God bewijzen: deel I van een kritische boekbespreking

18-03-2014 17:06

Zijn er goede argumenten om in God te geloven? Volgens Stefan Paas en Rik Peels, de een is theoloog en de ander filosoof, zijn die argumenten er zeker. Ze schreven er een boek over: God bewijzen. Argumenten voor en tegen geloven. Volgens de achterflap zetten ze die argumenten op een milde manier op een rij, ‘zonder polemiek of bekeringsijver’. In de inleiding onderstrepen Paas en Peels dit nog een keer: ze schrijven hun boek niet voor gelovigen die al reeds overtuigd zijn, of voor atheïsten die zich niet door gelovigen laten overtuigen. Ze willen met hun boek twijfelaars bereiken, mensen die twijfelen over het bestaan van God. Slagen de auteurs erin om deze groep met redelijke argumenten ervan te overtuigen dat geloven in God goede papieren heeft?

Het boek bestaat uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk I betogen de auteurs dat geloven goed voor je is; in hoofdstuk II leggen ze uit dat gelovigen geen bewijs nodig hebben om toch te geloven; in hoofdstuk III bestrijden ze tegenwerpingen van niet-gelovigen tegen het geloof in God, in hoofdstuk IV stellen ze dat moraal niet zonder God kan, en in hoofdstuk V ten slotte zetten ze zes argumenten voor het bestaan van God op een rij.

Lenin en Stalin

De belofte ‘zonder polemiek’ wordt in het eerste hoofdstuk meteen verbroken. Op pagina 38 schrijven ze: ‘Wie boeken doorleest van zogeheten ‘nieuwe atheïsten’ (Dawkins, Dennett, Hitchens, e.a.) of websites bekijkt van religiebestrijders, krijgt de merkwaardige ervaring in een atheïstische heiligenkalender beland te zijn. Het wemelt hier van verwijzingen naar grote namen (mannen uiteraard), zoals Stephan Hawking, Carl Sagan, Bertrand Russell, Albert Einstein en natuurlijk Charles Darwin (Vladimir Lenin en Joseph Stalin ontbreken doorgaans).’

Dat atheïstische denkers vaak mannen zijn zou toch niets af moeten doen aan de validiteit van hun argumenten? En het noemen van massamoordenaars Lenin en Stalin slaat al helemaal nergens op. Ja, deze twee communistische dictators waren atheïst. Maar het was niet hun atheïsme dat hun aanzette tot misdaden tegen de menselijkheid, het was hun politieke ideologie. Dat is een groot contrast met de kruisvaarders, de Inquisitie en Al Qaida, die juist vanuit hun religieuze overtuiging andersdenkenden vermoordden.

Na de dood

De invloed van de grote religieuze tradities wordt alleen maar positief geduid. Paas en Peels schrijven op pagina 43: ‘Zij disciplineren de religieuze verbeeldingskracht door die in te bedden in duizenden jaren van denkwerk en vormende praktijken. Dat is de reden dat sommige ouders hun kinderen meenemen naar de kerk, hen uit de Bijbel leren lezen, en hen leren bidden. Dat is niet om er nog meer onzin in te stoppen, zoals sommige atheïsten zeggen, maar juist om kinderen te behouden voor de onzin waar een al te levendige religieuze verbeelding toe kan leiden, zonder die verbeelding tot zwijgen te brengen. Naar de kerk gaan staat analoog aan muziekles of de knutselclub of judotraining; allemaal activiteiten die natuurlijke neigingen inbedden in brede tradities en ze zo tot bloei brengen.’

Deze alinea is veelzeggend. Allereerst klopt de analogie niet: als religie vergelijkbaar zou zijn met een sport of een hobby, dan zouden we deze discussie niet voeren; religie gaat veel verder en doet uitspraken over hoe je moet leven en de gevolgen die dat heeft na de dood. Daarnaast kennen we andere voorbeelden van natuurlijke neigingen die we juist willen beperken. Tenslotte beroepen Paas en Peels zich volkomen onterecht op een autoriteitsargument. Het feit dat religies eeuwenoud zijn betekent niet dat ze ‘waar’ of ‘goed’ zijn. De godsdienst van de Phoeniciërs en de godsdienst van de Azteken hebben ook eeuwen bestaan, maar daarin kwamen wel mensenoffers voor. Het christendom heeft eeuwenlang slavernij toegestaan.

Verboden boeken

Godsdiensten hebben ook vaak de neiging om ‘denkwerk’ met dwang tegen te houden. Je hoeft maar te denken aan de beruchte Index librorum prohibitorum (lijst van verboden boeken) van de Katholieke Kerk, waar onder andere de werken van Francis Bacon, Galileo Galilei en Johannes Kepler op stonden. Berucht was ook het zogenaamde apenproces uit 1925, toen protestantse fundamentalisten de evolutietheorie probeerden te verbieden. Natuurlijk zijn er ook christenen, moslims, joden en andere gelovigen geweest die wel open stonden voor kennis en wetenschap, maar zij waren (bijna) altijd een vrijzinnige minderheid.

