Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!
De invloedrijke politicoloog prof. Joshua Mitchell besprak onlangs de Westerse identiteitscrisis. Hij stelt dat de culture war ontstond uit de concepten van o.a. Marx en Nietzsche. Dit zou leiden tot onthechting en tot ruziënde cultuurenclaves binnen Westerse natiestaten. Volgens Mitchell moet het Westen terugkeren tot Plato’s bespiegelingen op de verheffing van de ziel. Dit verloopt via filosofie en introspectie: het komt er op neer de heelheid van de persoon te herstellen.
In 1993 publiceerde Mitchell het boek Not by reason alone: religion, history and identity in early modern thought. De auteur wijst identiteitspolitiek af. ‘Wie ik ben’, is iets dat ik moet ontdekken – dat hangt samen met de kwaliteiten van mijn ziel, van mijn karakter. Identiteitspolitiek vandaag stelt daarentegen: “Als zwarte man of als Latino vrouw kijk ik per definitie anders naar dit standbeeld. Dat gaat zo ver dat zelfs mijn belevingswereld voor een andere groep ontoegankelijk is.” Dit type denken kan enkel leiden tot gesloten bubbels en afgesloten zielen.
Naast de controverses rond standbeelden ontstaan ruzies over ogenschijnlijk triviale zaken. Zoals: “Mag een blanke vrouw rastahaar dragen of is dat cultural appropriation? Mag een blank persoon zwarte emoticons gebruiken of is dat ‘blackfacing‘?” Slaat men eenmaal deze weg in, dan houdt de cultuurstrijd nooit meer op. Bovendien ligt aan het vernietigen van standbeelden ook wraakgevoel ten grondslag. Namelijk die van de sterfelijke ziel die zich onbeduidend voelt en niet kan accepteren dat een andere ziel onsterfelijk vereeuwigd is.
Om helder te maken wat deze Platonische ziel is, nu het voorbeeld van het paardenspan. Dit span wordt getrokken door een donkere hengst en een witte merrie. Hierbij staat de hengst voor het Id: de Freudiaanse kracht van opwellende lusten en impulsen. De donkere hengst is de echte trekkracht; de merrie plakt daar vooral morele etiketten op. Ze benoemt zijn begeerten – ze classificeert die als bijvoorbeeld ‘immoreel’.
Nu zegt Nietzsche: in de wereld van de politiek is de witte merrie krachteloos. Ze probeert niet te trekken maar probeert anderen te dresseren en het echte werk te laten doen. En als u deze gedachte eenmaal doorgrondt, dan ziet u dat zowel waarheid als leugen een middel is, een instrument tot een doel. Dat doel is levenskracht te bevorderen. Zodra het middel is uitgeput gaan we over op een ander middel. Op deze wijze belandden we in het ‘post-truth‘ tijdperk.
Volgt u deze redenering? Dan nu het genadeschot voor Plato. Het losbreken en vrij rennen van de donkere hengst is enkel een probleem voor wie zelfbehoud en harmonie als hoogste goed ziet. Maar u kunt ook zeggen: laat de opflakkerende ziel van de tiran los – waardeer de regenboogkleurige gloed van zijn felle begeerten als esthetisch fenomeen. The star that burns twice as bright, burns half as long – tenminste hebben we dan een spektakel. Beter één dag te leven als een leeuw, dan vele jaren als een lam.
Om Nietzsche’s argument begrijpelijk te maken geef ik een voorbeeld uit mijn eigen loopbaan. Op 16-jarige leeftijd las ik Plato’s Politeia, letterlijk: De ideale staat. Een boek over het nastreven van politieke doelen met als basis een ordelijk innerlijk leven: het balanceren en temperen van onze driften via logica, intellect en rationaliteit. Al die tijd probeerde ik mensen via het verstand te bewerken: om hen te overtuigen van een bepaald beleid door hen te informeren met feiten.
Nu ben ik dertig en maak de balans op: ik constateer de impotentie van het verstandelijke vermogen. Vijftien jaar sprak ik met diverse commissies, was actief in campagnes en mediagroepen, ik was op parlementen en dacht mee aan verkiezingsprogramma’s. En hoewel vele machtige mensen me gelijk gaven en aan het denken werden gezet, veranderde er qua beleid weinig tot niets. De lange mars door de instituties is te succesvol geweest; de bureaucratie ligt te diep ingegraven. Om een succesvolle politiek te kunnen zijn, moet die politiek zich emanciperen van het argument, van de logos.
De waarheid is: als de paarden niet ‘de sporen krijgen’ dan zullen ze uit inertia en risicovermijding blijven doormodderen in de ingesleten sporen. Bij zowel de ‘too-big-to-fail‘ banken als bij de massamigratie zien we dit probleem. Ondanks breedgedragen onvrede – woede inmiddels – pruttelt alles door zoals altijd. Een afrekening blijft uit; de straffen zijn te mild. De aansprakelijken ontspringen de dans. Ze kunnen er mee wegkomen en weten dit. Al sinds Pim Fortuyn zijn er boeken vol argumenten in omloop: argumenten veranderden niets.
Dit brengt ons terug op de identiteitspolitiek: als een aanvullende krachtbron, als een nieuw middel om energie en levenskracht los te maken. Identiteit bouwt namelijk op groepssolidariteit. En groepssolidariteit – zie Ibn Khaldûn – is het begin van eensgezindheid en van iedere macht. Onthechte mensen een thuishaven bieden, hun krachten bundelen met een gevoel van behoren. Zoals in de zegswijze: eendracht maakt macht. De groep weet dat enkele leden zullen sneuvelen in de strijd, maar kan daardoor als groep haar doelen behalen. Pluraliteit betekent dat de meest eensgezinde bubbel de andere bubbels zal domineren.
