Femke Halsema werpt in haar pas verschenen essay Nergensland een nieuw licht op migratie. Haar utopisch vergezicht Zatopia baseert ze op een aantal uitstekende inzichten. Dat ik die inzichten prima vind, hoeft niemand te verbazen. Ze komen me bekend voor. Het zijn inzichten die ik al in september 2015 verwoord heb in Geef vluchtelingen een UNHCR-basisstatus, als voorwaarde voor aanvraag asiel. Daarin pleit ik voor vluchtelingenkampen die functioneren als een tijdelijke stad, waarbij vluchtelingen op basis van hun deskundigheid voor taken in het kamp worden ingezet, en waarbij het niet een staat maar de UNHCR is, een vluchtelingenstatus verleent. Om dat te realiseren is het nodig het grondgebied van het vluchtelingenkamp onder jurisdictie van de UNHCR komt te staan. Dat ik daarvoor de UNHCR aanwijs behelst geen oordeel over het functioneren van de UNNHCR, maar heeft er enkel mee te maken dat vluchtelingenopvang nu eenmaal in haar takenpakket zit.
Net als Halsema pleit ik voor meer leefbare vluchtelingenkampen. Daarvoor conceptualiseer ik een vluchtelingenkamp als een soort tijdelijke stad waar zaken als woonruimte, sanitair, voedsel, water, medische zorg, onderwijs en zelfs vertier sober maar ordentelijk, en dus humaan geregeld zijn. Dit kan door kennis en vaardigheden van de vluchtelingenbewoners in te zetten. Halsema gaat in haar essay op die mogelijke taken iets verder in. Ze heeft het over vluchtelingenartsen en vluchtelingenagenten. Opmerkelijk genoeg noemt Halsema niet vluchtelingendocenten. Onderwijs verloopt in haar voorstel via internet. Als ik het in mijn artikel heb over een belangrijke rol van internet, dan denk ook ik aan onderwijs.
Ik denk echter niet alleen aan universitair onderwijs, zoals Halsema, maar vooral aan basisonderwijs, middelbaar onderwijs en vakonderwijs. Een belangrijk voordeel van internet is, dat als je die lessen eenmaal op video hebt, dat je die dan wereldwijd en eindeloos kan hergebruiken. Eventueel maak je alle onderwijsvideo’s in het Engels, en doe je ze vervolgens nasynchroniseren of ondertitelen in iedere gewenste taal. Onderwijs via internet sluit de behoefte aan vluchtelingendocenten overigens geenszins uit. Ondanks deze verschillen in de uitwerking, zijn Halsema en ik het er in grote lijnen over eens dat allerlei zorg voor vluchtelingen door vluchtelingen zelf geleverd kan worden.
Een ander belangrijk thema is de rechtspositie van een dergelijk vluchtelingenstad. In mijn plan is het zo dat in de vluchtelingensteden de vlag van de UNHCR wappert. Dat betekent dat het land waarin het kamp zich bevindt geen verantwoordelijkheid draagt voor de vluchtelingen: ze hoeven de bewoners niet als vluchteling, en zelfs niet als inwoners van hun land te erkennen. De vluchtelingen wonen als het ware tijdelijk in UNHCR-land. Je kunt erover twisten of elk van dergelijke vluchtelingensteden als een land op zich gezien moet worden, of al dat soort steden onder jurisdictie van de UNHCR samen, als één staat beschouwd kunnen worden.
Hoe dan ook, die steden hebben als UNHCR-gebied een tijdelijk bestaan. Bescheiden als ik ben, had ik een periode van 25 jaar voor ogen. Halsema pakt echter uit met 100 jaar. Op zich ben ik daar niet tegen, maar dan kan ik me niet onttrekken aan een vergelijking met Hong Kong. Tussen 1842 en nu is de bevolking van Hong Kong gegroeid van 7.000 naar 7.000.0000 inwoners. Deze enorme groei is voornamelijk veroorzaakt door Chinese vluchtelingen. Het verdrag uit 1898, waarin werd bepaald dat Hong Kong pas over 99 jaar aan China zou toevallen, heeft niet verhinderd dat Hong Kong gedurende die tijd uitgroeide tot een wereldstad met een florerende economie.
Dan zie ik toch voor me dat bij een toekomstige vrede in Libië ook ruimte gereserveerd wordt voor één grote vluchtelingenstad onder auspiciën van de INHCR. Halsema heet het over een oppervlakte van 200 vierkante kilometer per kamp. Hong Kong heeft een oppervlakte van 1.100 vierkante kilometer. In het dunbevolkte Libië, is dat allerminst een onoverbrugbaar verschil. Die stad blijft na 100 jaar ook gewoon voortbestaan, net zo als Hong Kong na de overdracht aan China nog steeds voortbestaat. Laten we als een dergelijk stad in Libië verrijst, deze Nieuw Carthago noemen.
