De wetenschap heeft een diversiteitsprobleem. In het bijzonder in de sociale wetenschappen is het overgrote deel van de wetenschappers te links. Hun dominantie op de faculteiten is zelfs zo sterk, dat andersdenkenden vaak niet meer uit de kast durven komen. Het leidt tot zelfcensuur, eenzijdigheid en uiteindelijk tot afname van de geloofwaardigheid en de autoriteit van door de wetenschap geproduceerde kennis. Nee, dit is niet de politieke stelling van een andere rechts-populist, maar de conclusie van de progressieve Amerikaanse hoogleraar Jonathan Haidt, in zijn keynote speech voor het jaarcongres van de American Psychology Association.
We weten niet of dit probleem in Nederland net zo groot is als in de Verenigde Staten. Maar iedereen die de kwaliteit en het gezag van de wetenschap aan het hart gaat, zou het wel moeten wíllen weten. Toen ik daar vorige week toe opriep, reageerde minister Bussemaker echter vinnig. Hier in Nederland is geen sprake van politieke homogeniteit en er is geen reden om er een onderzoekje naar te doen. Ook uit de hoek van linkse wetenschappers viel hoon mij ten deel. Ik zou de wetenschap willen politiseren, politieke voorkeuren willen registreren of universiteiten zelfs willen verplichten om politieke voorkeur onderdeel te maken van het aannamebeleid. Als het probleem er daadwerkelijk niet is, kun je je een ontspannener reactie op mijn bescheiden oproep veroorloven, zou je zeggen.
Maar het probleem is er wel degelijk. Dat blijkt wel uit een ander deel van de reacties. Voorbeelden te over van de gevolgen van politieke homogeniteit. Een wetenschapper promoveerde op het onderzoek naar de economische effecten van immigratie en kwam tot de conclusie dat de wetenschap hier veel te positief over was. Hij kon al tijdens zijn promotie op de nodige weerstand rekenen. Na zijn promotie wilde hij vervolgonderzoek doen. Hij diende bij NWO een onderzoeksvoorstel in dat een zeer positieve beoordeling kreeg op relevantie en haalbaarheid. Niettemin kreeg hij geen geld. De wetenschapper hield het uiteindelijk voor gezien omdat hij meende dat voor dergelijk onderzoek heel lastig geld te krijgen zou zijn en hij had ook geen zin meer om voortdurend door collega’s veroordeeld te worden. Of de student bestuurskunde, VVD-lid, die mij schreef dat hij zich door de regelmatige linkse tirades van zijn docenten maar liever buiten discussies over de actualiteit houdt. En wat te denken van het verhaal van mijn PVV-collega Martin Bosma, die nergens een promotieplaats kon krijgen. Hij werd gelukkig uiteindelijk, een mooi voorbeeld van hoe het wel zou moeten, onder begeleiding genomen van de bekende hoogleraar Meindert Fennema (lid van GroenLinks).
Dit moet geen polariserende links – rechts discussie zijn. We moeten dit gewoon willen weten. Rector magnificus van de Universiteit Utrecht, Bert van der Zwaan stelt in zijn boek Haalt de universiteit 2040 dat “in een tijd dat the wisdom of the crowd regeert, er grote behoefte is aan in ieder geval één volledig betrouwbaar instituut.”
Dat het nooit helemaal objectief wordt spreekt voor zich. Ons denken is nu eenmaal per definitie subjectief. Juist daarom is het van groot belang dat er ruimte is voor alle perspectieven. Inclusief politieke perspectieven, zoals Haidt stelde. Op alle faculteiten moet bij de beoordeling van voorstellen en publicaties de wetenschappelijke kwaliteit het enige beoordelingscriterium zijn. Nergens moet een wetenschapper druk tot zelfcensuur hoeven voelen. Als we signalen krijgen dat dit wel het geval is, zoals nu, dan moeten we die serieus nemen.
Ten slotte zeg ik tegen al die bezorgde wetenschappers: nee, we gaan wat mij betreft niet PvdA’ers, Groenlinksers en D66’ers turven. Maar ik wil wel weten hoe groot het probleem van zelfcensuur en groepsdruk is. En ik zou graag zien dat ook in Nederland binnen de academische wereld een serieus en oprecht debat hierover ontstaat. Dat zou de wetenschap, de bron van onze wijsheid, sieren.