Daarom lost het verhaal “we moeten weer tolerant en verdraagzaam zijn” niets op. Want de preferenties van een dominante minderheid worden opgedrongen aan de passieve meerderheid: de uitzondering wordt normaliteit. Aan zijn universiteit is Mitchell bijvoorbeeld de last man standing: zijn traditie-minnende collega’s zijn vervangen door linkse activisten. Dus hoe effectief is de niet-identitaire conservatieve strategie? Het brengt ons op het eerdere punt: al is hun Platonische project filosofisch legitiem, het is politiek buitengewoon ineffectief.
Als patriottische Amerikaan met een Libanese achtergrond is Mitchell (begrijpelijk) bang dat herbronning op de Westerse en Europese identiteit kan uitdraaien op een rassenvraagstuk. Maar in Europa is het zo dat als mensen identiteit bespreken, zij daarmee niet ras bedoelen. Men doelt dan bijvoorbeeld op Maxima die zei: “De Nederlandse identiteit bestaat niet”. Of op Zweden, waar een minister stelde dat al het goede aan de Zweedse cultuur was te danken aan buitenlandse invloeden.
Een bijkomende vraag is of Ben Carson, een briljante zwarte neurochirurg, in deze herbronningsmissie niet buiten boord zou vallen. Maar Carson is een slimme man: al vroeg steunde hij Trump omdat hij zag dat Trump ging winnen. De social justice warriors daarentegen zouden eerder Carsons salaris nivelleren – zodra hij zich daar tegen uitspreekt zetten zij hem weg als collaborator met de blanke orde. Kortom, een Ben Carson beweegt mee met de Westerse identiteit. Als getalenteerd persoon heeft hij immers veel meer te winnen bij de kennis en wetenschap die de Westerse cultuur voortbrengt. Of dat nu dankzij Trump is of ondanks.
Mitchell heeft gelijk dat identiteitspolitiek conflicten schept; niettemin zijn er vier essentiële punten.
Ten eerste is het zo dat de groep die we als ‘de Europese middenklasse’ kunnen omschrijven, vandaag nog het hele bolwerk draagt. Zodra deze middenklasse zich bewust wordt van een eigen identiteit, zullen zij ook de vijandigheid zien in de linksradicale identiteitspolitiek. Direct zal men dan de subsidiekraan dichtdraaien zodat al die activistische protestbewegingen verschrompelen. Gaat links dan over op geweld dan zal het verzet – mits ze georganiseerd terugvechten – efficiënter en sterker zijn. Zij hebben meer know-how over techniek.
Ten tweede: al weigert de Europeaan het spel van de identiteitspolitiek mee te spelen, dan nóg zal de identiteitspolitiek in Europa voortwoekeren: zie de levensvatbare partijen en bewegingen als Denk. Deze identiteitspolitiek wordt door de bevolkingsopbouw gevoed, maar ook door subsidies en NGO’s. Dit is een andere situatie dan de VS van Mitchell, want hier speelt de verenigende kracht van de islam een rol.
In deze situatie is het argument: “Het begrip van een Westerse identiteit komt voort uit negatieve motivaties” een onzinargument. Want dat is domweg het demoniseren van een weerbaarheidreflex ten aanzien van de islam. En die reflex is zowel begrijpelijk als natuurlijk, gelet op het blakende, zelfs triomfantalistische zelfvertrouwen van de islam. Als de islam trots mag zijn, dan het Westen toch ook? De islam valideert zichzelf (zie Nietzsche) en vraagt geen toestemming voor die trots. Het Westen kan daarvan veel leren!
Ten derde is het inderdaad zo dat de Westerse cultuur, met zijn oog voor universele schoonheid en waarheid, ook openstaat voor de rijkdom van andere culturen. Dus als we zoiets aantreffen in een andere cultuur, dan dient ons werelddeel daar kennis van te nemen. Aan de andere kant – en ook dit moet in die discussie worden meegenomen – waar is de islamitische Mozart, de Arabische Tesla?
Ten vierde, de aanhangers van Reagan, Thatcher en de VVD probeerden de linkse identiteitspolitiek al een halve eeuw te stoppen. Maar zij weigerden expliceert stelling te nemen in de cultuurstrijd: ze deden alsof ze boven cultuur verheven stonden. Ze ontwikkelden geen eigen concepten om de ideologie van de progressieve counterculture te ontmantelen; ze probeerden hun vijanden alleen weg te bezuinigen onder het mom ‘kleinere overheid’.
Precies hierom hebben zij gefaald: ze hadden juist de vlucht voorwaarts moeten nemen. Hadden eigen soeverein-patriottische instituties moeten bouwen met een uitdrukkelijk pro-Westerse identiteit. In plaats daarvan bezuinigden ze – in hun gelatenheid dachten ze dat het wel goed zou komen: ze lieten een ideologisch vacuüm achter dat links onmiddellijk weer opvulde. Vandaag zijn er bijvoorbeeld geen rechtse universiteiten. Zelfs de ‘scheiding der machten’ is een farce geworden: al die instituties zijn verzwolgen in de progressieve monocultuur.
Dit artikel hoort bij de reeks ‘Cultuur en Politiek’, gefinancierd door crowdfunding. Draag vandaag nog bij aan deze interessante reeks artikelen via crowdfundplatform VoordeKunst!