Sinds zaterdagochtend, toen bekend werd dat GeenPeil als een op ‘e-democracy’ geënte politieke partij zal meedoen aan de komende verkiezingen, buitelen de commentatoren over elkaar heen – soms aardig positief, maar meestal vrij negatief. Ik zal in dit stuk voor de gulden middenweg kiezenen betogen waarom GeenPeil niet zoveel kwaad kan, maar ons ook niet de democratische hemel op aarde zal brengen. Haar vernieuwende internetsysteem geeft geen sluitend antwoord op onze grootste behoefte: een elite die gewoon een keer doet wat wij graag willen.
Allereerst wat welgemeende veren in de democratische reet voor de initiatiefnemers van GeenPeil. Ze denken absoluut in de goede richting (namelijk: meer democratie), en hebben met Jan Dijkgraaf een no-nonsense lijsttrekker die bovendien met een apolitieke dosis zelfspot de campagne in zal gaan. En hoewel er continue vraagtekens worden gezet bij het vermeende ‘illegale’ karakter van het GeenPeil-concept – dat zou schuren tegen het Grondwettelijke idee van ‘stemmen zonder last’ – kan dit soort kritiek rechtstreeks in de staatsrechtelijke prullenmand.
Zoals Ronald Plasterk, onze Minister van Binnenlandse Zaken, terecht aangeeft, valt het vrijwillig (!) optreden als ‘levend stemkastje’ namelijk nog steeds onder stemmen zonder last. Alarmerende commentaren zoals dat van Piet Hein Donner (vice-president van de Raad van State), die met gevoel voor drama het einde van de democratie proclameert, zijn al helemaal zwaar overtrokken. Dijkgraaf cum suis hebben aangegeven dat zij sowieso oppositie zullen gaan voeren. Daardoor weten we nu al dat er geen concrete, beleidsmatige resultaten zullen worden geboekt en we hier gewoonweg te maken hebben met een blij, onschuldig initiatief van ongeruste democratische zielen die bovendien een broodnodige discussie over meer volksinvloed verder openbreken. So far, so good.
Een van de vernieuwende aspecten waar GeenPeil in het bijzonder aan raakt is dit: hebben wij, indien wij kiezen voor de totale democratie, eigenlijk nog wel een elite nodig? Bedenk namelijk dat de toekomstige Kamerleden van GeenPeil enkel doen wat de leden via het internet rechtstreeks tot hen te vertellen hebben, en zij zullen niet meedoen aan de debatten in de Tweede Kamer – laat staan dat zij zich zullen opwerpen als visionaire lieden van stavast. Wanneer de GeenPeil-leden van het een op het andere moment b) zeggen in plaats van a), dan zal de ruggengraat van Dijkgraaf dus gewillig meebuigen. Want: het volk moet beslissen, niet de politiek.
De techniek staat inmiddels toe dat in principe het land gestuurd kan worden middels directe democratie. In het theoretische geval we massaal deze internetmethode van GeenPeil zouden omarmen, dan zullen verkiezingen dus weldra een overbodig fenomeen zijn: democratie, dat regelen we toch immers geheel zelf? Dit verkiezingsloze idee lijkt wel een internetvariant op de democratische ‘iedereen-is-welkom’-volksvergaderingen die historicus Geerten Waling beschrijft in zijn boek Clubkoorts & revolutie (2016), met als decor het ontketende Parijs en Berlijn tijdens het revolutiejaar 1848. Tevens komt GeenPeil akelig dicht in de buurt bij de centrale stelling in David van Reybroucks Tegen verkiezingen (2013), waarin wordt betoogd dat verkiezingen enkel bedoeld zijn om een zichzelf regulerende elite in het zadel te helpen – een elite die zich daarna bovendien vaak niets meer aantrekt van de wensen van de burgerij.
Waling en Van Reybrouck breken radicaal met een lange na-oorlogse traditie, waarin verondersteld werd dat verkiezingen per definitie noodzakelijk zijn voor een democratie. De meest invloedrijke vertolker van deze ‘ouderwetse’ stroming is waarschijnlijk de econoom Joseph Schumpeter. Deze Oostenrijks-Amerikaanse wetenschapper zet in zijn standaardwerk Socialism, capitalism & democracy (1943) uiteen dat verkiezingen, ofwel een concurrentiestrijd tussen elites, als de meest eerlijke methode dienen om de (vervanging van de) macht in een politieke gemeenschap aan te wijzen. Het volk regeert zichzelf in een democratie dus niet in letterlijke zin, maar wijst de mensen aan die namens hen de politieke beslissingen nemen.
