Arnout Maat – bekend van TPO – besprak De democratie en haar media (Blauwe Tijger 2017). Het boek analyseert de communicatieve condities op het niveau van politiek en maatschappelijk debat. Maar even interessant is het om te kijken naar communicatie op een dagelijks niveau: naar communicatie in het gewone, alledaagse leven. Zo ben ik het zelf gewend om bij discussies allerlei argumenten hardop tegen elkaar af te wegen. Soms denken anderen dan ‘eng’ en ‘moeilijk’ – men schiet in de schuilmodus van de zwijgende filosoof. Vandaag werp ik licht op de subtiele klassensignalen die meespelen bij communicatie, beginnend bij de communicatie door onze eigen koning.
Iemand vertelde me over het interview met de koning: “Eigenlijk liet de koning hier vooral zien dat hij ook een gewone man is. Met opmerkingen als ‘dat je net zo jong bent als dat je jezelf voelt’. Op mij kwam het wat droog en clichématig over maar hier houdt de Nederlander uiteindelijk van. En dus houden we van de koning.” Dit is zoals John Lennon zong: They hate you if you’re clever and they despise a fool. Die persoon stelde vervolgens gekscherend dat Wilfried de koning had moeten vragen: “Als u zou moeten solliciteren voor uw functie, zou u dan ook zijn aangenomen?” Dat leek me een wat narrige vraag. Mocht ik echter een koning zijn geweest en ik had die vraag gekregen, dan had ik het antwoord wel geweten.
Ik zou een koning dan laten zeggen: “Ik ben me er bewust van dat ik deze functie dank aan mijn familie en afkomst, maar dat bewustzijn schept ook een zware verplichting om de rol serieus te nemen.” Duidelijk in tegenstelling dus tot vele ceo’s en andere topmanagers die hun functie net zo goed aan afkomst en familieconnecties danken, maar die niettemin het beeld uitventen dat het allemaal op eigen kunnen is verdiend. Het beeld waar de rest van Nederland in moet geloven – zich aan op moet trekken om elke ochtend weer opgepept aan het werk te kunnen gaan.
“There’s room at the top they’re telling you still
But first you must learn how to smile as you kill
If you want to be like the folks on the hill – Bob Dylan”
Het nummer Working Class Hero (1970), waaraan ik hierboven refereerde, gaat eigenlijk over subtiele klassenverschillen. Het koningshuis is de ultieme belichaming van klassenverschil: je wordt als koning geboren en anders wordt je het nooit. Kent u de uitspraak “een dubbeltje wordt nooit een kwartje”? Dit maakt in iedere ideologische discussie het koningshuis tot bundelpunt van zowel ressentiment als van verheven gevoelens.
Leden van de Koninklijke familie kunnen er eerlijk voor uitkomen dat zij hun goede posities danken aan familieomstandigheden – de anderen worden geacht hun posities te verdienen met kunde en hard werk. Wie geen talent heeft dient het dan te veinzen, en moet zich dus een verhullende sociale communicatie aanleren. Wie als ‘gewone’ jongen of meisje doorstudeert en in contact komt met de hogere regionen van politiek, het bedrijfsleven en de academische wereld, zal dit naar verloop van tijd opmerken.
Zo ging ik een avond op stap met een sectiehoofd van een multinational en lobbykantoor. Deze persoon stak een verhaal af over de wonderen van innovatie door webshops en large retail. Ik zei, sorry hoor, maar weet je wel dat kleine winkeltjes de ankerpunten zijn van sociale cohesie binnen een gemeenschap? Het zijn winkeliers en middenstanders die na sluitingstijd de boel nalopen, kijken of alles veilig en ordelijk is. En daarbij een praatje maken met de omwonenden. Large retail werkt met studenten – die komen en gaan zonder een spoor achter te laten: ze weten dat ze inwisselbaar zijn. Vroeger was een baantje bij de videotheek of platenzaak je eerste stap naar de vaardigheden en het arbeidsethos dat hoorde bij de middenklasse. Dit alles is verdwenen en dus moet je maar via je connecties een stage zien te regelen.
De omstanders keken alsof ze water zagen branden. Hoe durfde ik zo direct te zijn en tegen een leidinggevende in te gaan? In deze werksfeer van goedlachse ‘altijd onderweg’ expats en kosmopolieten was men niet meer gewend aan een beetje tegendruk. Om de sfeer gemoedelijk te houden werd het maar afgedaan met relativisme: “Vanuit jouw lokale betrokkenheid als gemeenteraadslid heb je er vanzelfsprekend een andere kijk op.”
