Rectificatie: In een studie uit 2013 lieten Rindermann, Coyle en Becker zien hoe 86 experts in onderzoek naar groepsverschillen in IQ denken over de oorzaken van de groepsverschillen in gemiddeld IQ. Wat opvalt is dat de groep experts die denkt dat verschillen 0% genetisch zijn een minderheid is: 17%. Maar liefst 83% van de experts denkt dat er een kleine, een stevige, tot zeer grote rol is van genen. De groep van 86 experts in onderzoek naar groepsverschillen in IQ denkt dat grofweg de helft van de IQ-verschillen tussen groepen genetisch bepaald is. Eerder werd gemeld dat het om 256 experts ging.
Lees ook: Genetische verklaring als medeoorzaak intelligentieverschillen blank en zwart niet uit te sluiten
De Volkskrant schotelde ons dit weekend een groot interview met wetenschapsjournaliste Angela Saini voor over groepsverschillen in IQ. De aanleiding was een poging van een van de invloedrijkste personen in Nederland, minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren, om de discussie over dit thema taboe te verklaren. Nederland is al eeuwenlang een van de rijkste en best georganiseerde landen ter wereld, mede omdat we een traditie hebben dat mensen met verstand van zaken nuchter discussiëren op basis van feiten en niet op basis van wensdromen. De meest invloedrijke intelligentie-onderzoeker van de vorige eeuw, Arthur Jensen, schreef in 1973:
“Even with the best of intentions, ignorance stands impotent when faced with problems that need to be solved, while knowledge, given the will, can lead to solutions.”
Moeten ministers tegenwoordig bepalen welke standpunten correct zijn of mogen wetenschappers dat zelf bepalen?
Het doet denken aan de Buikhuisen-affaire uit de jaren ’70 vorige eeuw. Wouter Buikhuisen was een criminoloog die dacht dat criminaliteit gedeeltelijk biologisch bepaald was. We weten nu dat hij helemaal gelijk had en zijn tijd ver vooruit was, maar in de jaren ’70 was dat standpunt taboe. Buikhuisen had op een gegeven moment genoeg van alle tegenwerking en het gebrek aan een open discussie, zegde zijn baan aan de Universiteit Leiden op, en begon een antiekzaak. In 2010 kreeg hij eerherstel van de Universiteit Leiden, maar toen was het al te laat: zijn carrière was kapotgemaakt. Het is goed om te zien dat allerlei intelligentie-onderzoekers de poging van minister Ollongren om de discussie stop te zetten saboteren door allerlei interviews te geven en mee te doen aan discussieprogramma’s op de radio.
IQ-tests zijn de beste instrumenten die 100 jaar psychologie heeft voortgebracht. Het zijn uitstekende voorspellers van schoolprestaties en werkprestaties. Aangezien integratie van immigranten loopt via de schoolbankjes en de werkvloer is het gemiddelde IQ van een groep immigranten essentieel voor de integratie in de Nederlandse samenleving.
Hoe groot zijn de IQ-verschillen binnen Nederland? Autochtone Nederlanders hebben een gemiddeld IQ van 100. In mijn onderzoek kwam naar voren dat Roma (Zigeuners) een gemiddeld IQ van 74 hebben. Surinamers, Antillianen, Marokkanen, en Turken hebben een gemiddeld IQ van ongeveer 85. Chinese Nederlanders hebben een gemiddeld IQ van 105 en Joden hebben een gemiddeld IQ van 112.
Mijn onderzoek bij de Nederlandse Spoorwegen liet zien dat IQ-tests met een sterke taalcomponent niet gebruikt kunnen worden voor solliciterende immigranten die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen. Echter, verder voorspellen IQ-tests kleurenblind: allochtonen en autochtonen met dezelfde IQ-score hebben hetzelfde niveau van trainingsprestaties en werkprestaties.
