Als uitgesproken hobby-atheïst en auteur van Hoe komen we van religie af? word ik met enige regelmaat gevraagd om te spreken of te discussiëren over atheïsme. Zo reisde ik onlangs af naar Groningen om voor een zaal vol christelijke studenten, met één atheïst in de zaal en enkele twijfelaars, te discussiëren over het bestaan van god. Een christelijke studentenvereniging organiseerde een Passion Week (inderdaad: Engelstalig). In deze bijdetijdse evangelisatie week was er ruimte ingelast voor een debat over atheïsme. Filosoof en wiskundige Emanuel Rutten was gevraagd als opponent.
In de trein naar het Hoge Noorden vroeg ik me af waarom ik in godsnaam had toegezegd om te spreken over zo’n achterhaald en oninteressant onderwerp. Wellicht de hoop om toch iets van twijfel te zaaien bij de gelovige toehoorders besmet zijn met het virus van religie? Ik twijfel niet aan het niet bestaan van god; ik twijfel aan het nut van atheïstische evangelisatie, de gelovigen zijn immers doorgaans immuun voor de rede. Enfin, hieronder mijn voordracht aan de dommen, verdwaasden en mentaal gehandicapte christengekkies – maar dat is natuurlijk niet netjes om te zeggen. Ik sprak er de volgende ‘preek’ uit.
Geachte ongelovigen,
Wat leuk om hier als atheïsten bij elkaar te zijn! Een zaal vol ongelovigen! We zijn het er over eens dat goden niet bestaan. Of geloven jullie soms in Vishnu, Isis, Allah, Rama, Maya, Wodan, Ra, Zeus, Quetzalcoatl? Ik vermoed van niet. Dus, jullie zijn allemaal atheïsten! Een atheïst gelooft in nog één god minder. De overeenkomsten tussen ons zijn groter dan de verschillen. De meeste goden zijn trouwens dood. Er is niemand meer die in hen gelooft, zoals de god Quetzalcoatl van de Azteken, of de goden de Maya’s en de Egyptenaren. Waar zijn al deze goden gebleven?
Goden ontspringen aan het menselijke brein. Goden bestaan, in de gedachten van mensen. Net als eenhoorns, elfjes en Harry Potter bestaan, in de menselijke fantasie. Het menselijke brein is in staat entiteiten te verzinnen. Dat noemen we fantasie. Een kenmerk van volwassenheid is het verschil kennen tussen fantasie en werkelijkheid. Atheïsme is een vorm van mentale volwassenheid. Gelovigen verkeren in een staat van mentale kindsheid. Geloof is een mentale tekortkoming die veel mensen koesteren. Het doel van onderwijs zou moeten zijn om kinderen naar intellectuele volwassenheid te begeleiden.
Ik ben filosoof, dus atheïst. Wie kritisch nadenkt zal zien dat er geen goede argumenten zijn voor het bestaan van welke god dan ook. Een gelovige filosoof is een contradictio in terminis. Dat er mensen zijn die in god geloven die een universitaire opleiding hebben afgerond of zelfs zijn gepromoveerd toont aan dat er iets structureel misgaat in het onderwijs. Dit heeft niks te maken met slim zijn. Een kenmerk van slimheid is dat je jezelf kunt bedriegen. Dat je rationalisaties kunt verzinnen waar je zelf in kunt gaan geloven. Intellectuele gelovigen blinken uit in wat ik noem cognitieve dissonantie. Ze zijn erin geslaagd zichzelf een oor aan te naaien.
Een voorbeeld hiervan is de angelsaksische godsdienstwijsbegeerte en de pogingen rationele argumenten voor god aan te dragen. Bij nader inzien blijkt het altijd om de christelijke god van de protestanten te gaan. De zogenaamde argumenten die deze theologen blijken geen bewijzen te zijn voor god. De argumenten zijn gewogen en te licht bevonden, maar de theologen blijven hun argumenten gewoon herhalen. Zelf zeggen ze erover dat de argumenten op zichzelf niet noodzakelijk god bewijzen, maar dat ze tezamen het bestaan van god plausibel maken. Dat is een wensgedachte.
