AMSTERDAM – De impact van 3D-printen op de economie moet niet worden onderschat. Volgens een nieuw rapport van ING gaat deze nu nog in opkomst zijnde technologie op den duur waarschijnlijk een flink gat in de wereldhandel slaan. Dat kan voor een handelsland als Nederland negatief uitpakken, waarschuwt de bank.
Ervan uitgaande dat het huidige groeitempo van 3D-printing aanhoudt dan wordt in 2060 de helft van alle producten door 3D-printers gemaakt, voorziet ING. "Dit zal tot gevolg hebben dat het volume van de wereldhandel in 2060 een kwart lager uitvalt omdat productie door 3D-printing vaker binnenlands plaatsvindt.''
Gaat de investeringsgroei in 3D nog versnellen, dan wordt mogelijk al in 2040 de helft van de goederen geprint. Dan zal de wereldhandel volgens een prognose twee vijfde lager uitkomen.
Voorlopers
Nederland wordt nu ook wel als een van de voorlopers beschouwd als het gaat om de toepassing van nieuwe technologieën als 3D-printing. Vooruitstrevende bedrijven maken gebruik van deze toepassing om innovatief en efficiënt te produceren.
Raoul Leering, hoofd internationaal handelsonderzoek van het economisch bureau van ING, denkt dat de opkomst van 3D-printen op den duur vooral negatieve gevolgen kan hebben in de havens, de internationale groothandel en de transport- en logistieke sector. "Die zijn sterk afhankelijk van de wereldhandel'', benadrukt hij.
Maar zover is het allemaal nog niet. Leering merkt ook op dat een en ander voor Nederlandse bedrijven een prikkel kan zijn om productieprocessen aan te passen en nieuwe klanten te gaan zoeken. "Het aantal buitenlandse klanten zal afnemen omdat landen meer zelfvoorzienend worden en dus minder gaan importeren. Maar ook Nederland gaat minder importeren, zodat tegelijkertijd de mogelijkheid toeneemt om op de binnenlandse markt meer afnemers te vinden'', aldus de deskundige.