AMSTERDAM – Hans Dulfer wordt deze week vijfenzeventig en dat wordt komende donderdag groots gevierd met een concert in de Melkweg Max, waar tal van prominenten op het podium zullen verschijnen.
Dulfer is een fenomeen: saxofonist, bluffer, vader van Candy, autoverkoper, columnist, voormalig Paradiso-directeur en eeuwige provocateur, maar ook winnaar van belangrijke jazzprijzen als de Wessel Ilcken Prijs en de North Sea Jazz Bird Award.
Hij was al bijna vijftig toen hij begin jaren negentig eindelijk commercieel doorbrak met de ‘danceplaat’ Big Boy, die vooral in Japan enorm scoorde. Toch blijkt alle muziek die hij maakt voor hemzelf in de eerste plaats jazz, zegt Dulfer in een gesprek met BuzzE.
Moeder
“Wat de mensen doorgaans niet begrijpen is dat jazz de moeder van alle pop is. Goed, die popmuziek is de laatste tientallen jaren dan wel alle kanten op gewaaid, maar in Amerika weten ze nog waar het vandaan komt, heb ik gemerkt. Die gasten van de metalgoep Slayer bijvoorbeeld weten precies wie Charlie Parker is. Wat dat betreft is de opvoeding daar heel wat beter dan hier.”
”Veel muzikanten hier kennen hun roots niet meer. Die lui die nu op het conservatorium zitten, spelen technisch fantastisch en hebben misschien nog wel van Charlie Parker en John Coltrane gehoord, maar Coleman Hawkins zegt ze niets meer. Ik weet nog wel dat ik in 1956 een lp van Sonny Rollins kocht die ik te gek vond. En op de hoes stond dat Rollins beïnvloed was door Chu Berry en Coleman Hawkins. Nou, toen ging ik meteen bij platenwinkel Concerto in Amsterdam muziek van Berry en Hawkins luisteren.”
Gevloek
”Ik had eigenlijk nooit aan een commerciële doorbraak gedacht”, vertelt Dulfer over zijn internationale succes in de jaren negentig. ”Kijk, ik kwam in die tijd in de Roxy aan de Singel in Amsterdam. Daar zag ik allemaal mooie vrouwen en zo en dat beviel mij wel. Ik wilde daar wel eens spelen. Maar traditionele bands, daar hadden ze helemaal geen zin in. Toen ben ik dus maar met een dj gaan spelen. En ik moet zeggen: die Big Boy-plaat klinkt na al die jaren nog steeds hartstikke modern. Maar destijds was het echt tot tweemaal toe gevloek in de kerk. In de dancewereld moest men niets van gitaren weten en in gitaarkringen keken ze gek tegen de beats aan die ik gebruikte. En aan mij hadden ze eigenlijk allemaal de pest, haha.”
”Als je tegenwoordig jazz wilt spelen, moet je toch ook wat van moderne muziek weten, vind ik. Kijk, iets als hiphop is natuurlijk de hedendaagse blues. Eigenlijk ben ik ook helemaal niet zo’n goede saxofonist. Maar ik weet wel heel veel van muziek. Het enige wat ik nodig heb is een goede ritmesectie en daar wil ik dan vrij overheen spelen.”
Onbekend
”Bij gelegenheden als dit jubileum vragen mensen mij soms of ik niet nog eens met één van m’n oude helden zou willen spelen. Sonny Rollins of zo. Nou, nee dus. Zo’n Sonny Rollins laat mij werkelijk alle hoeken van de zaal zien. Daarom speel ik ook liever met onbekende muzikanten. Die kan ik tenminste alle hoeken van de zaal laten zien…”
”Ja, Candy komt nog altijd vaak voor advies langs. Maar op die saxofoon is zij zo goed geworden. Zij blaast mij echt alle kanten op. Al heb ik natuurlijk nog altijd meer power, haha. Maar geloof mij, Candy is de enige echte wereldster die ons land rijk is. Zelf speel ik nog altijd meer dan vijftien avonden per maand. Dat moet ik en dat wil ik ook. Liefst iedere dag.”