Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!
Camille Paglia is een Amerikaans-Italiaanse feministe. Ze omschrijft zichzelf als libertair en bekritiseerde onlangs de social justice warriors van vandaag. Jaren geleden verwierf ze iconische status met het boek Sexual Personae: art and decadence from Nefertiti to Emily Dickinson. Dit is naar verluid het boek dat de originele Breitbart bekeerde van links tot rechts. Het afgelopen half jaar heb ik het werk met me meegedragen om de epische inhoud ervan te ontsluiten voor een breed publiek.
De hoofdgedachte is dat de vrouw de moederschoot en de baarmoeder belichaamt: de vrouw blijft dichtbij de natuurlijke cyclus van geboorte en dood. Daarnaast zijn vrouwen ook via de menstruatiecyclus in tune met het eb en vloed van het ritme der natuur: “The fecund rhythms of natural process – that creeping, interminable cycle in which women live” (p.382). Het mannelijke staat daar verder van af en kan er ook nooit zo dichtbij komen als het vrouwelijke. Daarom schept het mannelijke element een eigen wereld vol wiskunde en contemplatie.
Veel feministen verguizen Paglia omdat ze de biologie van het lichaam vooropstelt in haar benadering van wat ze als ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ kenmerkt. Voor de postmodernen is geslacht geen kwestie van chromosomen maar van zelfidentificatie. Paglia legt echter uit dat het mensenlijf ondergeschikt is aan de natuur: “The body is passive toward natural law, therefore femaleness is marked for dissolution. While maleness, invested in self-created poetic identity, triumphantly escapes into eternal life, a hermaphroditic transfiguration.” (p.476)
Het domein van de vooruitgang en beschaving is volgens Paglia bij uitstek mannelijk – voor vrouwen is dit nooit echt van belang: vrouwen ontlenen hun macht aan de natuur en aan het cyclische, niet aan revolutie. Mannen moeten hun identiteit dus voortdurend kracht bij zetten met allerlei attributen, om niet door de oerkracht van de vrouwelijke natuur te worden opgezogen:
“The hermaphroditic all-mother is so potent a conception that the individual male is unnecessary. Like Balzac’s avenger gathering an armed retinue to enter the female realm of the Oriental boudoir, Whitman must overemphasize his maleness to retain his own sex in the surging female nature of his poetry.” (p.605)
Het vrouwelijke is zó kosmisch en al-aanwezig, dat zowat iedere kunstvorm naar vrouwelijkheid verglijdt tenzij de auteur zich daar bewust tegen verzet. Volgens Paglia zijn er pogingen gedaan – specifiek door Herman Melville en William Blake – maar altijd met wisselend succes.
De voorgenoemde citaten verduidelijken wat er hier gebeurt: de cyclus van geboorte en dood is een proces van ontstaan en vergaan. Dit proces valt samen met het vrouwelijke, want met moeder natuur. Mannen moeten iets buiten-tijdelijks zien te verzinnen om zich daar staande tegen te houden. Ze bouwen monumenten waar ze hun namen in kerven en schrijven poëzie om zichzelf te vereeuwigen. In de ijdele hoop dat dit op enige wijze die kosmische cyclus kan overleven. De duidelijk uitgevormde contouren van deze inkervingen streven tegen de mossige natuur die deze bouwwerken overwoekerd en verzwelgt.
Hier is zodoende een strijd aan de gang van dat wat streeft naar orde en vooruitgang, tegen dat wat zich laat meesleuren in de roes en in de stammendans.
“Here is that inescapable connection I find between female psychology and the chthonian liquid realm. Medusa’s pubic head is the plant world of writhing stems and vines; she is artistic disorder, the breakdown of form. Liquidity plus vegetative overgrowth equals the chthonian swamp of female nature” (p.434).
Het “chthonische” gebruikt Paglia als metafoor voor moeder natuur, die zich bijvoorbeeld toont als prikkelende braambossen die als tentakels voortkruipen over de jungle ondergrond. Ook komt het chthonische terug in bijvoorbeeld de achtergronden van schilderijen van Da Vinci: spelonken waaruit de mist van Python opsteeg – diepe aardkloven waar de Lampaden samenkomen om Hekate te vereren. Grillig, slijmerig en onvoorspelbaar. Typisch aan deze landschappen (neem nu de Mona Lisa) is dat de contouren ervan juist vaag en mistig zijn; dit is direct tegengesteld aan de welonderscheiden snijvlakken en inkervingen die de mannelijke wil present stellen.
Paglia omschrijft “a vision of primeval nature: a tropical swampland under a heavy murky sky, damp, luxuriant and enormous, a kind of prehistoric wilderness . . . sluggish with mud. Hairy shafts of palms rising out of a rank lecherous thicket. Fat, swollen plant life rooted in green stagnant pools.” (p.595) Dit is het vrouwelijke moeras van de genesis, de oergeboorte waar de eerste eiwitten aaneenklonterden. Het chthonische miasma waartegen de begaafde jongeman zich dromerig verzet, met de formaliteiten en verfijningen die eigen zijn aan iedere doorontwikkelde beschaving in haar late fases.
Ze noemt dit “his dazzling formal perfection a rebuke to nature’s indiscriminateness and fluidity” (p.595). Hier legt Paglia een verband met homoseksualiteit. Homo’s zouden namelijk verfijnde signalen en hiërarchische codes kennen, bedoeld om hen te onderscheiden van de burgermaatschappij. Die maatschappij staat in het teken van gezinsvorming – en dus van de voortplantingsdrift. Zodoende is de burgermaatschappij nog steeds onderhorig aan moeder natuur. Oscar Wilde zou zich bewust hebben bekeerd tot homoseksualiteit als statement. Als doelbewust verzet, deel van zijn esthetische levenshouding. Wilde daagde zijn tijdperk uit om hem te kruisigen – zoals ieder ander tijdvak gaf het daar graag gehoor aan.
Over Paglia’s schrijfstijl moeten we vermelden dat ze ieder stuk antieke literatuur lijkt te hebben doorgewerkt, op zoek naar in-de-vergetelheid-geraakte Engelse woorden, om haar tekst meer chique en erudiet te laten lijken. Woorden zoals “ectomorph”, dat ze gebruikt om te verbeelden hoe vallend licht een goudgele glans geeft aan blond haar.
De dichter Lucebert schreef: “de mens is getroffen met het besef een broodkruimel te zijn op de rok van het universum.” Deze frase bevat Paglia’s filosofie in een notendop: de vrouwelijkheid (rok) valt samen met de kosmos, en daartegen is de man maar nietig. Hiermee hebben we de grondtonen van haar visie op de mensheid en op kunst inzichtelijk gemaakt. Dit laat echter nog een belangrijk aspect onbesproken: de tweestrijd tussen de wrede en gulzige natuur zoals omschreven door markies de Sade, en een beeld van de idyllische, ongerepte natuur dat we vinden bij Jean-Jacques Rousseau.
Paglia ziet de literatuurgeschiedenis als iets dat voortvloeit uit de krachtmeting tussen beide polen. “My theory is that whenever sexual freedom is sought or achieved, sadomasochism will not be far behind. Romanticism always turns into decadence: nature is a hard taskmaster” (p.3). Oftewel het romantiseren van de natuur onderschat de wrede kanten van de natuur. Het staat de mens vrij om te proberen los te breken uit de natuurlijke cyclus van bevruchting en geboorte via allerlei vormen van seksuele vrijheid. Die slaan al gauw om in decadentie en zo neemt de natuur alsnog wraak. In het tweede deel over Sexual Personae ga ik hier nader op in.
Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!