Lees hier het Groene Amsterdammer-artikel in kwestie via Blendle.
Een complottheorie voor paranoïde rechts, zo kopt de Groene Amsterdammer. “Cultuurmarxisten zouden onze instituties proberen te infiltreren en de westerse beschaving willen vernietigen.”
Vanmiddag werd ik er door velen op gewezen dat De Groene Amsterdammer maar steeds dezelfde fout blijft maken. Namelijk geen analyse bieden over de oorsprong van cultuurmarxisme en de Frankfurter Schule.
De huidige theorie achter linkse politieke bewegingen is schatplichtig aan het discours van de Frankfurter Schule. Het is diffuus en er zijn meerdere invloeden: het is zeker een aanwijsbare invloed. Wie het hierover wil hebben wordt weggezet als complotgekkie. Dit is in feite niets anders dan Hillary Clinton die zei: “Trump supporters horen in een basket of deplorables”. Het is de strop om haar nek geweest en hiervan had De Groene moeten leren.
Wie het Groene-artikel in vogelvlucht leest ziet dezelfde symptomen als dat zij hun vijanden verwijten. Het oogt alsof er van de hak op de tak voorbeelden worden gekozen. Het slingert van Mein Kampf tot Lindt, van Gramsci tot Dutschke. De nazi-kaart wordt meteen getrokken. Het geheel maakt een wijdlopende, associatieve en eclectische indruk. Je maakt jezelf ridicuul door iedereen met nazi’s te vergelijken – de empirie die het cultuurmarxisme als denktrend bewijst is daarvoor ook te sterk. We kunnen spreken van een ware nazi-inflatie.
Het blijft een feit dat marxisten in het Westen de kapitalistische democratieën van binnenuit moesten bekritiseren. Het Oosters marxisme had een heel andere taak, namelijk het rechtvaardigen van bestaande systemen als die van de DDR en de Sovjet-Unie. Als zijnde rechtvaardig, want gebaseerd op de leer van Marx. Westers en oosters marxisme hebben zich compleet anders ontwikkeld. Deze ontwikkelingsgeschiedenis kan De Groene nooit omverwerpen. Perry Anderson beschreef dit al in: Over het westers marxisme (Amsterdam 1978).
Als ik spreek over ‘cultuurmarxisme’ dan doel ik uitdrukkelijk «niet» op een complot. Het gaat om memes, om ideeën: ‘Kijk naar het racisme van de maatschappij, kijk naar het kolonialisme, het kapitalisme, het fascisme’. De strijd van het westers marxisme en de radicale agenda is verpakt in dit type buzzwords. Die buzzwords konden populair worden wegens een onderliggende denktrant, en dat is de specifieke gevoeligheid van de westerse cultuur voor zelfopoffering, medelijden en slachtofferschap. Christelijke reflexen waarop het westers marxisme heeft ingespeeld. Zo is deze denktrend in de mainstream cultuur gesijpeld.
“Cultuurmarxisten zouden begonnen zijn aan ‘een lange mars door de instituties’. Paranoïde rechts schrijft dit citaat graag toe aan de Italiaanse communist Antonio Gramsci. (Dat het in werkelijkheid een slogan is van de Duitse studentenactivist Rudi Dutschke schuiven ze gemakshalve terzijde, het is wel zo gemakkelijk om een duidelijke oervijand te hebben.)””
Dutschke leefde van 1940 tot 1979. Volgens het narratief van De Groene zou Gramsci dan al lang geen invloed meer moeten hebben. Toch publiceerden academici in 1978 nog steeds over ‘Opmerkingen over de staatstheorie van Antonio Gramsci’. Een artikel over het belang van ‘vooruitgeschoven posten’ voor het ‘doorbreken van het valse bewustzijn’. Gramsci omschreef de staat als ‘slechts een buitenste schans’ met daarachter ‘een hechte keten van fortificaties en kazematten’. Bezet de instituties die dit ‘valse bewustzijn’ uitdragen – universiteiten, gerechtshoven, vakbonden, parlementen, tijdschriften en nieuwszenders – dan worden de burgerlijke stellingen tot eigen vooruitgeschoven posten.
Tekst gaat verder na advertentie.
“Maar… maar… maar!”, zal men nu zeggen, “de auteur van dit artikel is een academicus. Zij publiceerde hierover vanuit haar interesse.” Wellicht. Maar dan mag ik me als gepromoveerd academicus ook met cultuurmarxisme bezighouden. Zonder te worden geframed als complotdenker.
Laten we nagaan hoezeer het denken van De Groene rammelt: ofwel het cultuurmarxisme is een niet-bestaand complot. Ofwel het heeft wel degelijk bestaan maar de invloed ervan was volstrekt marginaal. In de tweede helft van het Buitenhof-debat zagen we Casper Thomas schipperen tussen deze twee posities. Dat het geen complot is, is aan te tonen door te wijzen op analyses van het fenomeen in mainstream literatuur. Als eenmaal wordt toegegeven dat deze denktrend invloed had, dan is discussie mogelijk over de omvang van die invloed.
Maar in plaats daarvan probeert men het begrip cultuurmarxisme weg te zetten als een “schadelijke complottheorie die aan alle kanten rammelt.” Zowel hierboven als op tv heb ik al weerlegd dat het een complottheorie zou zijn. Rousseau en Voltaire noemden zichzelf geen ‘Verlichter’ tijdens hun leven. Toch zijn ze al enkele decennia na hun dood als Verlichtingsdenkers benoemd. Als het cultuurmarxisme op fantasie of paranoia berust, dan de Romantiek en het Verlichtingsdenken zeker ook.
