Heleen Mees schreef afgelopen week in de Volkskrant dat linkse politici in de Verenigde Staten de boot missen als ze zich blijven richten op huidskleur in plaats van sociale klasse. Door de blanke onderklasse te negeren en zich op ‘identiteitpolitiek’ te richten, zullen de Democraten geen electorale overwinningen meer behalen. In Amerika heeft deze trend zich stevig verankerd in de politiek, de academische wereld en Hollywood.
Identiteitspolitiek heeft ook voet aan de grond gekregen in Nederland. De racisme-kaart wordt snel getrokken en vertroebelt ieder kritisch denkvermogen. Of dit nu over discriminatie, seksisme of het slavernijverleden gaat. Politici en activisten gooien te pas en te onpas een persoonlijk lijdensverhaal in hun betoog om argumenten kracht bij te zetten. Dit resulteert in een situatie waarin mensen zijn bang zijn gekwetst te worden. In andere woorden: professioneel slachtofferschap. Voor deze ‘slachtoffers’ spelen harde cijfers geen rol meer.
In de Verenigde Staten is het zo ver dat campussen niet meer het bastion van het vrije woord zijn, maar een thuisbasis vormen van intolerantie. Politieke opvattingen die niet aansluiten bij de goegemeente worden professioneel uitgeschakeld, zoals recent op de universiteiten Berkeley, Middlebury, Claremont KcKenna, Columbia en Evergreen State. Op deze laatste universiteit maakten de radicale activisten het zelfs zo bont dat ze een jaarlijkse dag opeisen waarop blanke studenten en professoren niet welkom zijn op de campus. Op die manier zouden blanke studenten besef krijgen van hun zogenaamde ‘white privilege’. Een van de professoren (een supporter van Bernie Sanders!) ging hier niet mee akkoord en werd verbaal en fysiek bedreigd.
Gastsprekers op universiteiten die niet de ‘juiste toon’ aanslaan wordt het vrije woord ontnomen. Dit beperkt zich niet tot politieke sprekers. De comedians Chris Rock (Afro-Amerikaans) en Jerry Seinfeld (joods) weigeren nog op te treden op campussen omdat een luidruchtig deel van hypergevoelige studenten het verschil tussen satire en kwaadaardige discriminatie niet kan inschatten. Laat de etnische achtergrond van deze twee artiesten even op je inwerken.
Parallel hieraan worden ‘safe spaces’ opgericht waar studenten zich niet onveilig hoeven te voelen. Let op, het gaat hier dus om ‘kwetsende’ opinie, niet om fysieke veiligheid. Een safe space op een universiteit….je zou het 10 jaar geleden niet hebben verzonnen. In Nederland heeft het vorm gekregen in modieuze nieuwe opleidingen zoals genderstudies en diversiteitscommissies, zoals sinds 2016 op de Universiteit van Amsterdam.
Een andere Amerikaanse trend die steun krijgt in Nederland is het eerdergenoemde ‘white privilege’. Hiermee wordt verondersteld dat de blanke dominante cultuur inherent racistisch is, zoals we onlangs konden vernemen uit de zoveelste gesubsidieerde documentaire van Sunny Bergman. Ondanks dat in iedere samenleving een dominante cultuur bestaat waar minderheden zich moeten invechten en soms gediscrimineerd worden, gaan Bergman cum suis voorbij aan enkele zeer relevante ontwikkelingen. In de Verenigde Staten hebben groepen zoals Afro-Amerikanen inderdaad een achterstand op de blanke bevolking. Echter, Pew Research Center heeft in 2016 aangetoond dat Aziatische mannen inmiddels blanke Amerikanen economisch voorbij gestreefd zijn. Dit heeft vooral het relatief hoge opleidingsniveau van Aziatische mannen als oorzaak. Als de Amerikaanse samenleving inherent racistisch zou zijn, is dit wel een vreemde ontwikkeling. De Aziatische Amerikaan heeft immers ook erg veel ellende te verduren gehad in de 19e en 20e eeuw.
Een tweede Amerikaanse identiteitsontwikkeling die steun krijgt in Nederland is de ‘Black Lives Matter’ beweging. Ook Heleen Mees schreef in haar eerdergenoemde Volkskrantcolumn lovende woorden over deze beweging en haalde daarmee direct haar scherpe betoog over identiteitspolitiek onderuit.
Black Lives Matters richt zich in haar publieke uitingen vooral op dodelijk politiegeweld, terecht een onderwerp van aandacht. Maar trek dit onderwerp breder en er ontstaat een totaal ander beeld. De FBI heeft becijferd dat tussen 2009 en 2012 in totaal 56.259 moorden werden gepleegd in de Verenigde Staten. Dit betrof gemiddeld 4750 zwarte Amerikanen per jaar. In diezelfde periode kwamen 1491 personen om het leven door inzet van de politie. Dit betrof gemiddeld 120 zwarte slachtoffers per jaar (waarbij dus zowel schuldige als onschuldige slachtoffers zitten). Hier staat alleen wel het harde cijfer tegenover dat bijna 90% van alle (gemiddeld) 4750 zwarte slachtoffers per jaar worden vermoord door een andere zwarte Amerikaan.
Het aantal Afro-Amerikanen bedraagt ongeveer 13.3% van de bevolking, maar ze (de mannen) waren tegelijkertijd tussen 2009 en 2012 verantwoordelijk voor 40% van alle moorden. De meest actuele cijfers gaan over 2014 en laten dezelfde trend zien. Hier hoor je Black Lives Matter niet over en al helemaal geen zelfbewuste linkse activisten in Nederland, zoals Sunny Bergman en Sylvana Simons.
Discriminatie onder politieagenten is een fundamenteel probleem dat aandacht verdient. Maar als activisten daadwerkelijk begaan waren met het welzijn van minderheden, zou de voornaamste doodsoorzaak ook worden meegenomen in het betoog. Besteed dan ook direct aandacht aan het feit dat een meerderheid van de jonge zwarte kinderen door alleenstaande moeders wordt opgevoed omdat de vader verdwenen is. Dit zijn gevoelige maar zeer relevante zaken. De enige verklaring die ik hiervoor kan geven, is dat activisten de wereld opdelen in ‘dader’ en ‘slachtoffer’. Deze stellingname wordt versterkt door een intellectuele luiheid waarbij cijfers niet meer tellen en relevante zaken niet gezegd mogen worden.
Men deelt wat links op social media, kijkt een documentaire op Netflix en beschouwt zichzelf direct als een expert op het gebied van discriminatie. Tenslotte worden zogenaamde trends via een soort gekunstelde analyse op Nederland geprojecteerd. Alsof de Afro-Amerikaanse geschiedenis van discriminatie en slavernij overeenkomt met die van onze immigranten van de afgelopen 40 jaar.
Een belangrijke remedie hiervoor ligt bij hoofdredacteuren in de media en besturen van universiteiten. Zij moeten te allen tijde staat voor een open debatcultuur waarbij ruimte voor zowel progressieve als conservatieve standpunten. Juist een universiteit moet zich verre houden van identiteitspolitiek, diversiteitscommissies en zoiets idioot als een ‘safe space’. Dit is tevens de beste manier om echte discriminatie te herkennen en te bestrijden.
De huidige generatie studenten zijn geen sneeuwvlokjes die je moet beschermen. Je moet ze voorbereiden op de realiteit en hardheid van het leven. En laat ze alsjeblieft ook kennismaken met ‘kwetsende’ comedy en opinie op de campus. Als ik gevoelig was geweest voor de wegkijkende linkse opvattingen van sommige professoren op de Universiteit Twente, was ik immers nooit afgestudeerd.