Politiek

Politiek-correct feminisme holt het Westen uit (2)

23-05-2015 15:06

Voorgaand artikel belichtte hoe politiek-correct feminisme zaken als gezinsvorming en liefdesrelaties steeds zwaarder en complexer maakt. In Avondland en Identiteit (Aspekt, 2015) betoogde ondergetekende dat deze kwesties voor het voortbestaan van een beschaving levensbelangrijk zijn.

Vrouwenstrijd

Recentelijk sneuvelden de voorgevels van vele winkels tijdens een demonstratie van woedende feministen in Barcelona. Zij protesteerden tegen de schoonheidsidealen opgedrongen door het kapitalisme – in naam van “homoseksuelen, transgenders en iedereen die te maken heeft met seksediscriminatie”. In navolging van 1968 voeren zij hun ‘vrolijke revolutie’ onder de banier van maatschappelijke slachtoffers.

Volgens de achtenzestigers zouden vrouwen eeuwenlang zijn onderdrukt – stemrecht hadden zij bijvoorbeeld pas een halve eeuw. Daarbij verzwegen ze dat het niet zozeer de vrouwenstrijd was die tot het algemeen kiesrecht leidde alswel de Eerste Wereldoorlog. Toen nieuwe wapens als de kruisboog en het pistool de ridderklasse overbodig maakten, markeerde dit de entree van de burgerij als politieke klasse. Net zo werd in de Eerste Wereldoorlog de arbeidersklasse onder de wapens geroepen – wie bereid was voor het vaderland te sterven verdiende ook een politieke stem. Feitelijk zijn het de mannen die met honderdduizenden stierven voor het algemeen kiesrecht.

Ontberingen in de arbeidersklasse

Sterker nog – tegen de achtergrond van deze oorlog veranderden de feministen van narratief. In plaats van voor de absolute gelijkheid van geslachten te ijveren benadrukten zij nu het belang van separate spheres: mannen ver weg aan het front, vrouwen veilig achter de linies (Susan Kent, Journal of British Studies 27, 1988, 234). Theodore Dalrymple concludeerde dat de feministe Virginia Woolf, uit een vooraanstaand en welvarend milieu, zich achtergesteld voelde bij de vrouwen uit de arbeidersklasse.

Burgerij-vrouwen als Beauvoir, Badinter, Wollstonecraft, Jacobs en Drucker lieten zich uit over het vrouwenkiesrecht maar hadden feitelijk weinig kijk op de ontberingen van de lagere klasse als geheel. Zodoende zag de arbeidersklasse het feminisme initieel als bourgeois-decadentieverschijnsel: arbeidersvrouwen werkten altijd al. De ontberingen van vrouwen binnen die arbeidersklasse waren niet wezenlijk dieper dan die van mannen. Het lukte de achtenzestigers om dit frame jaren later om te draaien. Aanvankelijk waren socialisten zelfs tegen het vrouwenkiesrecht omdat ze vreesden dat gelovige vrouwen op aansporing van priesters en pastoors conservatief zouden stemmen.

De bourgeois-feministen verkondigden dat vrouwen intellectueel werden achtergesteld omdat ze zichzelf vergeleken met filosofische beroemdheden als Descartes en Voltaire. Maar deze geniale individuen waren ook ‘uniek’ en ‘geprivilegieerd’ ten opzichte van miljoenen gewone mannen. Uit correspondentie met dames als Marie du Deffand en Émilie Châtelet blijkt dat Voltaire hun input serieus nam.

Om de kern heendraaien

Discussies over feminisme draaien altijd om de kern heen. De socioloog Roy Baumeister concludeerde dat de seksuele interesse van mannen in vrouwen groter is dan andersom: hierdoor moeten mannen meer risico’s nemen om de vrouwelijke aandacht te trekken. Het komt op mannen aan om grenzen te verleggen (wetenschappelijke doorbraken) en regels te overschrijden (politieke machtsgrepen) om zo uitzonderlijk te zijn en op te vallen. Dit wil niet zeggen dat vrouwen dit niet kunnen maar wel dat de noodzaak tot excelleren voor mannen groter is. Zo is bewezen dat vrouwen op mannen vallen die hoger opgeleid zijn dan zijzelf.