Het vluchtelingenverdrag van Genève kent momenteel enkel vluchtelingenstatussen verleend door staten. Een kerngedachte van mijn plan is dat het niet meer de staten zijn die in eerste instantie een vluchtelingenstatus verlenen, maar dat de UNHCR dit doet. Ik spreek van een UNHCR- basisstatus. Ook Halsema blijkt nu te pleiten voor een soort UNHCR-vluchtelingenstatus. Het is in haar denkbeeldige Zatopia de UNHCR die bepaald wie er zich in de vluchtelingensteden mag vestigen: ‘Als er in het eerste jaar geen verontrustende berichten van de UNHCR over oorlogsmisdaden zijn krijgen de inwoners tot slot in een feestelijke ceremonie hun internationale vluchtelingenpaspoort uitgereikt.’ Halsema’s internationale vluchtelingenpaspoort lijkt zoveel op de door mij bedachte UNHCR-basisstatus, omdat ook hier de gedachte wordt losgelaten dat een vluchtelingenstatus enkel door een natiestaat kan worden verstrekt.
Hoewel mijn en Halsema’s concept in hun kern overeenkomen, zijn er in de uitwerking toch ook grote verschillen. Halsema ziet de UNHCR-status als een paspoort om vrij naar de EU door te reizen, terwijl ik de UNHCR-status juist zie als een buffer, waardoor met name EU-landen niet overmand worden door asielaanvragen, waarbij terugkeer, ook bij afwijzing, steeds opnieuw een moeilijk begaanbaar traject blijkt te zijn. In mijn ogen is de UNHCR-basisstatus een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde om in aanmerking te komen voor een asielstatus verleend door een staat.
In mijn voorstel zijn het trouwens niet alleen bewoners van vluchtelingensteden die in aanmerking komen voor een UNHCR-status. In feite is het een registratiesysteem voor mensen die zich opgeven als vluchteling. Doordat die registratie dicht bij de bron plaatsvindt, is er betere controle van de gegevens mogelijk. Ook is het moeilijker in een later stadium het verhaal aan te passen om aan de regels voor asiel in een bepaald land te voldoen. Van belang lijkt me om in het kader van de registratie ook biometrische gegevens, waaronder DNA-materiaal te verzamelen. Daarmee kan niet alleen de pashouder te allen tijde eenduidig worden geïdentificeerd, maar kunnen ook geclaimde familierelaties worden gecheckt.
Als dan minder asielzoekers in Nederland aankloppen, dan blijven toch taken te over. Allereerst zullen het welvarende landen zoals de VS, Canada, Australië, Japan, China, Saoedi-Arabië en EU-landen zijn op wie een beroep wordt gedaan om de kosten van de vluchtelingensteden op te hoesten. Ook voorzieningen met betrekking tot drinkwater, zonne-energie, stedenbouw, onderwijs en gezondheidszorg zullen grotendeels in ontwikkelde landen bedacht en ontworpen moeten worden. Vluchtelingen met ziekten die te gecompliceerd zijn om ter plaatse te behandelen maar die toch een forse gezondheidswinst beloven, kunnen eventueel tijdelijk naar een modern ziekenhuis in een ontwikkeld land worden overgebracht.
Bijzonder talentvolle vluchtelingenstudenten kan een studiebeurs geboden worden. Eventueel kan ook voorzien worden in stages voor bijvoorbeeld vluchtelingenagenten, zodat ze meer zicht krijgen hoe een functionerend politieapparaat in een welvarend land werkt. Een land als Polen zou ervoor kunnen kiezen juist een aantal christelijke UNHCR-statushouders op te nemen. Wat ik met deze voorbeelden maar wil zeggen: ook bij minder asielzoekers richting de EU, hoeven we niet bang te zijn dat er voor ons geen taken meer over zijn. Integendeel, als wij minder voor primaire opvang hoeven te zorgen, kunnen ons dan beter toeleggen op juist die taken waar we goed in zijn.
Ook een verschil met Halsema is dat ik het burgerschap van UNCHR-vluchtelingensteden als tijdelijk zie. Je bent burger van de vluchtelingenstad zolang er behoefte aan asiel is. Is het land van herkomst weer veilig, dan stopt ook het burgerschap en dient de bewoner zich voor te bereiden op terugkeer. Ook is het mogelijk dat bepaalde sociale voorzieningen wegvallen zodra het thuisland weer veilig is. De enige ondersteuning die dan overblijft, is het faciliteren van de terugkeer. Er zijn een tweetal redenen om het burgerschap tijdelijk te maken.
