene Amsterdammer een pijnlijke correspondentie voerde. Want Sanders zou in zijn wens om iedereen op dezelfde manier te willen behandelen ‘kleurenblind’ zijn. Maar die kleurenblindheid is nu juist de kern van onze rechtsstaat, die etnische en religieuze minderheden de ruimte geeft om zich te emanciperen; om zich te verzetten tegen subtiele en minder subtiele vormen van discriminatie, zonder de illusie dat onrechtvaardigheid en uitsluiting ooit tot het verleden zal behoren. Het streven naar een betere wereld is de kern van onze verlichtingsidealen, maar de harde eis van een VOLLEDIG RECHTVAARDIGE SAMENLEVING NU! is gevaarlijk. Het streven naar het paradijs op aarde leidt tot het omgekeerde van wat men beoogt. Parijs is hiervan het meest recente, maar zeker niet het laatste voorbeeld.
Wie een paradijs op aarde wil maakt vaak het samenleven tot een hel.