AMSTERDAM – Paul Groot en Sanne Wallis de Vries oogstten veel lof met hun theatervoorstelling over Adèle Bloemendaal. De registratie van het stuk is op oudejaarsavond te zien op NPO2. Zeven vragen aan cabaretier Paul Groot.
Waarom wilden jullie een stuk maken over Adèle Bloemendaal?
“Omdat we haar een heel bijzondere vrouw vinden die een heel bijzonder oeuvre heeft opgebouwd. Rond haar vijftigste besloot ze dat ze geen zin meer had om als zetstuk te fungeren in musicals waarin ze niet achter kon staan en is ze een eigen soloprogramma gaan maken. Ze is weer helemaal opnieuw begonnen. Daar gaat onze voorstelling over, en over de complexiteit van haar persoon.”
Vinden jullie dat Adèle te weinig bekendheid heeft bij het grote publiek?
“We merkten tijdens het toeren dat veel bezoekers ontdekten dat haar werk veel meer deel uitmaakt van het collectieve geheugen dan iedereen denkt. Het materiaal dat zij in het theater liet zien was echt beter dan waar ze op televisie mee was doorgebroken bij het grote publiek. Ze is letterlijk met de beste tekstschrijvers van Nederland om de keukentafel gaan zitten om ideeën te spuien: Jan Boerstoel, Jacques Klöters, Willem Wilmink, Hans Dorrestijn.”
Hoe hebben jullie je hommage vormgegeven?
“Eén lijn volgt haar vriendschap met Hugo van Montfrans, een grofgebekte travestiet waarmee zij bevriend was. Hij confronteert Adèle op haar oude dag met de keuzes die zij in haar leven gemaakt heeft. Daarnaast zit er een lijn in de voorstelling waarin Sanne en ik kijken hoe wij ons verhouden tot Adèle. Wij vertellen over onze ontmoetingen met haar en bekennen best jaloers te zijn op de manier waarop zij in het leven stond en staat. Zij kon radicale keuzes maken en heel onafhankelijk denken.”
Dat kan jij niet?
“Ik benijd haar wel om dat brutale, ja. Ik zou best willen dat ik iets meer van dat lik-me-reet had: dat was toch een beetje haar adagium. Ze had bijvoorbeeld een enorme hekel aan interviews. Ze begreep niet wat mensen met haar privéleven te maken hadden en ging dan maar gewoon dingen verzinnen. ‘Gewoon liegen, dat levert ook een veel beter verhaal op!’, zei ze dan. Dat soort onvoorzichtigheid zit niet in mijn karakter.”
Wat zijn voor jou de belangrijkste nummers uit haar oeuvre?
“De zwarte doos en De vleselijke woning zijn twee prachtige nummers. Het zijn allebei verhalende nummers die een parallel trekken naar haar eigen leven. De zwarte doos gaat over redders die na een vliegramp de zwarte doos zoeken, zoals mensen ook Adèle zochten toen zij een tijdje van de radar was verdwenen. Ze had een periode enorme last van podiumvrees, voelde zich ziek en zegde hele tournees af. De vleselijke woning is een prachtig lied over vergankelijkheid, en haar eigen lijf. Zij is iemand die tot op hoge leeftijd heel fit en mooi is gebleven, mede door plastische chirurgie. Daar maakte ze geen enkel geheim van.”
Heeft zij de voorstelling zelf eigenlijk gezien?
“Ja, ze is zelfs op de première geweest. Dat was heel erg spannend: toen ze de zaal binnenkwam, kreeg ze een staande ovatie van tien minuten. En toen moesten wij dus nog gaan spelen. Bij één van de eerste nummers hoorden we opeens vanaf rij 6, waar zij zat, die geweldige markante schaterlach. Dat voelde als een koninklijke goedkeuring: vanaf dat moment had de avond vleugels.”
Jullie staan op oudejaarsavond geprogrammeerd tegenover allemaal conferences en spektakelshows. Waarom zouden mensen naar Adèle moeten kijken?
“Het is geen behangtelevisie, nee. Je moet je aandacht erbij houden, het is een programma voor mensen die ervan houden aan het werk gezet te worden. Maar dan gaat er een wereld voor je open: haar teksten zijn zo prachtig beeldend en nemen je mee, verrassen en ontroeren. Het is ook veel diverser dan een grote spelshow of een conference met vooral veel ‘oh ja’ -momentjes.”