Het verval van de media: reactie op column Roderick Veelo

26-02-2017 13:25

Onlangs schreef Roderick Veelo een column op TPO waar hij de vooringenomenheid van journalisten bekritiseert en de “eenzijdige berichtgeving die daaruit voortkomt”. De column is getiteld Heilige opdracht media is ten val brengen Trump en Wilders: inhoudelijk verwees Veelo naar de oproep van Rob Wijnberg in De Correspondent “om alle streven naar objectiviteit en evenwicht overboord te zetten” bij de behandeling van deze politici. Ook legt hij uit dat Amerikaanse media de werkgelegenheidsverrichtingen van Trump bewust negeren en enkel inzoomen op zijn gevecht met de media. Obama had eerder geklaagd dat de media hemzelf tot een “fictief figuur” reduceerden – dat bleef dan weer onderbelicht.

Mijn proefschrift gaat precies over democratie, media, en de relatie daartussen bemiddeld door communicatieve condities; vandaar dat Veelo’s betoog direct mijn aandacht had. Hij heeft het over een brede consensus die loopt van CNN tot RTL. Het doel van die consensus is steeds om politici negatief in beeld te brengen: specifiek de volksvertegenwoordigers die zich uitspreken tegen linkse cultuurpolitiek.

Mainstream media aantoonbaar oppervlakkiger

In het algemeen blijkt dat mainstream media steeds oppervlakkiger zijn: ze moeten concurreren met snelle berichtgeving op het internet. In mijn proefschrift haal ik cijfers aan, zoals dat in 2003 nog maar 24 procent van de berichten in de vijf inhoudelijke kranten kon worden omschreven als inhoudelijk, tegen 33 procent in 1998. Echter, juist de politici zijn doelwit die de negatieve terugslag van de globalisering benoemen en qua geopolitiek een realistische visie uitdragen over de plek van het Westen in de wereld van vandaag. Want veruit de meeste media zijn óf links (subsidie), óf neoliberaal (grootkapitaal); in die hoedanigheid zijn ze bang voor een alliantie tussen cultuurbehoudende politici en wat over is van de arbeidersklasse.

Onderstrepend voor wat Veelo schrijft is ten eerste het lot van interviewer Rick Nieman, die Geert Wilders wat langer liet praten dan tegenwoordig gebruikelijk is; hierom werd hij moreel veroordeeld is door collega’s. Maar zie ook een gesprek tussen John Sweeney (BBC) en Wilders dat op Youtube circuleert. Sweeney zet de gevolgen van MH17 af tegen islamitisch gemotiveerde aanslagen en laat Wilders reageren. Daarop concludeert hij in een voice over tegen de achtergrond van gure Haagse straten “dat Wilders Nederland verandert in een onliberaal land”. De diepe silhouetten en sterke contouren tussen schaduw en licht moeten onderstrepen “dat velen zijn visies polariserend en verwerpelijk vinden”. Zo wordt met beelden voorbijgegaan aan woorden. Wat Wilders zei over de migratiedruk op Europa wordt niet bewezen of weerlegd: er worden slechts morele kwalificaties aan gehangen.

De angst voor de nieuwe voorgenoemde ‘alliantie’ verklaart ten dele de “eenzijdigheid” waarover Veelo schrijft, als medeoorzaak van het media-verval. Maar ook moeten we kijken naar communicatieve condities en  sociale mobiliteit.

Communicatieve condities: van traag naar snel

Toen onze parlementaire democratie werd uitgevonden, ging men uit van relatief trage communicatieve condities. Verbindingslijnen waren postkoetsen, trekschuiten, postduiven of hooguit een telegraaflijn. Maar de wijze waarop mensen communiceren is sinds de digitale revolutie totaal veranderd. En als we media zien als voorportaal van politiek – omdat media de communicatieve ruimte scheppen waarin burgers argumenten uitwisselen over maatschappelijke kwesties – dan zien we de vergelijking met een huis (politiek) dat staat op een ondergrond (communicatieve condities). En als die ondergrond totaal verandert, heeft dat hoe dan ook gevolgen voor het huis. Mainstream media proberen wanhopig aan de oude toestand vast te houden en slaan daarbij soms paniekerig om zich heen.

