De nationale lijsttrekkers zijn vrijdag hard losgegaan op elkaar bij het debat over gemeenteraadsverkiezingen. De mensen zien nu hun teleurstelling en woede in hun politici weerspiegeld. Politici die er voortdurend eigen stokpaardjes in fietsen, naar alle kanten om zich heen slaan en spreken met luide stem, zijn een voorbode van een Nederland dat gedoemd lijkt tot uiteenvallen. De felle discussies over identitaire issues zijn tekenend, evenals dat het debat op de tegenstelling tussen de Randstad en de rest van Nederland werd gebracht. Kosmopolieten werden tegenover thuiszorgwerkers gepositioneerd en de middenklasse tegenover laagbetaalden.
Het tijdperk van de gladde jongens van wie alles afglijdt komt ten einde. Politiek is oorlog – er zal weer oprechte emotie in weerklinken. Het zijn alleen de gelikte postmoderne mannetjesmakers, die menen dat volksvertegenwoordigers nooit hun walging en irritaties mogen laten blijken. Want de harten van de kiezers zijn inmiddels vol van dezelfde emoties.
VVD en PVV ontbraken – wellicht omdat er vanuit hun analyse meer te verliezen was dan te winnen. FvD was wel aanwezig, hoewel de partij nu vanaf alle kanten wordt bekritiseerd en geframed. Van binnenuit maar ook door Pieter Omtzigt en Kabinetsleden Ollongren en De Jonge. Waarschijnlijk wilde Baudet met een sprankelend optreden laten zien dat hij in topvorm is, en zo alle negatieve commotie rond de partij voor eens en altijd de grond in boren.
Vraag is echter of de deelname aan het debat met het huidige negativisme in de media wel een strategische meesterzet was. FvD kan maar in één gemeente winnen want doet maar in één gemeente direct mee – dat is Amsterdam. Stilzitten als je wordt geschoren, is een politieke conventie. Aan de andere kant kan de kruiwagen met framing beter nu alvast worden leeggekieperd – dan zijn de kiezers er straks met de Provinciale Statenverkiezingen alvast aan gewend en er dus minder gevoelig voor.
De interne kritiek bij FvD betreft een gebrek aan interne democratie: volgens de beschuldigingen zou het bestuur de teugels te strak in handen hebben en andere actieve leden op afstand houden. Echter – nieuwsflits – geen enkele politieke partij is werkelijk democratisch. Niet links, noch rechts noch de middenpartijen. De onderstaande Twitter-discussie illustreert dit.
Zoals ik schreef in mijn proefschrift ‘De Democratie en haar Media’ is de democratisering van partijen onverenigbaar met de dynamiek van het medialandschap. Media maken dat één herkenbare figuur naar voren geschoven wordt, die het centrum van de media-aandacht wordt en waarmee kiezers zich identificeren. Om meer herkenbaar te zijn dan overige partijen en hen te verslaan bij de stembus.
Dit betekent automatisch dat de overige partijleden minder spotlight krijgen en minder platform voor hun ideeën. Partijbesturen zijn als de dood dat mensen opduiken in krantenartikelen of praatprogramma’s en daar realistische opmerkingen maken die kunnen worden geframed als in strijd met de partijlijn. Of met hun uitspraken het debat verbreden voorbij de thema’s waarop het partijbestuur zich wil profileren, wat – zo men vreest – van de campagne-effectiviteit ten koste gaat. Daarom hoor je ook geen visies meer vanuit de VVD op daklozenzorg of esthetiek en bij de SP zelden een kritisch woord over privacy of immigratie. We zijn van doortimmerde wereldbeelden naar platte reclamepraatjes gegaan.
Kortom: democratie onder deze mediadynamiek is dood, en het is tijd dat de hoogdravende schoolboektheorie over ‘volksinspraak’ zich naar deze grimmige realiteit voegt. Ik stel bij deze voor dat de politicologiefaculteiten De Democratie en haar Media op hun leeslijst zetten.
Dit soort debatformats met teveel lijsttrekkers leiden onvermijdelijk tot chaos en verwarring. Nederland wordt een nieuwe Weimar-Republiek. Er is geen uitweg: de kiesdrempel verhogen leidt tot meer ‘kartel’ en dus tot nog sterkere anti-parlementaire sentimenten. Nederland lijkt gedoemd tot desintegratie.
