“Een hart dat vervuld is van patriottisme is gesloten voor vooroordelen”, stelde Trump in zijn inaugurele rede. “Of je nu zwart, bruin of blank bent: elke patriot bloedt hetzelfde rode bloed.” Zijn speech was diep doordesemd van nationalisme: hij stelde de VS voor als een landschap doorkruist met kolossale, ontzaglijke grafzerken, die symbool staan voor de industrie en voor de fabrieksarbeiders die door de globale elite in de steek gelaten zijn. Het punt wat hij maakte was glashelder: Amerika zal nationalistisch zijn, of zij zal niet zijn. In die zin is het nationalisme het ultieme bindmiddel om de kloven qua etniciteiten en inkomensgroepen in de VS te overbruggen. Het alternatief is versplintering, sektarisme en steeds ernstigere burgertwisten, die al in Charlotte te zien waren.
Wie Trump wil begrijpen moet kijken naar het soevereine nationalisme als een nieuwe as. Zijn verkiezing en Brexit, evenals de bijna-overwinning van een nationalistische presidentskandidaat in Oostenrijk, dwingen intellectuelen van het establishment om wakker te worden en te erkennen dat er politieke aardverschuivingen plaatsvinden. Mogelijk was in Nederland de uitslag van het Oekraïne-referendum een voorteken. Werkelijk begrip ontstaat door een blik te werpen op een stelling van de Amerikaanse historicus Christopher Lasch, die ik uitgebreid behandel in mijn nieuwe boek De Democratie en haar Media. Dit artikel biedt alvast een voorschot op de analyses in het licht van Trumps inaugurele rede.
“In Europa betekent de verzwakking van de natiestaat ook de verzwakking van de enige autoriteit die etnische spanningen onder controle kan houden. Het herstel van groepsdenken en clanloyaliteiten, op haar beurt, versterkt een reactionair kosmopolitisme van de elite… De staat kan de etnische conflicten niet meer in de hand houden en kan, aan de andere kant, ook niets meer uitrichten tegen de doorzettende globalisering.”
Dit stelde Christopher Lasch in The Revolt of the Elites and the Betrayal of Democracy (1996). Kijken we naar Nederland, naar de rellen in onder meer de Haagse Schilderswijk, in Poelenburg en Ede, dan heeft zijn stelling een profetische kracht. Niet alleen staan de metropolen als Brussel en New York nauwer met elkaar in contact dan met hun eigen landelijke streken, maar óók verklaart dit citaat waarom Trump zo fel uithaalt naar de Europese Unie. Namelijk omdat hij gevaren ziet van de globalisering en van de verzwakking van de natiestaat. Dit verklaart mede waarom hij recent uithaalde naar Merkel, naar het gevaar van open grenzen en haar immigratiebeleid.
Het succes van Trump drijft mede op het uiteensplijten van de bevolking. Dit is een thema waarop De Democratie en haar Media nader ingaat. Want uit Trumps verwijzing naar fabrieken als grafzerken blijkt wel dat maar een deel van de bevolking mee kan in de post-industriële informatie economie. Hoogopgeleiden en opwaarts mobielen spreken hun talen en kennen de weg in cyberspace. Zij zijn behendig in het navigeren in de globale economie, terwijl een groot deel van de bevolking zich juist in de steek gelaten voelt. In de VS staat de ‘rustbelt’, de wegroestende grootindustrie voor deze verlatenheid. Films als Winter’s Bone (2010) en Nebraska (2013) toonden al de verpauperde sfeer die zou leiden tot Trumps overwinning. Het equivalent in Europa zijn krimpregio’s, ‘prachtwijken’ en volksvervangingsenclaves waar burgers zich steeds minder thuisvoelen.
En precies deze delen van de bevolking worden niet tot nauwelijks weerspiegeld door de mainstream media. Dikwijls worden ze weggezet als racistische tokkies of gefrustreerde mannen die op hun dertigste nog maagd zijn en in de kelders van hun moeders wonen. Mede door de politieke correctheid is de blanke man uit de arbeidersklasse de enige groep waarover publiekelijk nog grappen gemaakt worden. Via de verkiezing van Trump namen zij wraak op het establishment.
De vraag is nu of dit nationalisme méér kan zijn dan een vernislaag om de onderliggende maatschappelijke rot te bedekken. De hierboven genoemde sociale spanningen komen voort uit de globale economie, en het is nog te bezien voor hoever Trumps overheid daar grip op kan krijgen. Tegenwoordig speelt software de rol van productiekapitaal – dit passeert geen fysieke grenzen zoals dat zo was in de twintigste eeuw. Sociale mobiliteit hangt samen met de spreiding van innovatie en kapitaal, maar vandaag bestaat het kapitaal deels uit datastromen en algoritmes. In die hoedanigheid overstijgt het kapitaal de natiestaat: het manifesteert zich in ‘the cloud‘.
Wat Trump heeft aangekondigd is een machtsstrijd van een staat die zich identificeert met een geografisch bepaalde gemeenschap, met haar volk, tégen multinationals die soevereiniteit juist willen laten oplossen in de globalisering en in cyberspace.
De uiteindelijke inzet van deze strijd is de soevereiniteit zelf – Trump wil aan zijn ontheemde achterban bewijzen dat de natiestaat in ‘the global age‘ nog bestaansrecht heeft. Precies omdat hij in het alternatief het einde van alle sociale cohesie ziet. En dus zal, in zijn ogen, Amerika nationalistisch zijn, of zal zij niet zijn. Trumps bewoordingen, waarin hij zijn politieke voorgangers neerzette als een voorhoede van oligarchen die zich verrijkten ten koste van de hardwerkende bevolking, onderstreepten dit wereldbeeld.
Voor nu is de conclusie dat een nieuwe politieke as de oude vervangt. Waar het in de twintigste eeuw ging om sociaal-democratie versus een democratie van de vrije markt, speelt de politieke strijd zich vandaag af tussen het soevereine nationalisme van de gewortelde patriot, en het kosmopolitisme van wereldburgers en multinationals. Trumps inaugurele rede heeft deze assenverschuiving beklonken.