“Men love war and women love warriors”, aldus militair historicus Martin van Creveld. Het Romeinse woord voor fallus is fascinus – een man moet fascineren. Één man kan meerdere vrouwen bevruchten; als een man niet aan de kant gedrukt wil worden moet hij harder presteren dan zijn seksegenoten. Dit begint al bij de geslachtsdaad waar duizenden spermacellen om het hardst zwemmen om het eitje te bevruchten.

Man-vrouw verhouding

In Plato’s Gorgias herleidt Kallikles macht en moraliteit af uit natuur. Dit werpt een interessant licht op man-vrouw verhoudingen en de maatschappelijke invloed die uitgaat van seksualiteit. In de natuur is het bij veel soorten het mannetje dat bepaalt of er seks gaat plaatsvinden: het vrouwtje zal zich soms verzetten maar als de drive van het mannetje sterk genoeg is, geeft het vrouwtje zich uiteindelijk over. “Bij het mooie en rechtvaardige volgens de natuur gaat het hierom: om op de juiste manier te leven moet je je verlangens zo heftig mogelijk laten worden en die niet korthouden” (491 E).

Mensen zijn volgens Kallikles van de natuur afgedwaald en hebben via juridische structuren een ‘culture of consent’ gecreëerd. Dit legt de seksuele selectiemacht bij het vrouwelijke element (want de mannelijke aandrang is doorgaans groter). Nu zagen we dat het op mannen aankomt om reputatie te maken door controverses op te starten en de status quo uit te dagen. Dit gaat terug tot leeuwen, primaten en andere zoogdieren waarbij jongere mannetjes hun oudere voorgangers van de heuveltop verstoten. Bij de mens, een politiek dier, gaat dit samen met omwentelingen, ideologieën en doelen. De essentie zien we in de film Doctor Zhivago: vóór de Russische Revolutie slaapt de beeldschone Lara Antipova met een koddige liberale parlementariër. Ná de revolutie ligt ze ineens naast een strak-geüniformeerde communistische legerofficier.

Groeiende kloof

“Mannen met ballen, mannen met uitstraling, mannen met een mening. Dit soort mannen wordt door de verregaande versofting en verwijving van de maatschappij meer en meer uit het beeld verdrongen door de metromannen.” Uit de opkomst van de ‘metroman’ verklaart columnist Frank Berkemeier de groeiende kloof tussen samenleving en politiek: “Hun zachte, vrouwelijke en conflictmijdende uitstraling gebruiken zij vooral om vrouwen en andere metromannen aan zich te binden.” In deze wat ruwe bewoordingen lees ik dat mannen, misschien doordat vrouwen vandaag de seksuele selectiemacht controleren, niet meer leidend maar juist volgend en afwachtend geworden zijn. Ze stellen niet zelf de standaard maar passen zich aan de standaarden van een gefeminiseerde maatschappij aan.

Zo ontstond een cultuur waaruit onverschrokkenheid en vooruitstrevendheid verdwijnen doordat mannen door hoepeltjes moeten springen. We werden een maatschappij waarin uitzonderlijkheid gewantrouwd wordt. Filosofie, intellectualisme en wetenschap zijn ‘saai’, iedereen moet fifteen minutes of fame kunnen hebben, reality-tv toont ons ‘gewone mensen’ en lijsten van politieke partijen staan vol lieden die ‘zo lekker gewoon gebleven zijn’. De cultuur raakt in zichzelf opgezogen en ziet bedreigingen van buitenaf niet aankomen. Zoals ik in mijn voorgaande artikel al concludeerde, speelt de gezapigheid en richtingloosheid die zo ontstaat de tegenstanders van het Westen in de kaart.