Wanneer iemand een existentiële claim maakt (‘x bestaat’) dan dient deze persoon daarvoor bewijs te leveren. Een opponent kan dan het bewijs kritisch bekijken – dat is wat er gebeurt met wetenschappelijke kennisclaims. Zolang er geen hard bewijs is voor het bestaan van x, is de opponent een a-x. Zolang ik niet heb kunnen aantonen dat er een theepot om een ster cirkelt in het universum (iets wat logisch mogelijk is), is de opponent ofwel een a-x, ofwel een gelovige die mij gelooft op mijn woord. Een agnostische positie zou inhouden dat de opponent de voor- en tegenargumenten even sterk vindt en dat hij of zij het daarom niet weet. De bewijslast ligt echter altijd bij degene die een existentiële claim maakt, zoals de claim ‘er wonen kabouters in mijn tuin’ of ‘er zitten konijnen in mijn tuin’. Het is niet zo dat sceptici moeten aantonen dat er geen konijnen dan wel kabouters in mijn tuin zitten. Als een scepticus mijn tuin doorzoekt maar er geen kabouters zijn, kan ik zeggen: ‘Ja nogal wiedes! Ze vertonen zich heus niet aan sceptici!’ Op deze manier is de existentiële claim immuun voor kritiek gemaakt. Maar immunisatie voor kritiek is niet hetzelfde als het aandragen van goed bewijs.
Stel nu – en let op deze conditionalis – dat er een god zou bestaan als eerste beweger. Wat dan nog? Deïsme is het geloof in zo’n abstracte god die bestaat als een grond van het bestaan. Het is de god die de knoppen heeft ingesteld en vervolgens op zijn of haar lauweren rust. Dit was het geloof van een aantal verlichtingsdenkers onder wie Voltaire. Echter, de sprong van deïsme naar een specifieke god en godsdienst, zoals de protestants-christelijke kerk met een zondagse eredienst met Jezus als lichtend voorbeeld of de katholieke santenkraam, is groot. Er is geen logische of rationele argumentatie van abstract deïsme naar een concreet geloof. Dus zelfs al zou het zo zijn dat het geloof in een eerste beweger rationeel zou zijn (quod non) dan is dat geen rechtvaardiging voor welke religie dan ook.
God is een menselijk construct en door definitie van het begrip god kan god in het leven geroepen worden. Als god gedefinieerd wordt als ‘liefde’ dan bestaat god, aannemende dat liefde bestaat, maar daar is in ieder geval concreet bewijs voor te geven. Als god gedefinieerd wordt als dat ‘dat gekke gevoel als ik naar de sterrenhemel kijk’, dan bestaat god. Of neem de vage metafysische definitie van god: ‘God is de onderliggende grond van de werkelijkheid.’ Dat is zo vaag dat het niks betekent, maar wel diepzinnig klinkt.
Het is onmogelijk om een negatieve existentiële kennisclaim in een open domein te bewijzen. Als ik zeg: ‘Er zijn geen konijnen in mijn tuin’, dan is dat (mijn tuin) een gesloten domein en dan kan ik dat – op een bepaald tijdstip – wel 100 procent zeker weten. Dus: ik weet zeker dat er vandaag geen konijnen in mijn achtertuin zitten. Maar de claim ‘Er is een andere planeet waarop leven is’ is gezien de (schier) oneindigheid van het heelal onmogelijk te bewijzen. Het is logisch mogelijk dat er zo’n planeet is. Er wordt decennia lang naar buitenaardse levensvormen gespeurd. Maar om te weten of er inderdaad een andere planeet met leven is of een andere vorm van intelligentie of leven, moet er hard bewijs voor zijn. Logische mogelijkheid is niet genoeg.
