PVV en D66 gelden als absolute tegenpolen en tussen hun beider electoraat bestaat amper enige overlap. Ook al zweven bij deze verkiezingen meer kiezers dan ooit, de kans dat iemand aan een opiniepeiler meedeelt enorm tussen PVV en D66 te twijfelen is tamelijk gering.
Daarvoor verschilt het wereldbeeld van hun aanhang, in samenhang met het politieke programma van Wilders en Pechtold, teveel: nationalistisch versus kosmopolitisch, anti-EU versus pro-Europees, xenofoob versus tolerant, protectionistisch versus neoliberaal. Zet de PVV in op meer zekerheid voor de verliezers van de globalisering, in sociaal-cultureel èn sociaal-economisch opzicht, D66 bepleit juist, als partij van de winnaars van de globalisering, meer flexibiliteit.
Des te opvallender is dat zij beide eigenlijk een tamelijk antidemocratische opvatting over politiek koesteren, en in dat opzicht elkaars spiegelbeeld zijn. Bij de PVV ligt dat er duimendik op: voor haar draait het om de tegenstelling tussen het goede volk en een slechte elite. De wil van het volk wordt hier als één en ondeelbaar opgevat en iedereen die de wil van ‘het volk’ niet deelt is bijna vanzelf een landverrader. Er is ‘voor ons’ maar één deugdelijk beleid denkbaar.
D66 hanteert, zij het minder uitgesproken, in feite een soortgelijke tweedeling, alleen zijn positief en negatief hierbij omgedraaid. Voor D66 staat tegenover het domme volk een verstandige elite van deskundigen die op grond van voor neutraal gehouden kennis min of meer ‘objectief’ kan bepalen welk beleid het beste is. Wie het daar niet mee eens is snapt het niet en krijgt het gewoon beter uitgelegd. Veel partijen bezitten deze paternalistische karaktertrek, maar bij D66 is die het sterkst.
Zoals de PVV geen reëel alternatief voor haar opvattingen erkent, omdat zij alle alternatieven als verderfelijk beschouwt, zo erkent D66 de facto ook geen reëel alternatief voor háár opvattingen, omdat zij alle alternatieven als onverstandig beschouwt. Haar politieke plannen heten ‘rationeel’ de beste en worden vanwege de globalisering als onvermijdelijk voorgesteld. ‘TINA’ – there is no alternative.
Niet voor niets vormt het ‘we moeten vooruit’ in D66-kring zo’n populaire verkiezingsleuze, die impliceert dat alternatieve wegen achteruit voeren en dus doodlopen. Nu zijn vrijwel alle verkiezingsleuzes tamelijk hol, maar bij ‘minder overheid’ of ‘meer solidariteit’ kan iedereen zich meer concreets voorstellen dan bij ‘vooruit’. Het suggereert bovendien valselijk dat iederéén er baat bij heeft.
Maar politiek gaat juist over zaken waarover men op goede gronden van mening kan verschillen – en wel, en dat is even cruciaal, omdat juist nièt iedereen bij bepaalde maatregelen baat heeft. Die waarbij dat wel het geval is zijn juist apolitiek. Politieke maatregelen kennen vrijwel altijd slachtoffers: mensen die er als gevolg van bepaald beleid op achteruitgaan. Politiek is meestal geen win-win-situatie voor alle betrokkenen, maar een strijd tussen botsende belangen.
Welk belang dan zwaarder moet wegen is geen rationale, maar een morele vraag, gefundeerd op noties aangaande rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid, op basis dus van een bepaald mens- en maatschappijbeeld, kortom, een bepaalde ideologie. Iets waarvan D66 met haar sterk technocratische kijk juist de relevantie ontkent: zij beschouwt die als zodanig als achterhaald. Niet toevallig vormt zij de grote pleitbezorger van Paars: een kabinet zonder politiek-morele richting dat buiten de Haagse incrowd en het bestuurlijke lobbycircus niemand overtuigt.
Wie deze dingen – er zijn meer reële opties, elk ervan kent verliezers, en de vraag wie ‘terecht’ verliest, is een morele – ontkent, kan net zo goed de democratie afschaffen, om door deskundigen buiten de burger om het beleid te laten bepalen – of straks zelfs door computers. Louise Fresco, universiteitsbestuurder in Wageningen, heeft in De Volkskrant van 17 februari daarop al eens gezinspeeld.
Evenzeer als het PVV-idee van een egoïstische elite versus het goede-volk-dat-unaniem-hetzelfde-wil is echter ook het D66-idee van een onbaatzuchtige elite van objectieve deskundigen een fictie. Het veronderstelt bij hen een bovenmenselijke vorm van waardenneutraliteit die niet bestaat en vormt daarmee ook zèlf een ideologie waarvan de aanhangers het ideologische karakter alleen niet beseffen. Want uiteindelijk zijn het subjectieve voorkeuren die daaraan ten grondslag liggen, op basis van bediscussieerbare waarden in plaats van wetenschappelijke waarheden.
De vraag wat bijvoorbeeld bij een uitbreiding van Schiphol zwaarder moet wegen: meer materiële groei of het genot van een rustige zondagmiddag in de tuin, valt namelijk niet rationeel te beantwoorden. Dat is een vraag naar wat het goede leven behelst – en alleen voor de technocraten voor wie economische groei een doel op zichzelf is dat vóór alles gaat staat dan het antwoord vast.
Maar de politieke vraag luidt: willen wij een hoger BNP tot elke prijs? Wie profiteren bijvoorbeeld van open grenzen en wie niet? Weegt het belang van de consument bij lagere prijzen zwaarder dan dat van de vrachtwagenchauffeur bij het behoud van zijn baan? Dat betekent dat CPB-rapportcijfers wel iets kunnen zeggen over de haalbaarheid van bepaalde plannen, maar niet over de wenselijkheid. Het is niet toevallig dat, waar de PVV het CPB mijdt omdat zij dan door de mand zou vallen, D66 het CPB zo fanatiek als hoogste keurmerk omarmt.
Symptomatisch is de manier waarop het door D66 gedomineerde stadsbestuur van Amsterdam nu van de Brexit hoopt te profiteren, door te beloven verhuizende bankiers in de watten te zullen leggen. Vast goed voor de stedelijke begroting. Maar ook goed voor de huidige stedelijke bewoners? Door snel stijgende prijzen wordt de stad zo straks even onbetaalbaar voor modale inkomens als Londen nu. Welk belang weegt zwaarder? Het technocratische antwoord luidt: dat van Amsterdam als abstractie. Het democratische: dat van de concrete Amsterdammers.