Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!
Het boek The internet is not the answer (2015) van Andrew Keen ontmaskert de hype rond startups als een “cult of failure“. Falen, zo wordt in het wereldje van de startups benadrukt, is geen enkel probleem. Het gaat immers om het proces (gevoelens, intenties, fun) – minder om het feitelijke resultaat. Experimenteer, praat met elkaar over je falen en concentreer je vooral op de lol van je project. Aldus enkele tips over startups in de Wegener pers.
Keens boek laat mooi zien hoe deze ideeën in de jaren ’90 door een handvol expats zijn gelanceerd. Zij zetten de trend door met laptops te ondernemen terwijl ze in een hangmat in Hawaï hingen – wat onvermeld bleef was dat dit dikwijls rijkeluiszoontjes waren die via hun pa en ma op een berg aandelen zaten. Hun vangnetje voor als het misging. Want het leeuwendeel van de startups blijft klein en genereert geen economische meerwaarde.
Denk maar aan de documentaire ‘Mensen van nu’: een dude vervoert producten met een zeilboot zodat multinationals zich kunnen greenwashen. Want buiten de imagobonus blijft dit immers netto onrendabel. Sinds 2013 gaat er in Nederland meer geld om in totale PR kosten dan in totale productiekosten: hierom concludeerde Peter de Waard dat drie kwart van de banen in het Westen bestaat uit bullshit-jobs. “De politieke elite vreest dat ledigheid bij de massa tot moreel verval zal leiden. Doelbewust worden bullshit-jobs gecreëerd.” aldus De Waard.
Minstens zo tekenend voor de tijdgeest als de waarnemingen van Keens en De Waard, is het commentaar van Ronald Koopman, een RTL-babyboomer die onlangs de millenial-generatie bekritiseerde: “Dat je geen huis kan kopen op je 24ste, is niet abnormaal, en dat je geen vast contract kunt krijgen op je 30ste ook niet. Het is de tijd waarin we leven. Wen er maar aan. Jullie zijn niet sneu: jullie enige probleem is keuzestress.”
Koopman maakt terecht het punt dat oudere werknemers die hun baan verliezen, ook terechtkomen in de flexmolen: vanaf dan maken ook zij weinig kans op een vaste baan. En misschien is het inderdaad zo dat de helikopter-ouders de special snowflakes hebben opgevoed, waaruit nu de social justice warriors ontstaan. Maar veel andere factoren verzwijgt Koopman. Ofwel uit opportunisme, ofwel uit gebrek aan kennis.
Millenials erven een Europa dat sinds de achtenzestig-generatie haar geopolitieke relevantie verloor. Ook wordt de genoemde bullshit-banen economie bij hen door de strot gedrukt. Ze krijgen de Dutch-disease op zich afgewenteld alsmede de gegroeide staatsschuld en de massamigratie met bijbehorende cultuurverandering. Vanwege strenge milieu eisen en ‘het kan elders goedkoper’ zijn eerzame, identiteitsvormende banen in de maakindustrie naar Azië verkast, wat tegelijk onze economische veiligheid ondergraaft. De verantwoordelijken daarvoor stemmen nu 50Plus en zeggen dat de jongere generaties “zich flexibeler moeten opstellen” bij het vinden van werk.
Voor de Dutch-disease moeten we kijken naar de gasbel. Dat gas is opgegaan aan… ja, aan wat eigenlijk? Aan leuke dingen voor linkse mensen, om met Den Uyl te spreken. Hoe dan ook zit Nederland vandaag met een enorme staatsschuld – als we de nieuwsberichten mogen geloven zijn zelfs de pensioenpotten niet meer veilig. Enfin, Noorwegen heeft dat met zijn olie slimmer aangepakt. De inkomsten daarvan zijn netjes belegd.
Er was dus een generatie die kon aflossen, maar besloot om meer bij te lenen. Zie de Paarse kabinetsperiode – de kassen puilden uit met geld maar men koos voor lastenverlichting. Er werd hier hoogmoedig gebroken met de Machiavelliaanse wijsheid over de fortuin. Dit wil zeggen dat de fortuin – lees: de geschiedenis – altijd een afwisseling van pieken en dalen kent. Hierbij moet men zich tijdens de pieken voorbereiden op de dalen.