Het aannemen van een god als de intelligentie die het universum heeft ontworpen maakt het alleen nog maar ingewikkelder. Want wie heeft god dan geschapen? Gelovigen zeggen: ‘Ja, maar god heeft zichzelf geschapen’, of: ’God is er altijd’, of ‘God is buiten tijd en ruimte’. Dat is allemaal prima, maar het is een cirkelredenering. Immers gelovigen postuleren god omdat ze niet kunnen bevatten dat het universum uit het niets is ontstaan of ongeschapen is. Het verklaren van iets dat je niet begrijpt met iets dat je niet begrijpt lost niets op; het maakt wel dat er opeens bovennatuurlijke entiteiten worden opgeroepen (god of goden). In de wetenschapsfilosofie wordt het zogenaamde scheermes van Ockham gebruikt dat bepaalt dat je niet entiteiten nutteloos moet postuleren. Je kunt bijvoorbeeld stellen dat de zwaartekracht veroorzaakt wordt door onzichtbare kabouters die aan onzichtbare draden trekken en dat dit proces door de wetten van de zwaartekracht kan worden beschreven. Waarom dan die onzichtbare kabouters? Precies! Als je je afvraagt ‘Waarom die kabouters?’, waarom dan een god postuleren die de verklaring er niet simpeler door maakt.
Geloof is een hardnekkig mentaal virus dat mensen blijven koesteren. Sinds de verlichting en in nog sterkere mate sinds Charles Darwin die het teleologische of doelgerichte godsbewijs ontkrachtte, is geloof geen rationele optie meer – wat de theologen en apologeten ook beweren. Immers, als er bewijs zou zijn voor god, dan hoeven we niet in god te geloven! Als er in de wetenschap een nieuwe entiteit (bijvoorbeeld een nieuw deeltje) wordt ontdekt, dan is daar bewijs voor en dan nemen wij dat als leken voetstoots aan erop vertrouwende dat het wetenschappelijke proces waarbij wetenschappers elkaar bewijs trachten te ontkrachten goed loopt – en er is geen reden om daar fundamentele twijfels bij te zetten. Als er goed bewijs is van god dan plaatsen wij hem/haar/hen/het gewoon binnen het wetenschappelijke wereldbeeld. Dan wordt er bij astronomie onderwezen dat god het universum schiep. Daar hoeft niemand dan meer in te geloven, dat nemen we dan aan omdat er bewijs voor is.
Een handje vol Angelsaksische theologen mogen vreemd genoeg binnen de wetenschappelijke en academische wereld een spel spelen zonder dat zij aan de fundamentele regels van de wetenschap voldoen. Het is alsof er bij geneeskunde alternatieve geneeskunde wordt onderwezen en bij sterrenkunde een sectie horoscopie is. Door net te doen alsof ze wetenschappelijk zijn, door congressen, tijdschriften en artikelen en boeken te publiceren, creëren ze een academische en wetenschappelijk aura, terwijl deze theologen fraudeurs zijn die geen plaats verdienen binnen de wetenschappelijke wereld.
Als er deugdelijk bewijs is voor god, dan dient god opgenomen te worden binnen de wetenschap. Dan moet er deugdelijk wetenschappelijk bewijs voor zijn en dan dient dat te worden gepubliceerd in bladen als Nature en Science. De theologen kunnen wel roepen dat ze bewijs hebben voor god, maar de wetenschappelijke gemeenschap gelooft hen niet: de argumenten zijn gewogen en te licht bevonden. Toch gaan zij door met hun Sisyfusarbeid en, om er een cynische draai aan te geven, met dit frauduleuze spel kun je een aardige boterham verdienen en media-aandacht krijgen. Dat zijn tastbare zaken. Met een niet bestaande entiteit kun je geld verdienen. Het is een vorm van academische fraude. Theologie en religieuze godsdienstwijsbegeerte zijn moderne religieuze kleptocratie. Het is daarom dat ik tegen theologie als academische discipline ben. Het is mede daarom dat ik tegen universiteiten en scholen op religieuze grondslag ben, zoals de VU.