Schumpeter vindt deze beperkte macht van de burger echter juist een rechtvaardig en efficiënt element – en zelfs een directe voorwaarde voor werkelijk betekenisvolle democratie. Immers: bestaat er wel zoiets als een spontane volkswil, zelfs als die wil is samengesteld uit de som der (vaak tegengestelde) belangen? Veel burgers vinden immers niet zomaar ‘iets’, maar worden in hun opinievorming vaak beïnvloed door onze politici. Dit betekent niet dat burgers maar dommige sujetten zijn die aan hun handje moeten worden vastgehouden; wel betekent dit dat in een democratie ruimte moet zijn voor potentieel leiderschap door een – het liefst zo verlicht mogelijke – elite.
Begrijp me niet verkeerd: het is in zekere zin prima dat een klein groepje politiek zeer geëngageerde GeenPeil-leden zich straks kunnen uitleven op dit nieuwe internetsysteem en ik wens ze de bijbehorende zetels van harte toe. Echter is dat natuurlijk niet waar Nederland als geheel nu behoefte aan heeft. Vergeet niet: politiek is, in de woorden van de grote Amerikaanse politicoloog Robert Dahl (1915-2014), voor de meeste mensen slechts “a sideshow in the great circus of life”.
Volgens een recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (2015, pp. 37) wil een meerderheid van onze burgers weliswaar meer invloed in het beleid (en referenda), maar hoeven ze niet per se directer betrokken te worden bij de opstelling van wetgeving. De mogelijkheid tot het ‘ja’ of ‘nee’ zeggen tegen alle mogelijke moties en amendementen die worden behandeld (dit zijn er honderden per maand) zal dan ook simpelweg te overweldigend zijn voor mensen die niet ‘24/7’ met politiek bezig zijn, en zal dus slechts een relatief zeer kleine groep kunnen behagen. De grote meerderheid wil in het ideale geval gewoon kunnen kiezen uit concurrerende elites met een enigszins coherente visie, die, toegegeven, weliswaar beter zouden moeten functioneren dan zij op dit moment doen – met, als ultieme democratische waarborg, zo af en toe een referendum bij enkele grote thema’s. Het valt dus eenvoudig te zeggen dat (goed) leiderschap zal voldoen aan de grootste democratische behoefte van dit moment.
Maakt dit pleidooi voor het elitistische leiderschapsprincipe mij nu tot in één klap tot antidemocraat? Welnee. Deze these gaat prima samen met de gedachte dat burgers in the end altijd het laatste woord zouden moeten hebben. Ik onderschrijf dan ook het idee van rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema (in Weerbare democratie, 2015) dat een functionerend democratisch stelsel in staat moet zijn om over te gaan tot voortdurende ‘zelfcorrectie’: in ultimo moeten machtshebbers dus altijd afgerekend kunnen worden op hun daden, en moeten genomen besluiten altijd kunnen worden teruggedraaid of aangepast indien men dat blijkt te willen. Verkiezingen kunnen in theorie dus wel degelijk samengaan met de vervulling van democratische behoeftes – al blijkt de huidige praktijk een teleurstellende te zijn. Het lijkt daarom vooral zaak om nu te onderzoeken hoe we onze ‘stuk’ ogende elite weer aan de praat krijgen, in plaats van het kind met het badwater weg te gooien door af te stappen van verkiezingsideaal.
Dit alles neemt echter niet weg dat GeenPeil een waardevolle steen in de politieke vijver gooit. Deze nieuwe beweging appelleert met reden aan de heersende onvrede over de politiek. De democratie als zelfcorrigerend mechanisme bestaat op dit moment immers niet: politici zijn vooral bezig met zorgen om strak in het partijgelid te blijven galopperen, in plaats van te luisteren naar wat burgers werkelijk vinden. Onze elite is op dit moment verre van verlicht, maar juist verblind door partijpolitieke en individuele belangetjes. Het is dan ook zonder meer dringend tijd voor bindende referenda, zowel corrigerend als initieel, alsook voor het openbreken van het gesloten partijcircuit door af te stappen van bij voorbaat dichtgetimmerde kieslijsten en de vriendjespolitiek in het openbaar bestuur.
Wellicht zou het van grote waarde kunnen zijn indien GeenPeil, naast haar voorgenomen plan om te fungeren als oppositioneel doorgeefluik, zich in de toekomst ook strategisch zal inzetten om te werken aan een democratie die voor werkelijk iedereen uitkomst zal bieden.