In hun inleiding op pagina 13 schrijven de Paas en Peels dat zij hebben gekozen voor twee simpele uitgangspunten: 1) de meeste religies gaan uit van het bestaan van een hogere macht; en 2) wanneer aannemelijk is dat die hogere macht bestaat, is religieuze activiteit minstens voor een deel zinvol; wanneer het tegendeel geldt, verliest religie veel van haar zin. Op het eerste gezicht zijn dit hele redelijke uitgangspunten, al zouden we er wel een kanttekening bij willen plaatsen. Als het aannemelijk is dat er een hogere macht bestaat, dan wil dat nog niet zeggen dat we enige kennis hebben over die hogere macht: er zijn vervolgstappen nodig om te bepalen welke religieuze activiteit dan zinvol is en welke niet. Worden die stappen niet gezet, dan kun je net zo goed beweren dat religieuze activiteit zinvol of zinloos is ongeacht het bestaan van een hogere macht. Andersom geldt natuurlijk wel: als het bestaan van een hogere macht niet aannemelijk is, dan heeft dat voor elke religie consequenties.

Hoe dan ook, Paas en Peels stellen hier dus dat de aannemelijkheid van het bestaan van een hogere macht belangrijk is voor de vraag of religie zinvol is.

Religie of geluk

Centraal in hoofdstuk I staat de stelling dat geloven goed is voor mensen, ze worden er gelukkiger van. Dit mag misschien wel zo wezen, dat veel mensen gelukkiger worden als ze het idee hebben dat er een goede God is die voor ze zorgt, of moreel gaan handelen omdat er later een oordeel komt over wat je hebt gedaan, maar dat betekent natuurlijk niet dat deze overtuiging ook waar is. Bovendien vertelt een correlatie tussen religie en geluk ons weinig. Wetenschappers weten dat correlaties niet betekenen dat het één een oorzaak is van het ander. Uit correlaties kunnen geen conclusies getrokken worden. Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat religie een verband heeft met sociale binding en dat sociale binding leidt tot geluk. Ook is het niet moeilijk om voorbeelden te vinden waarbij religie tot veel ellende leidt.

Eigenlijk is hoofdstuk I een betoog dat ook als er geen hogere macht is, ook als er niets buiten het universum is, dat religie toch goed, natuurlijk, gezond en nuttig is. Dit staat haaks op het uitgangspunt in de inleiding. Allicht zijn er voorbeelden waarin religie een positieve invloed heeft, maar fundamenteel is religie een ongeleid projectiel, dat net zo makkelijk tot het goede leidt als tot het kwade. Dus als er sterke argumenten zijn die erop wijzen dat het bestaan van God niet aannemelijk is, dan moet je toch met iets meer komen. Paas en Peels beseffen dit zelf ook maar al te goed en doen in hoofdstuk III, IV en V een poging.

Onwetendheid

Maar hiervoor komt nog hoofdstuk II. In dit hoofdstuk betogen Paas en Peels dat gelovigen zich niet hoeven te verantwoorden voor hun geloofsovertuiging, onder meer omdat wetenschap huns inziens ook niet alles is. Tevens zijn ze van mening dat het geloof in Bertrand Russells theepot, het Vliegend Spaghettimonster en de Onzichtbare Roze Eenhoorn (‘vrede zij met haar en haar hoefjes’) maar onzin is, omdat diegenen die daarin zeggen te geloven vervelende bijdehante atheïsten zijn. Paas en Peels schrijven op pagina 90: ‘Het is prima om simpelweg te zeggen: ‘Ik geloof niet in roze eenhoorns.’ Er is niets dat wordt verklaard door roze eenhoorns, en alleen dronkaards krijgen ze te zien. Maar het is niet genoeg om simpelweg te verklaren: ‘Ik geloof niet in God.’ Er zal dan een aanvullend verhaal moeten komen dat antwoord geeft op de grote levensvragen. Waar komt de kosmos vandaan? En wat is de zin van het leven als wij een willekeurig evolutionair product zijn?’

Paas en Peels hebben zich duidelijk niet verdiept in deze religies. Het gaat om het geloof in de Onzichtbare Roze Eenhoorn (‘vrede zij met haar en haar hoefjes’) en die heeft, aldus het geloof, de aarde geschapen: ‘In the beginning the Invisible Pink Unicorn created the heavens and the earth…and the Spirit of the Invisible Pink Unicorn was hovering over the waters. And the Invisible Pink Unicorn said, “Let there be light,” and there was light. The Invisible Pink Unicorn saw that the light was good, and she separated the light from the darkness.’