Theologie is niet hetzelfde als wijsbegeerte van religie of religiewetenschap. Filosofie van de religie houdt zich met dezelfde argumenten bezig als de theologen, maar de filosofen trekken er wél de logische conclusie uit, namelijk dat er geen deugdelijke argumenten voor het bestaan van god zijn. En nee, dat is geen censuur. We tolereren toch ook geen wiskundigen die beweren dat 2 + 2 = 5, toch? Religiewetenschap bestudeert het sociale fenomeen van religie, zonder er zelf in te geloven, zoals antropologen doorgaans niet geloven in de goden van de indianenstam die zij bestuderen, al is er een risico dat zij aangetast worden door het virus.
Een atheïst zegt niet ins blaue hinein ‘god bestaat niet’. Atheïsme is een reactie op theïsme. Een atheïst zegt: ‘Geef maar een argument voor het bestaan van god en ik zal laten zien dat het ondeugdelijk is’. En als dat niet lukt (en anderen ook niet, want net als wetenschappelijke kennisclaims hangt het niet af van een persoon, want wetenschap is een collectief proces) dan wordt deze god omarmd en het atheïsme opgegeven. Atheïsme is geen geloof. Een cirkel is geen vierkant.
De zogenaamde rationele theologie is een rookgordijn voor irrationeel geloof in god. Door met voor leken ondoordringbare logica en metafysisch jargon te schermen geeft men de irrationaliteit een pseudo-intellectueel tintje. Het zogenaamde nieuwe argument van VU-filosoof Emanuel Rutten is daar een voorbeeld van.
Rutten gaat uit van de premisse dat ‘als de waarheid van een uitspraak onmogelijk te weten is, die uitspraak onwaar moet zijn.’ Dat lijkt me groteske onzin. Allereerst zijn er voldoende tegenvoorbeelden te bedenken, zoals: ‘Morgen word ik om half acht wakker.’ Dat is een uitspraak van onkenbare waarheid, maar niet noodzakelijk onwaar. Ten tweede zijn de omgekeerden van uitspraken van onkenbare waarheid dan volgens Rutten ook noodzakelijk onwaar. Bijvoorbeeld: ‘God bestaat niet’ is onkenbaar en dus onwaar, volgens Rutten. Maar ‘God bestaat’ is ook onkenbaar en daardoor dus onwaar? Dat je hiermee kan promoveren zou aanleiding moet geven tot reflectie op de universitaire wereld. Er was grote verontwaardiging over de fraude van de psycholoog Diederik Stapel, maar de theologie is intellectueel frauduleus. Maar daar spreekt niemand schande van.
Beste mensen, het maakt mij geen snars uit of jullie in sprookjes geloven of niet. Waar het om gaat is om ethisch te leven. En wie niet weet hoe je moet leven heeft geen gebrek aan religie, maar een gebrek aan empathie. Moreel leven is theoretisch simpel: leef zo dat je anderen geen schade berokkent. Een probleem met religie is dat veel gelovigen zich niet houden aan deze regel. Gelovigen hebben de neiging anderen hun wil opleggen, ook als dat die ander schade berokkent. Wellicht vinden jullie het leuk als ik eens iets onaardigs over atheïsten zeg: als ethicus prefereer ik een gelovige veganist boven een atheïstische vleeseter. Immers, de vleeseter veroorzaakt leed en dood aan talloze dieren en de veganistische gelovige niet. Het zich bezighouden met godsbewijzen die er feitelijk niet toe doen – immers Rutten merkte op ‘mijn geloof is niet gebaseerd op rationele argumenten naar op mijn levenshouding’ – is een verspilling van tijd. De echte problemen zijn morele problemen: de ecologische crisis, de dierenholocaust, de onvrijheid van vrouwen, de onderdrukking van homoseksuelen.
Als je nu nog steeds gelovig bent, tegen beter weten in, houdt dan je kop maar onder de koude kraan. Het is tijd voor intellectuele volwassenheid. Ik sluit af met een citaat van Bertrand Russell:
“Religion is something left over from the infancy of our intelligence, it will fade away as we adopt reason and science as our guidelines.”
Maar gezien het aantal mensen in de zaal, en het aantal gelovigen wereldwijd, zal dat nog wel even duren. Aan mij zal het in ieder geval niet liggen.
Met vrolijke atheïstische groeten,
Floris van den Berg