AMSTERDAM – De tv-serie Bloedverwanten komt naar het theater. Vanaf half september prolongeert Henriëtte Tol op het podium de rol van Esther de Winter, de mater familias. Zeven vragen aan Tol.
Waarom maken jullie de overstap naar het theater?
"De serie was drie seizoenen lang een enorm succes op televisie – er keken gemiddeld meer dan een miljoen mensen. Op een gegeven moment ontstond het idee dat we er misschien wat meer mee zouden kunnen gaan doen: hoe zou dit verhaal zich kunnen ontwikkelen in het theater? Het is ook voor ons als cast een leuke uitdaging. Een serie wordt toch redelijk kris-kras door elkaar gedraaid, nu spelen we elke avond in één spanningsboog. En het is leuk om als Esther eens de reacties van het publiek te kunnen horen en voelen.”
Denken jullie dat tv-publiek naar het theater komt?
"Op basis van de voorverkoop denk ik van wel. Het loopt heel goed, er is veel animo. Ik denk toch dat dat vooral mensen zijn die de serie kennen en willen weten hoe het verder gaat. Ik merk ook op straat dat Bloedverwanten nog steeds erg leeft. Ik word vaak aangesproken met de vraag wanneer het nou verder gaat. 'Kom naar het theater!' zeg ik dan.”
Heb je meer aanspraak dan toen je in GTST of Westenwind zat?
"Zo werkt dat nou eenmaal als je in een goedbekeken serie zit, dat gold ook voor GTST en Keyzer & De Boer Advocaten. GTST, wat voor mij alweer 24 jaar geleden is, was de eerste soap op de Nederlandse televisie. Iedere avond verscheen je bij de mensen thuis, je werd een soort familielid. Ik werd ook altijd aangesproken als het personage. Ik vind het echter nog steeds fijn om te horen wat mensen vinden van de serie waar ik in speel. Daar doe je het toch allemaal voor. Esther, de vrouw die ik speel in Bloedverwanten, wordt geliefd en gehaat. Heerlijk toch!”
Kan iemand die de serie niet kent het toneelstuk wel volgen?
"Jazeker. We hebben proef-readings gedaan voor mensen die de serie niet kenden, en die begrepen vlekkeloos waar het stuk over ging. Het zijn dezelfde hoofdpersonages. Maar het is een op zichzelf staand verhaal met een kop en een staart. Het gaat over een familie en de relaties binnen die familie – dat is voor iedereen herkenbaar. Alleen gaan deze personages best wel ver om in het leven te bereiken wat ze willen.”
Je zit nu ruim veertig jaar in het vak. Wordt het niet vervelend om avond aan avond naar die theaters in de uithoeken van het land te rijden?
"Nee, totaal niet! Het hoort er bij. En het heeft nog steeds iets knus: met z'n allen een paar uur in een busje of een auto zitten. De één doet een dutje, de ander leest een krant, je praat wat. Je laadt samen op voor de voorstelling, komt aan bij het theater, je checkt je rekwisieten, je eet samen. Het maakt deel uit van de magie van het acteur-zijn. En op de terugweg voltrekt zich weer hetzelfde ritueel: je neemt een hapje of drankje, praat een beetje na.”
Elke dag in de files staan is slopend, zeggen sommige collega's.
"Natuurlijk sta je in de file. Maar dat hoort erbij, dat moeten zoveel werkende Nederlanders. Het is nou eenmaal niet anders; leg je erbij neer, denk ik dan. Ik maak een theater echt een paar uur mijn thuis en heb daar een heel ritueel voor. Ik heb een kistje met spulletjes die ik in de kleedkamer uitstal, en na de voorstelling weer inpak. Bovendien weet ik hoe blij je mensen kan maken door naar de uithoeken van het land te reizen en daar een mooie voorstelling te spelen. Ik ben heel dankbaar dat de acteurs in de jaren zestig en zeventig dat ook deden, anders had ik dit vak nooit leren kennen.”
Veel acteurs van het eerste uur zijn toch teruggekeerd naar GTST. Gaan we ooit Karin Alberts nog in de serie zien?
"Mensen zeggen altijd: je moet nooit nooit zeggen. En het is me wel gevraagd, meerdere keren zelfs. Ik heb zulke goede, gelukkige herinneringen aan die periode – het voelt als een prachtige plek waar ik op vakantie ben geweest. Maar ik heb niet het gevoel dat ik er terug hoef te gaan. Soms moet je dierbare herinneringen gewoon koesteren en op zoek gaan naar nieuwe uitdagingen.”