We hebben in Nederland precies zo’n maatschappij. Hier heerst de consensus dat als je jezelf afgemeten uit, je nooit een woord te veel laat ontglippen, dat je dan intelligent bent. Dit is deels een klassenvraagstuk. Want in de cultuur van arbeiders is het normaal dat er gedisputeerd wordt. Dingen worden recht voor de raap gezegd, meningen worden gedeeld en tegengesproken. Zie ook Jan van de Beek:
“Ik had het met sommige docenten ook echt aan de stok. Ik kom uit een arbeidersmilieu en heb de neiging de dingen wat direct te zeggen.”
Dit kwam ook ter sprake op de bijeenkomst met Pieter Duisenberg (VVD) op de universiteit in Leiden, waar Jan van de Beek een betoog hield. De rector gaf daar hoog op over hoe er mensen waren die klassieke talen studeerden en nu aan de bak zijn als directeur bij een multinational. Maar spelen sociaal milieu en connecties hier geen rol in? Is dit niet eerder ondanks klassieke talen dan dankzij?
“Procentueel hebben er nog nooit zoveel mensen gestudeerd.” zo zei de rector. Maar de vraag moet luiden: Hoeveel afgestudeerden hebben een baan die overeenkomt met hun opleidingsniveau? Want je kunt kinderen uit de lagere klasse laten studeren (en ze in de studieschulden steken); daarmee hebben zij nog niet het netwerk om arbeid op dat niveau veilig te stellen. Het communicatieve frame van het tsjakka-optimisme walst daar natuurlijk overheen.
In communicatie bij de lagere klasse “windt men er geen doekjes om”, terwijl geslotenheid en gereserveerdheid meer passen bij de bovenklasse: “men houdt de kaarten tegen de borst.” Hier zit deels ook camouflage achter: ze willen wél betrokken zijn op een hoger intellectueel niveau, maar er is ook de lichte zelftwijfel of ze er wel de capaciteiten voor hebben. Wat anders is bij iemand als Van de Beek die zich ‘vanuit het niets’ naar dat niveau heeft opgewerkt.
Deels is het ook sluwheid: zoals een kameleon geeft men zich nooit geheel bloot. “Met mij kun je morgen ook weer een andere richting uit want ik heb me niet helemaal uitgesproken.” Zo wordt men nooit geconfronteerd met: “Maar gisteren zei je dat…” Hier zit de angst achter dat er bij het poneren van een stelligheid wel eens tegenspraak zou kunnen volgen, en dat men dan door de mand valt. Sommigen van hen brengen misschien weinig tijd door met hun gedachten – als ze al eens op een gedachte komen dan zijn ze daar zeer ingenomen mee. Het ontkrachten van die gedachte ervaren ze dan als een deuk in het eigen ego. Terwijl iemand met een rijk en levendig innerlijk leven snel weer nieuwe gedachten heeft.
Ook heeft dit te maken met the lost art of conversation: het oplepelen van gevoelens gaat door voor een gedachtewisseling; mensen houden het bij vluchtigheden en zijn niet meer gewend om tot op het bot door te vragen. Maar als dit de stijl van converseren is, dan komt hieruit per definitie weinig verandering voort. Vandaar dat de lagere klasse wel gekscherend over de ‘hoge heren’ zegt: “Ze dronken een glas, men deed een plas, en alles bleef zoals het was.”
Op het moment dat je op de inhoud wil ingaan staan anderen, nog over de discussie heen, langs hun glas te turen of er nog leuke dames (of heren) in de buurt zijn. Zich ondertussen al zwijgend profilerend als zijnde intelligent. Velen worden in een beschermde cocon opgevoed en kunnen moeilijk met wrijving omgaan. Als een discussie een beetje verhit raakt wordt dit direct als ruzie opgevat. Of ze schieten in de hyperbool en komen met buzzwords als ‘racist’ en ‘seksist’. Op die wijze trekken ze zich dan terug uit de inhoud.
Ten slotte vraag ik me af of deze mensen, die zich als intelligent voordoen door altijd afgemeten te spreken, daar wel werkelijk verstandig aan doen. Want wie op die manier eenmaal met een depressie of diep ongemak zit, die komt daar niet makkelijk over te spreken. En dus ook niet om zijn of haar gevoelens te verwerken. Anderen zullen er ook geen gesprek over aangaan – je staat dan immers niet bekend als een open persoon.