Een poos geleden was ik het onderwerp van een Twitter-relletje: er werd een jeukerig bedel-evenement opgezet, onder het mom van (naasten)liefde en 2.0 modern doen besloot een echtpaar hun Mooiste Dag ‘twedding’ te noemen. Om vervolgens middels een overvloed aan mediahoererende en tenenkrommende acties alles, van lokatie tot hapjes, bij elkaar te bedelen. Crowdsourcing, vonden zij; enorm mutserig en smakeloos, vond ik. En dat twitterde ik ook. Het werd een vrolijke bash, zo’n vrijdagochtendaanhaker waarbij de hashtag #twedding kwistig en niet erg positief werd gebruikt.
Een mede-organisator van de Twedding, Pim Ausems, achtte het nodig om mijn werkgever te mailen met klachten over mijn tweets betreffende de Twedding. Mijn baas gaf uiteraard geen sjoege en stelde dat mijn privétweets privézaak zijn. Hierop maakte ik de klikspanerij van Ausems publiek en was de spreekwoordelijke stront aan de spreekwoordelijke knikker voor de tweddingplanner.
Geinige schermutseling tussen een kleingeestige ondernemer en een onbeduidende kopijslaaf, het principe ‘klikken als je ook iemand rechtstreeks kan benaderen is NOT DONE’ was belangrijker dan de poppetjes. En terecht.
Geamuseerd las ik gisteren het blog van Jamal Ouariachi. Ook troonpretendenten van De Grote Één doen soms een pimausems, en schromen daarbij niet om wel degelijk hun positie op de Grachtengordelapenrots in de strijd te werpen. Om een handvol tweets van een debutant annex boekverkoper dreigt Zwagerman zijn lezing bij de boekhandel af te zeggen, en slechts met gevlei en zoete woorden kan de deuk in het kwetsbare ego gladgestreken worden. Pim Ausems maakte een onbeholpen inschattingsfout, maar Kroonprins Zwagerman, noblesse oblige, n’est pas?