Op de eerste plaats is asiel een kostbare aangelegenheid, die alleen verstrekt dient te worden indien strikt noodzakelijk. Asiel dient om te beschermen tegen geweld, en niet als toekomstperspectief. Wel, en daar kunnen Halsema en ik elkaar vinden, is van belang dat het leven gedurende de periode van asiel levenswaardig blijft. Daartoe dienen nu juist de vluchtelingensteden. Wanneer inwoners vertrekken als het thuisland veilig is, bieden ze plaats voor een volgende vluchteling, zoals een huurder die verhuist plaatsmaakt voor een volgende bewoner.
Op die manier is het mogelijk de aanwezige capaciteit voor asiel beter te benutten. Hoe groot dient de benodigde capaciteit dient te zijn. Vaak wordt geschermd met 65.000.000 vluchtelingen, maar dat is het aantal ontheemden. Meer dan 40.00.000 van hen zijn ontheemd in eigen land, bijvoorbeeld door een natuurramp of door een intern conflict. In veel gevallen kan de overheid van het betreffende land zorg dragen voor het lot van deze ontheemden. Daarnaast behoren tot de ontheemden ook 20.000.000 mensen met reeds een status in een ontwikkeld land. In feite gaat het om 3.200.000 asielzoekers wereldwijd.
Een tweede reden voor tijdelijk asiel, is dat vluchtelingenbeleid niet mag leiden tot medewerking aan de deportatie van overtollige of anderszins ongewenste burgers uit een land dat aan basale mensenrechten geen boodschap heeft. Dergelijke regimes moeten erop kunnen rekenen dat deze burgers, liefst mondiger dan bij vertrek, weer zullen terugkeren. De UNHCR is geen koerierdienst voor de afvoer van onwelgevallige burgers voor dergelijke regimes.
Halsema streeft ernaar de vluchtelingen in Zatopia weer snel politieke zeggenschap te geven. Ze schrikt er zelfs niet voor terug na enkele jaren het geweldsmonopolie uit handen te geven. Dat is vragen om problemen. Vluchtelingen komen immers uit conflictgebieden waar gebleken is dat men juist niet in staat is samen een vreedzame gemeenschap te vormen. Ik daarom tegen een overhaaste democratisering van dergelijke vluchtelingensteden. Juist om een stuk individuele vrijheid en veiligheid te kunnen bieden, dient de politieke vrijheid beperkt te blijven. Daarmee is de situatie van vluchtelingenburgers overigens niet slechter dan die van statushouders in een ontwikkeld land. Ook zij hebben geen stemrecht in het land dat hen asiel verleend.
Halsema meent dat de angst van gevestigde partijen om partijen als de PVV en FvD te versterken, het vinden van noodzakelijke oplossingen bemoeilijkt. Volgens haar zet dat een rem op inventiviteit en creativiteit. Ik daarentegen meen dat juist progressieve partijen zoals D66, PvdA en ook GroenLinks creatieve oplossingen in de weg staan door dogmatisch vast te houden aan de bestaande in verdragen geregelde arrangementen, hoewel al decennia lang duidelijk is dat deze arrangementen onvoldoende werken. Ik denk daarbij aan het vluchtelingenverdrag maar ook aan de subsidiaire verblijfsstatus, een status exclusief door de EU verstrekt, die in 2015 heeft geleid tot een run op de EU.
Wat deze run gestopt heeft, is niet zozeer de door Halsema en door mij, verfoeide Turkijedeal, maar het sluiten van de Balkanroute door landen als Hongarije, Oostenrijk en Macedonië. De oplossing voor de vluchtelingenstroom kwam dus niet van links, maar van rechts. Hoewel Halsema het niet kan laten steeds de morele kaart te trekken, gaat ze uiteindelijke door de pomp en kiest ze kiest de realistische kaart. Ze bekritiseert weliswaar Paul Scheffer dat hij teveel zijn oren laat hangen naar de populisten, ze aanvaardt echter zijn stelling dat grenzen onmisbaar is. Ze beweerd weliswaar dat met de verdragen niks mis is, ze zoekt toch met bestendige opvang in de regio naar oplossingen die deze verdragen minder relevant maken.
Ook met haar verhaal over een UNHCR-vluchtelingenpaspoort gaat ze, hoewel ze het links uitwerkt, mee in een poging een vluchtelingenbeleid te formuleren waarbij weldegelijk rekening wordt gehouden met de belangen van de landen binnen de EU, waarvan Nederland er één is. Laten Halsema en ik daarom elkaar de hand geven en met elkaar in gesprek geraken. Laten we elkaar vinden, juist op dit moeilijke thema, niet op basis van uitruil van standpunten maar op basis van een creatieve oplossing die politieke tegenstellingen overstijgt. Als we elkaar op dit vastgelopen thema kunnen vinden, dan kunnen we elkaar ook vinden op andere thema’s zoals energietransitie, basisinkomen. Geef mij de hand, mevrouw Halsema, zodat Nederland het zich kan permitteren een tikkeltje naïef te blijven.