Enfin, de grootste zorgen van Paars waren de zure regen en de muisarm: zij gingen lekker verder op de ingeslagen weg. Ook wat betreft de migratiestromen en de daaruit volgende cultuurverandering. Koopman echter zit als financieel analist waarschijnlijk in de Hilversum-Zuidas bubbel waar zorgvuldig sociaal-economisch op toetreding wordt geselecteerd. Hij zal alleen met de meest geïntegreerde exemplaren in aanraking komen: zodoende is de kwestie ‘herken ik me nog in mijn buurt’ voor hem niet eens iets om überhaupt bij stil te staan.
Het grofste schandaal is dit: toen onze ouders van school kwamen, gingen ze gewoon aan het werk. Ze verwachtten een inkomen; het werk zelf leerde je gaandeweg wel. Mijn geboortejaar is 1987 – voor mijn leeftijdsgenoten is het normaal om eerst jarenlang mager betaalde stages danwel onderbetaalde traineeships te volgen. Wie onderhoudt ons ondertussen? That’s right – onze ouders en verzorgers, die nog wél op een systeem kunnen teren van uitkeringen, toelagen, hypotheken en pensioenen. Een systeem dat spoedig – en deels ook wegens de migratie – niet meer zal bestaan. Deze scheefgroei en dit systeemfalen kun je constateren door gewoon om je heen te kijken: daarvoor hoef je geen financieel analist te zijn.
Maar de elite begint al nattigheid te voelen: ze rommelen namelijk met de definities. Iemand die slechts één uur in de week werkt, maar graag een volle werkweek zou maken, is feitelijk meer werkloos dan werkend. Toch behoort die persoon volgens de officiële definities tot de werkenden. Dat is een staaltje misleiding van jewelste – met alle geweld moeten we positief denken.
Koopman klaagt over millenials, over hun narcisme en weke gestel. Laten we de zaak eens omdraaien – wie liet deze narcistische generatie tot wasdom komen? De culturele ankerpunten die nodig zijn om een aankomende generatie de waarde te doen inzien van dat wat wordt overgedragen, zijn vernietigd door de postmoderne cultuur van hedonistische koekenbakkers die subsidies ontvingen voor onzichtbare schilderijen en ingeblikte drollen. We kunnen hoe dan ook vaststellen dat het cultuurgoed dat vandaag de jongste generaties omringt niet tot arbeidstrots inspireert. Niet tot een bewustzijn van Europese eigenwaarde en niet tot werklust.
“Vakbonden zijn passé – dat is nu eenmaal de tijd”, stelt Koopman. Scherper gesteld heeft de achtenzestig-generatie de culturele waarden vernietigd die ons vandaag verenigd zouden hebben in de strijd tegen het verval. Cultureel erfgoed dat Nederland (en West-Europa) tot kracht en eendracht kan aanzetten is grotendeels verdampt. Hierover zegt de Franse auteur Michel Houellebecq: “Het enige effect van mei ’68 is geweest dat de paar morele regels die tot dan toe de vraatzucht van het mechanisme beperkten, teniet zijn gedaan” (‘Nader tot de ontreddering’, Amsterdam 2004).
In het vorige deel over innovatie stipten we aan hoe Nederland uiteendrijft: we hadden het over de ‘lijm tussen de kloven’. Wel precies de burgerdeugd, goed nabuurschap en cultureel erfgoed hadden de lijm moeten zijn om deze kloof te dichten. De waarden die vandaag dus zijn uitgehold door alles hiervoor beschreven.
Is er dan geen enkel positief vooruitzicht? Dat is er juist wel, want dit zagen we in het interview met Thierry Baudet in HP de Tijd. Hij sprak daar over de ‘stille generatie’, die dus gedwee en kneedbaar was en zich een oor liet aannaaien. Vandaag inspireert hij jongeren om niet-politiek-correcte statements te maken, en dat stemt hoopvol. Kennelijk hebben die jongeren lak aan hoe de geprivilegieerden over hen denken. Wie de gutmensch kent, die weet dat zij dit niet-politiek-correcte gedachtegoed tot het laatst zullen bestrijden. Dit isoleert die jongeren van de baantjescarrousel, en dwingt hen om zich met eigen middelen een weg naar de macht te vechten.
Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!