Slechts twee keer in mijn leven heb ik het gevoel gehad: “Nu moet ik de straat op!”. De eerste keer was in 1989 toen Iran een Fatwa afkondigde over de schrijver Salman Rushdie die met zijn Duivelsverzen de profeet zou hebben beledigd. Ik heb een jaar lang al mijn vrienden dit (overigens tamelijk vervelende) boek cadeau gedaan voor hun verjaardagen. De tweede keer was donderdagavond. De speeches waren goed. Kort, krachtig en geïmproviseerd. Maar de onderliggende reden is belangrijker: Freedom of speech. Ik ga dus niet snel de straat op. Als politicus al helemaal niet. Ik heb, dankzij u, andere middelen die ik kan aanwenden om vrijheid van meningsuiting te bewaken. Maar tegen aanslagen als die op Charlie Hebdo en alles waar voor zij staan, is haast niemand bewapend. En dan is er vooral het gevoel van machteloosheid.
Onze samenleving is immers per definitie kwetsbaar. Deze is even vrij als open en gaat uit van de rede, niet van geweld. Al die spontane en massale manifestaties van kwetsbaarheid (“de stille tochten”), open en vrij denken, schrijven en tekenen (“de huidige stortvloed aan cartoons, opiniestukken en woorden”) en de rede (“geen oorlogsverklaringen of groepsvervolging”) zijn de sterkst denkbare reactie. Ze herbevestigen niet alleen de pijlers van vrijheid en verdraagzaamheid onder onze samenleving, maar ook de samenleving zelf. De weerbaarheid, waar zovelen om vroegen, is er. Dat laten al die tochten nu zien.
Of je nu cartoons tekent waarmee je kennelijk je leven in de waagschaal stelt, of werkt bij de media die ze verspreiden tot aan de krantenbezorger toe; de wens om “Charlie te zijn” is een manifestatie van het besef van de waarde van vrijheid. En dat is, lijkt me, het beste antwoord dat diegenen kunnen krijgen die, zelfs als ze zijn opgegroeid binnen die vrijheid, rondlopen met de gedachte dat ze hun profeet moet wreken. Er is alle vrijheid de profeet te vereren, geen enkele om hem te wreken.
De aanslag op Charlie Hebdo is niet het resultaat van Frans falen om de moslim-immigranten uit hun vroegere koloniën (Algerije) in de eigen samenleving te integreren. Al is er, net als op alle Europese samenlevingen, zeer veel kritiek mogelijk over de wijze waarop dat is gedaan. Daar beginnen met kijken voor verklaringen voor de aanslag is wegkijken van de primaire oorzaak.
De aanslag op Charlie Hebdo is ook niet het gevolg van Franse militaire acties in Afghanistan of Libië, de Amerikaanse invasie van Irak of zelfs hun behandeling van gevangenen in Abu Ghraib. Daar als eerste de verklaring zoeken is een ontkenning van de waarden van vrijheid waarmee wij militairen op hun missie stuurden.
De aanslag op Charlie Hebdo valt ook niet primair te verklaren uit de sociaal-economische achterstanden van migrantengroepen. Niet in de banlieues van Parijs, noch in de Baarsjes in Amsterdam. De opbrengsten van vrijheid en verlichting die onze samenlevingen zo welvarend hebben gemaakt zijn nergens ter wereld zo genereus gedeeld.
De aanslag op Charlie Hebdo is ook niet het directe gevolg van gebrek aan respect voor de heiligdommen van een ander. Gebedsruimten worden niet massaal opgeblazen, maar juist beveiligd. Predikers worden niet opgesloten, maar zijn – helaas – zelfs geïmporteerd. De vrijheid van godsdienst bracht ons juist de vooruitgang die ons deel van de wereld, Nederland voorop, zo welvarend en innovatief hebben gemaakt.
Charlie Hebdo nam niet alleen moslims en de Islam op de korrel, iedereen kreeg ervan langs. Maar alleen moslims reageerden met geweld. De aanslag op Charlie Hebdo is dan ook het gevolg van een extremistische uitwas van de islam. Een religie die zelf alle ruimte kreeg, krijgt en, wat mij betreft, ook houdt. Maar een religie die ook zal moeten erkennen dat, wat in haar naam gebeurt, niet slechts kan worden veroordeeld. Niet aan onze buitengrenzen waar onze militairen opereren op verzoek van islamitische landen en ter verdediging van hun bevolking. Niet in onze binnensteden waar politie en justitie steeds meer taken krijgen en waarmee het veiligheidsgevoel van alle burgers wordt geraakt.
Open samenlevingen kunnen de balans tussen vrijheid en repressie niet handhaven als de vertegenwoordigers van de islam niet voorop gaan in het bestrijden van de uitwassen in hun naam. Mooi dat al die pennen de lucht ingaan, een krachtig en spontaan symbool. Maar in Europa wordt het tijd dat verlichte en moedige moslims opstaan en de pen, microfoon of camera grijpen. We hebben er meer nodig dan burgemeester Aboutaleb, Ahmed Marcouch of Yassim Elfourkani. Mijn uiterst vriendelijke taxi-chauffeur Hakan, uw geweldige slager, de Rotterdamse wijnbar van Elou Ahkiat. Ik maak ook een diepe buiging voor agent Ahmed Merabet die in koelen bloede op straat werd geëxecuteerd door zijn “geloofsgenoten”. En voor die moedige Charlie Hebdo redacteur van Algerijnse komaf, Mustapha Ourrad.
In Den Haag, waar donderdag het protest, of steunbetuiging zo u wilt, plaatsvond – zoals op veel plaatsen in Nederland – werden op diezelfde dag het hoger beroep tegen Azzedine C. en het kort geding van Sabir K. behandeld. “Liever in de bak, dan in Irak”, zoals mijn collega Klaas Dijkhoff het verwoord. Onze rechtstaat, onze veiligheidsdiensten en politie doen wat zij moeten doen om Islamitische terreurdreiging in Nederland op te sporen en tegen te gaan. Toch is ook ons dreigingsniveau “substantieel” en mogen we ons geen illusies maken dat wij onkwetsbaar zijn. Integendeel.
Maar we zijn niet – zoals sommigen beweren – in oorlog met de Islam. Dat te denken is vallen voor de logica van de zeloten met hun AK47’s. Maar wij mogen wel van islamitische vertegenwoordigers en van de Islamitische geloofsgemeenschap in ons vrije midden vragen de strijd aan te gaan met het extremisme en fundamentalisme, intolerantie en intimidatie in naam van een religie en een geloofsgemeenschap die in vrije, open en westerse samenleving wil bestaan.
De redacties van onze media, cartoonisten achter hun tekentafels, politici in onze vergaderzalen, allen moeten zich vrij kunnen voelen om het wezen van de samenleving te kunnen vormen. Anders zeg ik, met burgemeester Aboutaleb, als je dat niet wilt onderkennen ben je in een open, vrije samenleving, niet op je plaats.