Essay

Christendom en evolutieleer verenigd onder de noemer van het conservatisme

22-11-2017 21:39

Volgens velen zijn het christendom en de Darwinistische evolutietheorie onverenigbaar. Vooral vanuit de VS zijn het de creationisten die de discussie aanbinden met evolutionisten. Exemplarisch is daarbij de vraag, of een precisie-instrument als het menselijk oog een intelligente ontwerper veronderstelt, of dat dit oog ook het resultaat van onwillekeurige evolutie kan zijn. Ik denk het laatste. Naast tegenstellingen tussen evolutieleer en christendom, zie ik evenwel ook belangrijke overeenkomsten. Beide zijn volgens mij in staat tot samenwerking, in die zin dat beide aan hetzelfde einde van het koord trekken. Dat blijkt het conservatieve eind van het koord te zijn.

De mens als inherent onvolmaakt

Eerst even iets over het christendom. Vanuit het christendom wordt de mens welwillend (met erbarmen) bejegend vanuit het besef, dat de mens inherent onvolmaakt is. Inherent onvolmaakt, ten eerst omdat men het onvolmaakte aardse dient te bezien vanuit een overstijgend perspectief, waardoor het alsnog vervolmaakt. Je zou dit overstijgende perspectief de hemel of het rijk Gods kunnen noemen. Het is dus niet aan het aardse om volmaakt te zijn. De mens is ten tweede ook inherent onvolmaakt omdat hij in de Bijbel sinds de zondeval beschreven wordt in termen van zondigheid. Deze benaming heeft in de huidige tijd allerlei negatieve connotaties.

De bevrijdende gedachte die ik echter aan dit begrip zondigheid ontleen, is dat het niet erg is zondig te zijn, omdat het nu eenmaal een onvervreemdbare consequentie is van ons onvolmaakte aardse bestaan. Populair uitgedrukt: niemand is perfect, en daar is dan dus ook niets mis mee. De mens is ten derde ook inherent onvolmaakt, omdat hij onvolmaakt is in het goede. Dat blijkt uit het gegeven, dat de liefde van de mensen meestal niet verder reikt dan de naasten. De Bijbel zegt hierover: ‘De barmhartigheid van een mens gaat uit naar zijn naaste, maar de barmhartigheid van de Heer gaat uit naar alles wat leeft (Sirach, 18:13).’De evolutietheorie nu levert op zijn beurt eveneens een aantal uitstekende verklaringen voor deze vanuit het christendom ontwikkelde onvolmaaktheid van de mens.

Mens als slecht aangepast aan huidige tijd

Een eerste evolutionaire verklaring voor de menselijke onvolmaaktheid is dat de mens niet in een keer geconstrueerd is, maar over duizenden, zo niet miljoenen jaren geëvolueerd is tot haar huidige verschijningsvorm. Dit impliceert dat de mens het product is van omstandigheden zoals die gedurende lange tijden bestonden, maar die nu niet meer bestaan. De mens is bijvoorbeeld verreweg de meeste tijd door het leven gegaan als jager en verzamelaar. Pas de laatste 10.000 jaar zijn mensen landbouw gaan bedrijven. En pas 150 jaar geleden is onze levensstijl opnieuw drastisch beïnvloedt door de industriële revolutie. Omdat we geworden zijn wat we zijn toen we jager en verzamelaar waren, zijn we onvolmaakt geëquipeerd om onder onze de huidige omstandigheden te leven. Ons gedrag is daardoor niet optimaal.

Vooral socialisten denken nogal eens, dat de mens volkomen kneedbaar is, en dat alle gewenste karakteristieke kenmerken verkrijgbaar zijn door de juiste opvoeding/opleiding en de juiste omstandigheden. Vanuit de evolutietheorie bezien is er evenwel minder reden tot optimisme: niet meer adequate gedragspatronen blijven toch hardnekkig bestaan. Dat heeft als consequentie dat je de samenleving niet zo gemakkelijk kunt veranderen als je wel zou willen. De evolutietheorie heeft daardoor, evenals het christendom, een conservatieve inslag. Beide beseffen maar al te goed, dat het aanpassingsvermogen van de mens beperkt is. Waar het de onvolmaaktheid van de mens betreft, kunnen christendom en darwinisme elkaar de hand schudden, en staan ze gezamenlijk tegenover bijvoorbeeld het socialisme dat uitgaat van de kneedbare, dus vervolmaakbare mens.

