Vroeger waren er nog echte creationisten: als een furie bestreed Bert Dorenbos bij de EO de draak van de evolutie. Maar van dat ‘oude’ creationisme hoor je eigenlijk nooit meer iets; het is vervangen door het ogenschijnlijk veel mildere Intelligent Design. Maar het misverstand dat Intelligent Design een minder perfide ‘creationisme light’ is, kan ernstige gevolgen hebben.
Een beetje geschiedenis. De ‘traditionele’ creationismebeweging is opgekomen als gevolg van het boek The Genesis Flood van Henry Morris en Morris Whitcomb uit 1961. Het boek betoogt dat de inhoud van de eerste versie van het scheppingsverhaal in het boek Genesis letterlijk moet worden opgevat. Eigenlijk voegde het weinig toe aan de tradionele orthodox-christelijke interpretatie, maar vooral Morris ging veel agressiever te werk dan zijn voorgangers. Hij presenteerde ‘evolutie’ als een parallel religieus systeem, waarvoor (dus) dezelfde wetten golden als voor zijn eigen geloof. Daarmee waren de wortels gelegd van wat we als ‘Young Earth Creationism’ (YEC) kennen.
Zo goed als dood
In de decennia die daarop volgden, ontwikkelde zich in de VS onder orthodoxe protestanten een levendige handel in creationistisch gedachtegoed. Het doel daarbij werd steeds meer om YEC in scholen geaccepteerd te krijgen. In de VS heerst in het onderwijs een strikte scheiding tussen staat en kerk en voor de creationisten was het dus nodig om hun zienswijze als ‘wetenschap’ erkend te zien. Maar hoe goed Morris en zijn navolgers ook mochten zijn in het aanmoedigen van de parochie, als wetenschappelijke pretendenten sloegen ze een modderfiguur. Dat werd ook erkend in Amerikaanse gerechtshoven en na een uitspraak in 1987 was de strijd juridisch gestreden en was YEC – althans in dat opzicht – zo goed als dood. Er bestaat nog een behoorlijke creationistische infrastructuur (iedereen die kan moet het Creation Science Museum in Kentucky eens bezoeken) maar de dynamiek is grotendeels uit de beweging verdwenen.
De YEC-aanhangers waren eigenlijk niet echt geïnteresseerd in het exporteren van hun gedachtegoed, omdat de context zo specifiek Amerikaans was. Het enige succes van betekenis werd geboekt in Australië, een land dat in religieus opzicht nog de meeste overeenkomsten met de VS kent. Maar in Europa kreeg het, met uitzondering van een paar fundamentalistische uithoeken, eigenlijk geen poot aan de grond. De associatie met rabiate protestanten zorgde er bovendien voor, dat zelfs de meest extreme splinters in de katholieke kerk verre bleven van alles dat naar YEC stonk.
Over naar het heden
Hoewel de wortels van Intelligent Design (ID) in YEC liggen, hebben de aanhangers geleerd van hun fouten. ID is als beweging intelligenter en opener dan het traditionele creationisme dat ooit was. Maar dat doet weinig af aan het feit dat het evenzeer de oorsprong van het leven en van de ontwikkeling van het leven zoekt in het bovennatuurlijke. ID’ers zijn bovendien doorgaans minder openlijk in het uitdragen van hun religie: veel ID’ers ontkennen zelfs dat hun overtuiging een religieuze basis heeft maar wijzen op het ‘argument from design’: de overtuiging dat de complexiteiten van het leven niet het gevolg kunnen zijn van ‘toeval’. Daarmee wordt natuurlijk een karikatuur geschapen van de evolutietheorie, waarin ‘toeval’ slechts een zeer kleine rol speelt.
Maar die scheiding, hoe oppervlakkig ook, tussen wetenschap en religie heeft ID ook wat van zijn specifiek-protestantse imago ontdaan en daarmee acceptabel gemaakt voor groepen katholieke, hindoeïstische, islamitische en joodse creationisten. Zo kan het gebeuren dat een aartskatholieke minister van onderwijs zichzelf ineens tot ID-aanhanger verklaart. Voor een niet-ingewijde kunnen ID-ideeën bovendien overtuigend klinken. Enerzijds dankzij het gebrek aan openlijk uitgedragen religie, maar ook omdat ID-auteurs veel intelligenter omgaan met wetenschappelijke materie en jargon dan hun YEC-voorgangers. Waar zelfs een oppervlakkige inspectie genoeg is om gaten te schieten in Duane Gish’ Evolution? The Fossils Say No!, is het voor een leek een stuk lastiger om vraagtekens te stellen bij het op biochemie gebaseerde werk van Michael Behe.
Offensief
Zoals te verwachten viel, heeft ID niet echt een deuk kunnen maken als wetenschappelijke stroming. Dat heeft onder ID-auteurs geleid tot de gebruikelijk klachten over onderdrukking van hun denkbeelden en het complot van de ‘gevestigde’ wetenschap. Maar zowel die klachten als ID als geheel zijn niet op de wetenschappelijke wereld gericht. Het is in essentie een publiciteitsoffensief met als doel om creationisme salonfähig te maken – en daarin heeft het behoorlijke successen geboekt. Dat maakt het voor de wetenschap, maar ook meer in het algemeen voor aanhangers van een seculiere maarschappijopvatting, oneindig veel gevaarlijker dan het wat potsierlijke Bert Dorenbos-creationisme van vroeger. ID heeft het in zich om ongemerkt, als een naar virus, het draagvlak voor objectieve wetenschapsbeoefening te ondermijnen. Dat in delen van de politiek (Partij voor de Dieren, iemand?) Intelligent Design kennelijk als bespreekbaar wordt gezien is daarom alleen al iets dat fel bestreden moet worden.