AMSTERDAM – Actrice Ricky Koole gaat met een volle agenda het nieuwe jaar in. In het theater is zij te zien in het hartverscheurende liefdesdrama The Broken Circle Breakdown en binnenkort beginnen de opnames voor een heel seizoen Bureau Raampoort. Zeven vragen aan Koole.
Hoe kwam The Broken Circle Breakdown, over twee ouders die om proberen te gaan met de dood van een kind, op je pad?
“Ik ben gevraagd: producent Hans Kik had de rechten gekocht, en vond dat deze rol mij op het lijf geschreven was. Het komt niet vaak voor: de combinatie van zo’n prachtig toneelstuk en die geweldige liedjes. Een mooi toneelstuk spelen met een topband op het podium.”
De twee hoofdpersonen spelen in een bluegrass-band. Hoe bekend was je met die muziekstijl?
“Ik hou heel erg van Amerikaanse muziek: country en soul bijvoorbeeld, maar ook bluegrass. In Nederland maken we doorgaans heel verstandelijk liedjes. We gaan achter een piano zitten en uiten onze emoties in gewiekste kleinkunstteksten. In Amerika niet: daar wordt, als het gevoel daar reden toe geeft, onbeschaamd de ziel uit het lijf gezongen. Ze doen daar niet aan intellectuele metaforen, maar zingen recht uit het hart.”
Is dat ook een reden dat country en bluegrass niet zo populair zijn in Nederland?
“Nederlanders houden best van country. The Common Linnets hebben het Songfestival bijna gewonnen met een countrylied, en veel mensen houden van Johnny Cash en Emmylou Harris. En verder zijn veel liedjes die we kennen oorspronkelijk gewoon countryliedjes. Zoals Zij gelooft in mij van André Hazes. Dat is oorspronkelijk She Believes in Me, gezongen door onder anderen Kenny Rogers.”
Verdiep je je voor zo’n voorstelling ook in de geschiedenis van zo’n stijl als bluegrass?
“Nee, dat hoeft niet. Want al die dingen weet ik al. Ik heb met mijn man Leo Blokhuis al zoveel voorstellingen gemaakt over de geschiedenis van muziek. Op de Parade hebben we een hele voorstelling gewijd aan ‘outlaw country’. Dat zou ik bijvoorbeeld wel moeten doen als ik een voorstelling over klassieke muziek zou maken; daar ben ik toch minder in thuis.”
Het stuk gaat over een loodzwaar thema. Is het een lijdensweg om je je zoiets eigen te maken?
“Ik heb zelf gelukkig nooit een kind verloren, of mijn relatie is niet stukgelopen op zo’n manier. Maar het is wel iets waar je je als ouder altijd bewust van bent: er bestaat altijd de mogelijkheid dat je kind kan sterven. Dat is, denk ik, het ergste dat je als ouder kan overkomen. We hebben wel vaak mensen in de zaal zitten die het wel hebben meegemaakt. En ik voel me ook als actrice verantwoordelijk om op het podium hun verhaal recht te doen. Ik loop na de voorstelling ook altijd rond in de foyer, en dan spreken mensen je ook aan. Mensen die het hebben meegemaakt, en die dat hele proces van rouw uit eerste hand kennen. Die gesprekken voeren vind ik eigenlijk zwaarder dan het stuk spelen.”
Wekt deze voorstelling meer emoties op dan gemiddeld tijdens het spelen?
“Het valt wel op bij dit stuk ja. Maar dat vind ik sowieso het mooie aan theater: dat je in zo’n zaal met het vertellen van een verhaal iets teweeg kan brengen, mensen aan het denken kan zetten. Iets kan laten gebeuren. Op de première zaten mensen luid te snikken. Je voelt dat het gaat gebeuren, je merkt dat het steeds stiller wordt. Iedereen belandt in dezelfde emotionele fuik waar mijn personage in zit. Maar let wel: er wordt ook heel veel gelachen. De voorstelling is niet alleen maar kommer en kwel.”
Veel mensen zullen de briljante Vlaamse film in hun hoofd hebben. Wat is het grootste verschil?
“Het toneelstuk was er eerst: dat is de bron geweest voor de film. Het toneelstuk, waarin ik samen met Daniël Boissevain te zien ben, vertelt meer over de periode nadat het kind is overleden. De twee ouders gaan daar allebei op een heel andere manier mee om, en verwerken hun leed op een heel andere manier. Dat proces tonen we in het stuk.”