Het pastafarianisme, het geloof in het Vliegend Spaghettimonster, denkt op zijn beurt te verklaren dat het broeikaseffect een rechtstreeks gevolg is van de afname van het aantal piraten sinds de 19e eeuw. Ook geeft dit geloof antwoord op de zin van het leven: wie gelooft in het Vliegend Spaghettimonster (en ook wie niet gelooft) gaat naar de hemel waar stripperfabrieken zijn en biervulkanen.

Expres absurd

Wat is ons punt? Ons punt is dat deze absurditeiten expres absurd zijn. Geloof in kabouters en elfjes is vergelijkbaar met geloof in engelen en de duivel. Waarom is het ene absurd en het andere niet? Bovendien beweren Paas en Peels dat er nog nooit serieuze religies zijn geweest die geloof in vliegende theepotten hebben verspreid. Wel, er zijn absurdere religies die wel degelijk serieus zijn. Een eenvoudig voorbeeld is Scientology. Dit is een serieuze religie met volslagen waanzinnige ideeën. En ook het mormonisme bevat bizarre en absurde elementen en wordt uiterst serieus geloofd. Paas en Peels beweren dat niemand het in zijn hoofd haalt om geloof in elfjes even serieus te nemen als geloof in God. En geloof in heksen dan? Geloof in heksen was toch echt zo serieus dat er eeuwenlang mensen om vermoord werden.

Paas en Peels beweren in hoofdstuk II dat geloof niet irrationeel is, door een onderscheid aan te brengen tussen zogenaamde basale en niet-basale overtuigingen. Zo schrijven zij dat overtuigingen op basis van herinnering of zintuiglijke waarneming basaal zijn. Dit is opmerkelijk, want iedereen weet dat herinneringen onbetrouwbaar zijn en dat onze zintuigen bedrogen kunnen worden. In de praktijk is het vaak niet heel belangrijk of een dergelijke overtuiging betrouwbaar is. Maar wanneer dit wel belangrijk is, en veel religieuze uitspraken op basis van geloof hebben ingrijpende consequenties, dan is het wel degelijk belangrijk om naar argumenten te kijken en een sceptische houding aan te nemen. Eigenlijk geven Paas en Peels dit ook toe, wanneer zij op pagina 86 redeneren dat als er daadwerkelijk argumenten tegen het bestaan van God zijn, dat het dan alleen rationeel is om in God te geloven mits de argumenten vóór het bestaan van God minstens even sterk zijn. En dat is precies waar het om gaat.

Geen bewijs

Eerder schreven Paas en Peels dat het aannemelijk moet zijn dat een hogere macht echt bestaat. De centrale vraag is dus een kennisvraag. Fundamenteel gezien is het onmogelijk om absoluut zekere kennis te hebben, maar we kunnen wel een onderscheid maken tussen methoden die ons dichter bij betrouwbare kennis brengen, en methoden die dat niet doen. Geloof zonder bewijs is in feite doen-alsof: doen alsof een stelling waar is zonder dat je het weet, doen alsof je iets weet over het bestaan van een hogere macht, enzovoorts. Paas en Peels beweren in feite dat er niets mis mee is om te doen alsof. Wij zouden dan zeggen: als het gaat om die kennisvraag, dan is doen-alsof een methode die niet leidt tot betrouwbare kennis.

Dit is op zich geen probleem. Neem Suzan uit de inleiding van hoofdstuk II. Zolang haar geloof enkel leidt tot geluk, gezondheid, een bevredigende omgang met diepe levensvragen, naastenliefde… waarom zouden we vinden dat zij deze diepe overtuiging moet verlaten? Wij vinden het niet erg als zij doet alsof haar overtuigingen waar zijn. Dat moet ze zelf weten. Paas en Peels beweren echter dat de aannemelijkheid van een hogere macht belangrijk is. Juist Paas en Peels bevragen haar overtuigingen.

Zolang iemands religie beperkt blijft tot een intensieve hobby met louter positieve gevolgen vinden wij dit geen groot probleem. Wij vinden het ook prima als mensen geloven in kabouters of in Sinterklaas. Maar wie op grond van doen alsof er een god bestaat beweert dat je kinderen moet besnijden, op zondag niet mag werken of homoseksuelen het huwelijk mag ontzeggen, zal toch echt met bewijs moeten komen.

Ewout Klei is historicus. Hij bevriend met God op Facebook. Tom van Dijk is PhD-student Computer Science. Hij is niet-gelovig.

N.a.v. Stefan Paas en Rik Peels, God bewijzen. Argumenten voor en tegen geloven (Balans, Amsterdam 2013). 382 pagina’s. ISBN 9789460037245. €19,95.