De mens als niet volmaakt maar wel ‘goed genoeg’

Een tweede reden waarom de evolutietheorie impliceert dat een mens een onvolmaakt wezen is, is dat nieuwe aanpassingen, noodzakelijkerwijs voortbouwen op bestaande constructies. Evolutie brengt zodoende nooit de meest optimale oplossing voort, maar enkel oplossingen die ‘goed genoeg’ zijn. Zelden is er sprake van een organisme dat perfect is afgestemd op de heersende omstandigheden. Ieder organisme heeft zo zijn constructiefouten, en dat geldt zeker voor de mens die toch behoorlijk anders is dan de meeste andere zoogdieren, en wiens kenmerken daardoor, vanuit evolutionair oogpunt, betrekkelijk nieuw, en dus nog onvoldoende doorontwikkeld zijn. Mensen hebben bijvoorbeeld dikwijls rugklachten, omdat de constructie om rechtop te lopen, nog te wensen overlaat.

Dat de evolutie genoegen neemt met constructies, die ‘goed genoeg’ zijn heeft ook als consequentie, dat het niet enkel volmaakte schoonheden van mannen en vrouwen zijn die zich voortplanten. Ook minder fraaie exemplaren hebben zo hun strategieën om toch tot voortplanting te komen. Wie van mensen houdt, houdt daarom niet enkel van de bijna perfecte prachtexemplaren, maar ook van de minder geslaagde exemplaren.

Misschien is dit wel wat christenen met erbarmen aanduiden. Erbarmen betekent, dat je begrip kunt opbrengen voor menselijke gebreken, zeker wanneer deze niet gemakkelijk uit te bannen zijn. Op politiek niveau betekent dit, dat de politiek zich te voegen heeft naar de menselijke maat, hetgeen de mate van vooruitstrevendheid beperkt. Mensen zijn nu eenmaal niet zo jong, krachtig en eendrachtig als socialistische posters uit het verleden ons willen doen geloven.

Homoseksualiteit door evolutie niet geselecteerd, wel getolereerd

Vanuit het besef dat de evolutie geen perfecte oplossingen levert, maar enkel oplossingen die goed genoeg zijn, is ook homoseksualiteit te verklaren. Omdat homoseksuele paren zich niet kunnen voortplanten, is homoseksualiteit niet een eigenschap die direct door de evolutie geselecteerd wordt. Maar het is ook weer niet zo, dat homoseksualiteit door de evolutie volledig wordt uitgebannen. Blijkbaar werkt het menselijk voortplantingssysteem in evolutionair opzicht goed genoeg, ook als een bepaald percentage van de nakomelingen zich niet voortplant, bijvoorbeeld omdat ze homoseksueel zijn. Dat is evolutionair gezien niet ongebruikelijk, want uit ieder beukennootje groeit toch ook geen beukeboom.

Het is natuurlijk een enigszins unzeitgemässes standpunt, maar waar ik voor pleit is homoseksualiteit te aanvaarden op basis van het aanvaarden van het onvolmaakte; oftewel, christelijk uitgedrukt, op basis van erbarmen. Voor mij hoeft homoseksualiteit niet in de categorie ‘volmaakt’ te worden ingedeeld, net zomin als dat hoeft bij dikke of lelijke mensen. Waar ik wel voor pleit, is een opwaardering van de categorie ‘onvolmaakt’.

Ik pleit voor aanvaarding van onvolmaaktheid. De huidige consensus is echter homoseksualiteit te beschouwen als even volmaakt als heteroseksualiteit. Deze opvatting wordt bijvoorbeeld door D66 uitgedragen, en tegenwoordig op middelbare scholen gepropageerd. Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind dit heersende standpunt een exponent van hetzelfde type volmaaktheidsdenken, dat in het verleden ertoe geleid heeft, dat homoseksualiteit juist niet aanvaard werd.

Een ruime opvatting van seksualiteit

Volgens de katholieke leer zou de geslachtsdaad in dienst van de voortplanting dienen te staan. Ook in de evolutieleer is voortplanting een kernbegrip: zonder voortplanting immers geen evolutie. Het gebod om seksualiteit louter in dienst van voortplanting te stellen, is mijns inziens echter wat kort door de bocht. Seksualiteit gaat verder dan de geslachtsdaad. Als je seksualiteit evenwel wat ruimer neemt, en er ook opvoeding toe rekent, dan blijken zowel evolutieleer als christendom daarmee uitstekend uit de voeten te kunnen. Zowel christelijk als evolutionair bezien, houdt voortplanting voor mensen meer in dan de geboorte van kroost. Omdat een baby in tegenstelling tot de meeste dieren, in een staat van volstrekte hulpeloosheid wordt geboren, is het nodig, dat het behalve voortgebracht, ook opgevoed wordt. Dit opvoeden is dermate complex, dat het evolutionaire voordelen biedt als man en vrouw zich aan elkaar binden, zodat ze zich gezamenlijk kunnen wijden aan deze taak.

