Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!
In de huidige tijdsgeest is niets wat het lijkt. Sinds de Koude Oorlog heerst het idee dat de westerse samenleving aan het eindpunt van de geschiedenis is aangekomen. En wel zo sterk dat er niet meer met lef over geopolitiek en de loop van de geschiedenis wordt nagedacht. Met deze prangende stelling neemt filosoof Tom Zwitser ons mee in zijn vuistdikke boek Permafrost. Raakt het werk een gevoelige snaar? Blijft de aarde van onze geopolitiek permanent bevroren?
Het eerste deel van deze recensie noemde al kort hoe nationalisme veranderd is van een door de samenleving gedreven volksidentiteit naar een bombastisch propagandamiddel. In de Wereldoorlogen was dit dé tactiek om de bevolking van het ene land tegen een gezamenlijke vijand in een ander land te laten opboksen. Op dit zogenaamde ‘anti-nationalistische nationalisme’ gaat de rest van het boek dieper in. Dit begrip moet Zwitsers bewering ondersteunen dat we sinds 1914 in een permanente Koude Oorlog even: daarbij rukt het liberalisme vanuit de VS en Groot-Brittannië steeds verder op. In 1914 was Duitsland het doelwit – later ook Rusland, het Midden-Oosten en Centraal-Azië. In de grensstreek tussen liberalisme en de traditionele wereld worden stelselmatig oorlogen uitgelokt.
De ‘anti-nationalistische nationalismen’ komen neer op een veramerikaniseerde Hollywood-mediawerkelijkheid waarin we voortdurend een buitenlandse vijand nodig hebben. Om zo tot een kunstmatige saamhorigheid te komen die moet verbloemen dat alle in-de-staat-opgenomen volkeren in feite weinig gedeeld cultureel erfgoed hebben. Zie hier de Amerikaanse buitenlandpolitiek van de afgelopen eeuw. Zwitsers theses over de VS en Rusland vinden steun in wat Derk Jan Eppink onlangs constateerde in een Volkskrant-column. Namelijk dat de Rusland-haat onder progressief Amerika intussen dieper is dan deze zelfs tijdens de Koude Oorlog ooit was onder Republikeinen.
Wat Zwitser ons bovenal wil laten zien is dat de globalisering een grenzeloos tijdperk doet ontstaan. Daarbij wordt de burgermaatschappij als tussenschot uitgevaagd. Om zo de massa – vanuit geopolitiek nut – beter te kunnen aansturen. Het Europa waarin hij liever had geleefd – dit druipt vanaf iedere pagina in Permafrost – is een meer aristocratisch Europa, waar gezin en ambacht de centrumpunten zijn van het gemeenschapsleven. Traditionele waarden als geborgenheid, dienstbaarheid, weerbaarheid en overzichtelijkheid staan hoger in zijn vaandel dan de wortelloze plooibaarheid van wat hij noemt ‘het geopolitieke tijdsgewricht’.
“De vroege negentiende eeuw zag er in maatschappelijk opzicht nog uit als een landschap met barrières, lokale grenzen en leefplekken die ervoor zorgden dat de concrete leefomgeving van vrijwel iedereen begrensd werd door de zichtbare horizon. Vrijwel alle leeffactoren bevonden zich binnen dat gebied. Bruggen over vaarten, pontjes over rivieren en wegen door moerassen vormden de trechters waarin leefwerelden een dun, langzaam en tegelijkertijd noodzakelijk contact met elkaar konden onderhouden, maar in principe allemaal autonoom fungeerden.”
Hierbij aansluitend benadrukt Zwitser het belang van een sterke middenklasse als ruggengraat van de samenleving. Dat voorkomt enerzijds dat de arbeidersklasse in een proletariaat of ‘massa’ verandert en perkt anderzijds de macht van de bovenklasse in. Een brede middenklasse dwingt de regeerders tot een politiek van gezond verstand. Hij wijst er op dat koningen, keizers en de hoge adel zich aanzienlijk minder inmengden in het privéleven van hun onderdanen dan de communisten. Maar ook minder dan onze democratieën vandaag de dag:
“Absolutistische uitspraken raakten het volksleven in heel beperkte mate.”
Om dit volksleven verder in te perken trokken kapitalisten en Bolsjewieken volgens Zwitser dan ook samen op tegen de Tsaar:
“Zij die de staat controleerden, controleerden ook het kapitaal. Amerikaanse bankiers verkozen het Communisme in Rusland boven het Tsarisme.”
De traditionele samenlevingsverbanden zijn gaandeweg in economische zin geruimd om plaats te maken voor de dynamiek van één grote globale markt. Om te laten zien hoe deze omvorming van de wereld wordt goedgepraat ruimt het boek speciale aandacht in voor de kwestie Hitler:
“Anglo-Amerikaans liberalisme is, zoals zij het zien, de enige oplossing tegen alle soorten van Hitlers, Hitlerbewonderaars en Hitler-lookalikes. Dan noemt men vaak tamelijk achteloos Poetin als voorbeeld van zo’n moderne Hitler. Alle normale mensen halen hier even diep adem en zullen er vervolgens om lachen.