Wat we zagen in het debat was een voorflits uit Nederland in 2030. Pechtold bespeelde weer het hem bekende riedeltje, maak een vijand groot door de kiezers te waarschuwen voor vermeende xenofobie. Op die wijze heeft D66 haar identiteit jarenlang op negatieve wijze uit de PVV ontleend; dit gaat nu verder met FvD. Ik bedoel het inspelen op een groepsgevoel en de statusgevoeligheid van kosmopolieten: “je hebt je diploma niet voor niets gehaald, dus zorg nu dat het tuig niet aan de macht komt.” Toch onderschrijft ook een deel van de D66-kiezers Wilders’ uitspraak van het “nepparlement”.
Punt is dat de stemmers voor zowel Baudet als Wilders al lang immuun zijn voor dit beschuldigende taalgebruik. Het schermen met woorden als racisme, fascisme, seksisme en ‘islamofobie’ is niets anders dan een gearticuleerd ‘boe!’-roepen. En dus evolueren we tot een Nederland waarin groepen uiteenliggende talen spreken wat wil zeggen dat dezelfde politieke concepten totaal andere dingen betekenen.
PVV en FvD zullen blijven doorgroeien, want veel kiezers zijn inmiddels immuun voor deze retoriek. Na een halve eeuw het handboek Janmaat, Fortuyn, Wilders en nu Baudet kennen de mensen het riedeltje wel. Er is een dynamiek gaande waarmee het debat door de extreme flanken wordt bepaald. Vroeger zeiden mensen: “ik ben geen racist!”, nu zeggen ze: “ik ben geen racist, maar…” en praten ze door naar hun punt. Op het internet gaat de meme rond: “I’m not alt-right but soon will be” – als mensen eenmaal zijn murwgebeukt met racisme-framing, hebben ze geen boodschap meer aan labels. “I’m just gonna listen to whoever speaks sense”, is dan het devies. Zelfs de linkse activiste Anne Fleur Dekker lijkt deze bevinding te onderschrijven: ze wijst op een “jongen die wolf riep” effect.
Dat gezegd hebbende was het juist het unieke punt dat FvD met een gecultiveerd imago kwam: een brand van fijnbesnaarde cultuurkenners en opwaarts mobiele professionals, geschikt om de frame-traps te vermijden. Zoals nu blijkt deinzen lijsttrekkers er niet voor terug om uitspraken totaal uit hun context los te trekken. Pechtold zei tegen Baudet: “Ik kan de citaten over uw impliciete seksisme en racisme erbij pakken.” Het was natuurlijk te voorzien dat deze frame-traps zouden komen; Pechtold wist dondersgoed dat er in dit beperkte format geen tijd en ruimte is om controversiële opmerkingen te situeren. Het is framen, framen, framen wat de klok slaat – de mensen thuis zien dit ook en op deze wijze is het een kwestie van tijd totdat ze klaar zijn met hun representatieve democratie.
Niet dat er vroeger niet geframed werd – vandaag wordt het echter steeds duidelijker dat achter het vernislaagje van representatie geen inhoud meer steekt. Mevrouw Marijnissen van de SP merkte op dat het meer ging over een naamsverandering van de Coentunnel dan over zorg, werk en onderwijs. Dat GL & D66 de identitaire issues zoveel aandacht geven – neem nu de totaal marginale discussie over ras en IQ – laat de linkse leegheid zien. Ze maken hun opponenten groter en leiden de aandacht af. Ga de zaken regelen die de linkse kiezer écht van je verwacht, zoals goedkoper openbaar vervoer. Er zijn groepen die de bui al zien hangen en nu het zinkende schip verlaten. “Bij de verkiezingen in maart doen volgens de PvdA ruim veertig afdelingen mee met een naam die niet direct herkenbaar is als ‘PvdA’.” aldus Trouw. De ‘lange mars door de instituties’ gaat undercover verder.
Ergens is het triest dat lijsttrekkers van landelijke partijen de gemeenteraadsverkiezingen aangrijpen om FvD nog een keer te framen. Mensen worden er niet wijzer op: het zou moeten gaan over lokale onderwerpen. Op deze wijze wordt politiek debat tot puur entertainment – als dat punt is bereikt, blijkt dat de substantie van de representatieve democratie achter de vernislaag is uitgehold. In het “chaotische geschreeuw” van de politici klinkt het piepen en kraken van een systeem dat op zijn einde loopt, maar waarvoor in het Westen geen alternatief voorhanden is.