Deze binding nu, zo menen biologen, is gebaad met plezier aan seks. Via seks vindt hechting tussen de partners plaats, en houdt de relatie gaande. Vandaar wellicht ook dat seksualiteit bij mensen niet beperkt is tot bepaalde perioden. Als nu gezegd wordt, dat seksualiteit in dienst staat van de voortplanting dan zou er veel mee gewonnen zijn, als voortplanting niet enkel opvat wordt als het voortbrengen van kroost, maar als daar ook de opvoeding toe gerekend wordt, die ervoor zorgt dat het nageslacht ook weer kroost kan voortbrengen. Nu weet ik ook wel dat seksualiteit zich in de praktijk niet altijd strekt tot deze ruimere opvatting van voortplanting. Er bestaan ook vormen van seksualiteit die minder volledig en ver reikend zijn. Hier geldt evenwel weer het adagium, dat de evolutionaire norm niet perfectie is, maar dat wat ‘goed genoeg’ is. Niet elke aanzet hoeft zijn evolutionaire doel te bereiken. Ook vanuit christelijk erbarmen dienen we toch op zijn minst enig begrip op te brengen voor seksualiteit dat haar volle wasdom niet bereikt.

Naastenliefde als ‘survival of the fittest’

Uiteraard dient ‘survival of the fittest’ niet vertaalt te worden als het overleven van de sterkste, maar als het overleven van de best aangepaste. Aangepast gedrag is hierbij niet hetzelfde als agressief of dominant gedrag, maar kan ook vriendelijk of empathisch gedrag betekenen. Menigeen scoort beter door vriendelijk en empathisch te zijn. Dat geldt in ieder geval in de huidige gefeminiseerde samenleving. Maar ook dieren vertonen waarlijk altruïstisch gedrag. Het komt voor dat ze hun leven opofferen om een soortgenoot te redden. Vermeldingswaardig daarbij is dat dieren dit altruïstisch gedrag vooral vertonen ten aanzien van hun naasten, te weten nauwe verwanten.

Hier dringt zich de vergelijking met de menselijke naastenliefde op. Evolutionair wordt altruïsme bij dieren zo verklaard, dat het dan wel niet het voortbestaan van de eigen genen verzekert, dan toch de kans op het voortbestaan van verwante genen vergroot. Ook bij mensen dient naastenliefde vooral letterlijk genomen te worden als liefde voor degenen die ons het meest na staan. Denk daarbij vooral maar eens aan de enorme hoeveelheid aandacht en energie die ouders besteden aan de opvoeding van hun kinderen. Zonder deze vorm van naastenliefde zou de mensheid nooit gekomen zijn, waar ze nu staat.

Was Thomas van Aquino Darwinist?

Omdat het niet aan de Bijbel is ontleend, wordt het leerstuk van de natuurwet niet door Bijbelvaste protestanten erkend. Het katholicisme kent echter een centrale rol toe aan de natuurwet, zoals deze is uitgewerkt door Thomas van Aquino. Aquino zegt: ‘zelfs indien de genade doeltreffender is dan de natuur, is de natuur voor de mens essentiëler’. De natuurwet behelst dat de deugden van de mens in de menselijke natuur zijn ingeworteld. Volgens Aquino zijn alle mensen, ongelovigen net zo als gelovigen, geroepen de eisen van de menselijke natuur, dus de natuurwet, te erkennen. Aquino ziet dus in de natuurwet een buitenchristelijk fundament voor de moraal. Ook zonder christen te zijn ben je onderhevig aan de moraal.

Over de evolutie in de zin van Darwin kon Aquino uiteraard niet spreken, want die theorie zou nog ongeveer 600 jaar op zich laten wachten. Maar het is wel duidelijk dat Aquino aan de mens een aan de natuur ontleende hoedanigheid toekende die hem tot een moreel wezen maakt. Zowel het katholicisme als de evolutieleer zoekt én vindt de moraal van de mens in zijn natuur.