Rob Wijnberg in paniek

Wat deze paniek betreft is het ironisch dat een Wijnberg, die juist inhoudelijke journalistiek wilde maken met zijn Correspondent – nieuws waarop men wat langer kan kauwen – in het frame van het ongenuanceerde kosmopolitisme is meegaan. Eerst publiceert hij als open brief zijn wens om met ideologische tegenstanders in gesprek te gaan, onder het mom dat we elkaar moeten begrijpen om meer polarisering te voorkomen. Vervolgens komt hij met een manifest dat media opdraagt om Trump ten val te brengen. Met frases als “levensgevaarlijk” en “aanval op de democratie”. Wat is het nu? Reflectieve verzoening of activisme?

In dit opzicht kan men niet anders dan Veelo gelijk geven. En om de versnelling van communicatieve condities nader toe te lichten: mainstream media hebben moeite het tempo van nieuwe media bij te houden. Ze dingen mee naar clicks, likes en shares; zodoende streven ook zij naar sensatie en relletjes. Wie de journalistieke procedure van navragen, ‘check, check, dubbelcheck’ overslaat, verliest zijn integriteit maar kan wél sneller en spectaculairder nieuws maken. Overigens vindt deze ontwikkeling, althans in de VS, al langer dan de digitale revolutie plaats. In 1968 kon een Amerikaanse politicus gemiddeld 42 seconden achtereen het woord voeren. In 1988 duurde zijn gemiddelde soundbite nog maar 10 seconden. Meer hierover in mijn boek, De Democratie en haar Media, dat begin april verschijnt.

Is er een ‘mediacomplot’?

Als we Veelo volgen, is er dan ten slotte sprake van een complot? Eerder is er een probleem met sociale mobiliteit. In de vorige eeuw kende Nederland een protestantse, katholieke, socialistische en liberale zuil: binnen die zuilen was er opwaartse (verticale) mobiliteit. Elke zuil had zijn eigen wereldbeeld, maar had ook schoenmakers, stalknechten en grootindustriëlen. Hiervoor is een ander soort verticale sociale mobiliteit in de plaats gekomen, en dat is de sociale mobiliteit van de metropool en de wereldburger. De mobiliteit van de mens die goed kan navigeren in de postindustriële informatie economie. En precies dit menstype staat tegenover de verliezers van de globalisering, de gevreesde achterban van de ‘nieuwe realisten’.

De mediakanalen van New York, Londen, Amsterdam en Den Haag zijn sinds de globalisering nauw verbonden, en dit maakt dat men van VVD tot GroenLinks dezelfde kranten leest, koffie drinkt in dezelfde Starbucks, en kinderen naar dezelfde universiteiten stuurt. En al zijn de kranten, universiteiten, koffiezaakjes waar men het nieuws bespreekt, dan niet exact hetzelfde: ze zijn althans inwisselbaar qua frame.

Kortom: het onderscheid qua levensbeschouwelijke vorming is zwak. De vormende instituties van de zuilen zijn blijven bestaan, maar de levensbeschouwelijke inbedding is vervaagd. Dit geeft de media-instituties alle macht om hun kosmopolitische wereldbeeld straffeloos door te pompen naar het meer traditionele achterland en naar de ‘prachtwijken’ waar men met de gebakkeren peren zit.

Conclusie

De conclusie is dat de mediaconsensus zich tegen specifieke politici keert vanuit drie factoren. De angst voor een coalitie van realisten, het verschuiven van de communicatieve condities en ten slotte de eenzijdigheid qua hoe elites worden gevormd via de sociale mobiliteit van vandaag. Hier is geen ‘complot’ voor nodig: het zijn gewoon mensen die vooral profiteren van de globalisering en via hun sociale kringen aan dezelfde denktrend worden blootgesteld. Zodoende selecteren zij ook op talkshowgasten en opiniestukken met diezelfde denktrend.