Nederlandse omroepen en zenders denken dat ze alles kunnen uithalen met politici in een tv-debat. Zelfs hun vakantiekiekjes moeten getoond worden. Het wordt tijd dat politici zelf de regie nemen. Dat schreef Roderik van Grieken, directeur van het Nederlandse Debat Instituut, dinsdag in NRC Handelsblad. Hij werpt zich op als verdediger van politici die volgens hem kennelijk niet in staat zijn de regie te voeren over hun publieke optreden vooral op televisie. Vreemd en ridicuul.
Van Grieken beschrijft hoe het er in de Verenigde Staten aan toe gaat en gaat terug in het verleden. Maar vergeet er bij te schrijven dat politici in Angelsaksische landen al bezig waren in het begin van de vorige eeuw zich via media te profileren door mediatraining. In ons land stond dat nog niet eens in de kinderschoenen. Mediatraining is in de USA een doodnormaal verschijnsel en wordt in grote mate door politici gevolgd. In ons land schamen politici zich er voor in het openbaar te vertellen dat ze worden getraind in optredens in de media, zoals premier Mark Rutte dat glashard ontkende in het programma College Tour van Twan Huys.
Van Grieken beschrijft in NRC hoe Richard Nixon en John F. Kennedy in 1960 de eersten waren die een verkiezingsdebat op televisie voerden. Over dat debat voerden de partijen een keihard gevecht over de voorwaarden. Afspraken over inhoud, spreekvolgorde, cameraposities, debatleider en of er zittend of staand opgetreden zou worden. Op deze manier zou de regie in eigen hand worden gehouden. Anno 2015 zijn de onderhandelingen nog veel harder en gedetailleerder. Eerst maken partijen een afspraak en leggen dat vervolgens voor aan de zenders als een onomkeerbaar dictaat. Zonder blikken of blozen. Amerikaanse politici gebruiken hun interview – en presentatietechnieken om de ander onder uit te halen.
Ook in commercials op radio- en televisie proberen politieke partijen hun tegenstanders finaal af te maken. Het verleden van kandidaten wordt tot op het bot uitgezocht en alles waar een geur van onwaarheden is te vinden, wordt een tegenstander als leugenaar en slecht mens en politicus bestempeld.
Van Grieken geeft een overzicht hoe het in Nederland is gesteld bij verkiezingsdebatten op televisie. Daar maken de omroepen de dienst uit. Zij bepalen wie er wel of niet mag komen en hoe de opzet van het programma is. Hij stelt dat het nogal vaak verkeerd uitpakt. Teveel ligt het accent op entertainment om veel kijkers te trekken in plaats van inhoudelijke politiek. De debatleider zou tegelijkertijd scheidsrechter zijn, interviewer en gangmaker. Dat lijkt mij prima. Een debatleider moet ook sturen en proberen politici tegen elkaar uit te spelen. Dat maakt een tv-debat ook aantrekkelijk en interessant. Het zegt iets over politici of ze wel of niet in staat zijn om hun eigen boodschap en optreden te regisseren of negatieve vragen kundig te pareren. Van Grieken doet zielig over politici:
“Zo kan het gebeuren dat de ene lijsttrekker met een kritische vraag uit evenwicht raakt en de ander een schouder klopje krijgt.”
Hij geeft aan dat politieke partijen meer en meer beseffen dat een televisiedebat hun partijleider en campagne kan maken of breken. Zo ging Emile Roemer ten onder in zijn verkiezingscampagne in 2012. En boekte Diederik Samsom succes met het zinnetje: “Nu doet u het weer’, tegen Mark Rutte. Politici moeten vooral niet vergeten dat we wel leven in een snelle mediawereld en dat alle mogelijkheden om te scoren benut moeten worden. Mijn stelling is dat politici bij publieke optredens (radio- en televisie) nog teveel denken in bedreigen in plaats van kansen. Ze willen graag scoren en ze zijn publiciteitsgeil. Veel politici vergeten een heel belangrijke wet namelijk de Wet van de V’s, voorbereiden, voorbereiden en nog eens voorbereiden.
NRC-politiek redacteur Tom-Jan Meeus schreef eerder in zijn krant dat zes spindoctors van even zoveel politieke partijen (VVD-PvdA-SP-PVV-D66-CDA) vorig jaar op de koffie gingen bij de hoofdredactie en de Haagse chef van de NOS. Gespreksonderwerp: het tv-debat over de provinciale statenverkiezingen. Het is goed om dit al in een vroegtijdig stadium te gaan bespreken. Maar de opmerking van Roderik van Grieken dat dergelijke debatten door jolige programmamakers gaat over het beeld dat het grote publiek krijgt van een politicus gaat mij veel te ver. Laat politici maar oefenen en trainen in het voeren van debatten op hoog niveau op televisie. Het is bekend dat Diederik Samsom behoorlijk veel oefent met fractiegenoten die de rol van zijn politieke tegenstanders op zich nemen. Zijlstra, Wilders, Buma, Pechtold en overige fractieleiders hullen zich in stilzwijgen: “Ik … een camera of mediatraining nodig? Nee hoor, heb ik niet nodig.” De heer Van Grieken vergeet dat politici veel debatten voeren in zaaltjes en cafés in het land en daar al kunnen warm draaien voor de grote verkiezingsdebatten. Ook de eigen zendtijd voor politieke partijen is een kans voor partijen visie en mening op een goede manier aan de man/vrouw te brengen.
Politici krijgen genoeg kansen om zichzelf te bewijzen. De kiezer oordeelt en beoordeelt daarna. Geen krokodillentranen dames en heren politici, je kunt het of niet. Neem de regie in eigen hand zeker in een tv-debat dat rechtstreeks, live wordt uitgezonden. Dan heb je trouwens ook meer macht dan je denkt. Een dringend advies van mijn kant: spreek in korte zinnen en gebruik voorbeelden die het voor kijkers duidelijk en herkenbaar maken waarover het gaat. Geen afkortingen en jargon. En denk aan lichaamstaal en stemgebruik. Nu ik deze column aan het schrijven ben, bekruipt mij toch het gevoel of de directeur van het Nederlands Debatinstituut, Roderik van Grieken, het verhaal heeft geschreven uit commercieel oogpunt.
Het NRC gaf hem wel een podium daarvoor.