Zie nu dit citaat uit een handboek dat ik moest bestuderen tijdens mijn lerarenopleiding in Nijmegen. De nieuwe geschiedenis (2003). P.A.J. Caljé & J.C. den Hollander:
“Een belangrijke inspiratiebron voor de Frankfurter Schule was de leer van Freud. Hierin onderscheidden zij zich duidelijk van orthodoxe marxisten, die geneigd waren de psychoanalyse als een burgerlijk decadentieverschijnsel te beschouwen en eerder in klassen dan in individuen waren geïnteresseerd.
Belangrijke vruchten van deze psychologische invloed waren bijvoorbeeld het door Adorno geleide onderzoeksrapport ‘The authoritarian personality’ (1950) en Marcuses ‘Eros and civilization’ (1955). Adorno deed een onderzoek naar het ontstaan van de autoritaire persoonlijkheid als voedingsbodem voor het fascisme. Marcuse bestreed Freuds opvatting, dat in een beschaafde samenleving repressie van het seksuele leven en daardoor neuroses onvermijdelijk zijn. Hij stelde daarentegen maatschappelijke repressie en seksuele repressie min of meer op één lijn en beweerde dat de erotische libido tegelijk met de onderdrukte klassen bevrijd zou moeten worden.
Van de arbeiders, die tot consumenten waren gedegradeerd, viel echter niets meer te verwachten. De enige revolutionaire klasse die redding kon brengen, waren de ‘outcasts’ en ‘outsiders’ buiten de sociale orde.”
We zien hier hoe de linkse ideologie afstapte van het denken in arbeidersklassen en toeging naar het definiëren van nieuwe minderheidsgroepen. Precies hier is een voorbeeld als de politicus Herman Meier interessant. Hij was actief voor de Communistische Partij van Nederland en in de actiegroep ‘Rooie flikkers’. Later werd hij partijvoorzitter GroenLinks. Dit is informatie die gewoon op Wikipedia staat:
“Meijer analyseert de samenleving vanuit het oogpunt van onderdrukte seksuele identiteiten en niet-gewenste onderdrukking van seksuele gevoelens en is een fel tegenstander van heteronormativiteit. Meijer weigert zijn eigen gevoelens voor jongens als ‘pedofiel’ te benoemen; indachtig zijn visie dat leeftijdsgrenzen een onderdeel vormen van de dubbele taboeïsering noemt hij zichzelf gewoon homoseksueel.”
Zonder hier een inhoudelijk oordeel over diens seksuele voorkeuren te vellen, gewoon even de inhoudelijke redenering. En u zult zien hoe gestroomlijnd deze het denken van Marcuse volgt: leeftijdsgrenzen zijn repressie, want die worden opgelegd door het gezin en door de burgerlijk nationale cultuur. Dus het weerleggen van die grenzen is een victorie in de strijd tegen de burgerlijk-kapitalistische klasse. Zie hierover ook gewoon het communistisch manifest:
“Opheffing van het gezin! Zelfs de radicaalste winden zich op over deze schandelijke bedoeling van de communisten.
Waarop berust het tegenwoordige burgerlijke gezin? Op het kapitaal, op het particuliere bedrijf. Het gezin van de bourgeois valt natuurlijk weg met het wegvallen van de aanvulling daarvan en beide verdwijnen met het verdwijnen van het kapitaal.
Verwijt gij ons, dat wij de uitbuiting van de kinderen door hun ouders willen opheffen? Wij bekennen deze misdaad. Maar, zo zegt ge, wij heffen de innigste verhoudingen op, doordat wij in de plaats van de huiselijke opvoeding de maatschappelijke stellen.
En wordt ook niet uw opvoeding door de maatschappij bepaald? Door de maatschappelijke verhoudingen waaronder gij opvoedt, door de directe of indirecte inmenging van de maatschappij door middel van de school, enz? De communisten vinden de inwerking van de maatschappij op de opvoeding niet uit; zij veranderen slechts haar karakter, zij onttrekken de opvoeding aan de invloed van de heersende klasse.”
Maar als de bronnen niet passen in het frame dan moeten de bronnen kennelijk wijken. Zo verziekt is inmiddels ons maatschappelijk debat.
Al met al zien we een analogie met het secularisatiedebat van de jaren ’50. De vraag was destijds: “In hoeverre is het vooruitgangsgeloof van de moderniteit, een ontkerkelijkte theologie?” De Duitse academicus Hans Blumenberg betoogde dat deze stelling een wraakneming was van de theologie als vakgebied. De theologie voelde zich bedreigd en overbodig gemaakt door de moderniteit. Vandaag voelen cultuurwetenschappers zich bedreigd door politiek-filosofen die via het thema ‘cultuurmarxisme’ een ingang vinden naar hun vakgebied. Cultuurwetenschappers proberen deze inweg te sluiten door het cultuurmarxisme te framen als complot.
Zo zijn we gestuit op het kernthema van mijn project Cultuur en Politiek. Namelijk dat gegeven de globalisering en economische internationalisering, er steeds minder economie te reguleren valt. En dat de politiek hierdoor geen andere keuze heeft dan zich opnieuw te richten op cultuur.
De strijd die De Groene probeert te voeren is hierom bij voorbaat een verloren zaak. Want ook partijen als VVD en CDA zien al dat het spanningen losmaakt wanneer bijvoorbeeld vieringen niet meer bij hun traditionele namen worden genoemd.