De Hitlerbeschuldiging wordt een steeds hilarischer, geïndustrialiseerd mechanisme dat geplakt wordt op al het voorindustriële. Toen Trump in zijn inauguratietoespraak net als alle presidenten voor hem verwees naar God, buitelden miljoenen op Facebook en Twitter over elkaar heen. Zij verwezen naar oudere toespraken waarin Hitler ‘ook’ verwees naar God.”
Feitelijk zette Hitler in op grootschalige industrie. Dit sloot aan bij de nazi-agenda van militarisme, van legers bouwen met geavanceerde voertuigen – soldaten en arbeiders aan het werk krijgen, gezien de trek naar de steden vanuit het platte land. Al was Hitler in esthetische zin dan meer georiënteerd op pittoreske schilderijtjes van het voorindustriële platteland.
Typisch voor de Hitler-critici die Zwitser hier bedoelt is dat zij de esthetische Hitler als uitgangspunt nemen en niet diens praktische politieke economie. Waarschijnlijk omdat ze zelf ook voornamelijk esthetisch in het leven staan.
Hun progressivisme als ideologie is dan een bijproduct van de progressieve esthetica waarmee ze zich tooien (die dus weer in negatieve zin aan Hitler is ontleend). Volgens de auteur is Hitler tot Messias in de omgekeerde betekenis geworden: iemand die dient om in retrospect het hele progressivisme als ideologische agenda te rechtvaardigen. Zo worden zij klonen van Hitler in die zin dat ze alles nastreven wat Hitler nastreefde, maar dan in tegenovergestelde zin. En Hitler was extreem, dus worden zij ook extreem. De ‘occidentofobie‘ die Paul Cliteur omschreef is zo bezien een doorwerking van Hitlers extreme nationalisme.
Permafrost is een zowel bezield als beklemmend stuk denkwerk. Het boek is doorspekt met intrigerende observaties – pakkende voorbeelden ondersteunen de theorievorming. Op pagina 388 geeft de auteur relatietherapie als voorbeeld: wil de relatie slagen, zo leert u daar, dan moeten de liberale doctrines in iedere dialoog zijn ingebakken. Uit deze premissen ontstaat een menstype dat zich koel en afstandelijk opstelt puur om te kunnen overleven, en die gefixeerd is op een kunstmatige jeugdigheid:
“Het uitbeitelen van de jeugdige glimlach in ijzige gezichten toont het onvermogen om het eigen leven aan de volgende generatie te willen overhandigen.”
Ook merkt de auteur op dat het postmodernisme zich weliswaar ‘post’ noemt, maar daarin toch besmet blijkt met de moderne drang om steeds weer nieuwe tijdperken te betreden. Met rugsteun van een goedgedocumenteerd notenapparaat overtuigt Permafrost dat er via een morele lezing van de geschiedenis en via georchestreerde hysterie aan een massabewustzijn wordt gewerkt. Zie hoe het bij de hype rond Charlie Hebdo vooral ging om solidariteit met de slachtoffers: er was nauwelijks media-aandacht voor woede over de daders – bij MH17 was dit volgens Zwitser omgekeerd. Als zou Poetin persoonlijk de fatale raket hebben afgevuurd.
Er zijn daarnaast wel enige kleine kritiekpuntjes. Alinea’s zijn vaak aan de lange kant. Als een meer inhoudelijke kritiek oogt Zwitsers definitie van totalitarisme ietwat wankel. De auteur karakteriseert totalitarisme als “het onvermogen om met dubbelheden om te gaan en soms hypocriet te kunnen zijn” (pagina 114). Graag wijs ik er op dat het totalitarisme meermaals en zelfs openlijk hypocriet is geweest. Denk aan de communistische partijwinkels, waar hedonistische genotsmiddelen te koop waren (enkel voor partijleden), of neem Görings uitspraak: “Wer Jude is, bestimme ich!” Ook verkochten de nazi’s ‘entartete Kunst’ aan het Westen en even later deed de DDR hetzelfde – alles voor harde Westerse valuta.
Ten slotte is Permafrost een heel dik boek; sommige opmerkingen worden wellicht net te vaak herhaald. Bijvoorbeeld waar het de (communistische) geschiedenis van Rusland betreft en de framing van Rusland in de Westerse media vandaag. Stalin was wreed, stelt Zwitser, omdat hij de rampzalige dictaten van Lenin moest terugdraaien: Lenin op zijn beurt werd weer bespeeld door bankiers. De stellingnames zetten zeker aan tot reflectie maar liggen er, als het doel werkelijk vrije speculatieve bezinning is, soms wat dik bovenop.
Deze kritiek is echter een voetnoot bij honderden pagina’s zeer boeiende verhandelingen. Na het doorploegen van het boek zal voor elke lezer duidelijk zijn dat medianarratieven, Westers liberalisme en een zowat pathologisch Tweede Wereldoorlogtrauma – met de Hitlervergelijking als hoogtepunt – met een kritisch oog moeten worden beschouwd. Al met al is Permafrost het lezen waard voor iedereen die de genoemde thema’s ook maar een beetje interessant vindt.
Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!