Het lage gemiddelde IQ van veel immigrantengroepen vertaalt zich in fors lagere scholingsprestaties. In een grote school met allerlei leerlingen zijn bij zowel autochtone als autochtone leerlingen zwakke, gemiddelde, en hele goede studenten, maar zullen de beste leerlingen vooral autochtoon zijn en zullen veel van de zwakkere leerlingen allochtoon zijn. Op de werkvloer vertaalt het lagere gemiddelde IQ zich ook in lagere arbeidsprestaties. De gemiddelde allochtone werknemer verdient 10.000 – 15.000 euro per jaar minder voor het bedrijf dan de gemiddelde autochtone werknemer. Kortom, men moet de scores op de IQ-test serieus nemen.
In het verleden werden de uitkomsten van IQ-tests voor allochtonen niet altijd serieus genomen en dat pakte niet goed uit. Aan het eind van de basisschool krijgen kinderen de Cito-toets. Allochtone kinderen scoren gemiddeld fors lager dan autochtone kinderen op wat 90% een IQ-test is, wat tot lagere schooladviezen zou moeten leiden. Veel leraren in de jaren ’80 vorige eeuw wensten dat niet te accepteren en gaven allochtone kinderen hogere schooladviezen. Jelle en Achmed hadden zeg maar dezelfde Cito-score, maar Jelle ging naar de mavo en Achmed naar de havo. Echter, veel van de Achmeds bleven zitten op de havo en zwaaiden alsnog af naar de mavo. Of ze kregen na veel hangen en wurgen een havodiploma, maar behoorden tot de 10% zwakste leerlingen, dus met een mavo-denkniveau. Kortom, overadvisering werkt niet, de scores op de IQ-test kunnen niet zomaar genegeerd worden.
Van groepen met een hoger IQ dan de meerderheidsgroep verwacht men dat ze beter presteren. En inderdaad, Chinese en Koreaanse studenten in de VS zijn gemiddeld succesvoller en Asjkenazische Joden maken minder dan een kwart procent van de wereldbevolking uit, maar slepen een derde van de Nobelprijzen in de wacht. De groepsverschillen op de IQ-test blijven niet zonder consequenties.
In een studie uit 2016 lieten Rindermann, Coyle en Becker zien hoe 86 experts in intelligentie-onderzoek denken over de oorzaken van de groepsverschillen in gemiddeld IQ. Wat opvalt is dat de groep experts die denkt dat verschillen 0% genetisch zijn een minderheid is: 17%. Maar liefst 83% van de experts denkt dat er een kleine, een stevige, tot zeer grote rol is van genen. De tweede groep denkt dat grofweg de helft van de IQ-verschillen tussen groepen genetisch bepaald is.
Ik noem een aantal uitkomsten van onderzoek die tot deze conclusie leiden:
1) In de VS werden zwarte kinderen door blanke ouders geadopteerd. Toen ze volwassen waren hadden ze het IQ van hun biologische, zwarte ouders (85) en niet het IQ van hun adoptieouders (100).
2) Blanke families adopteerden ook Koreaanse kinderen; toen deze volwassen waren hadden ze een IQ van 107, net als hun biologische ouders in Korea.
3) Kinderen uit zwarte families met een laag IQ in de VS werden zeer intensief begeleid in Headstart-programma’s. Dat had geen blijvend effect.
4) De theorie dat een lage kwaliteit omgeving leidt tot het lage IQ van veel minderheidsgroepen werd onderuitgehaald door onderzoek naar doven: dove volwassenen hebben een IQ van 100.
5) De eerste generatie Turken en Marokkanen in Nederland had een gemiddeld IQ van 81 en de tweede generatie ging fors vooruit, namelijk een IQ van 88. Maar dat is nog steeds 12 punten onder het niveau van autochtone Nederlanders.
6) Groepsverschillen zijn heel groot op IQ-tests met een sterke genetische component en groepsverschillen zijn heel klein op IQ-tests met een kleine genetische component.
Meerdere onderzoekers zijn bezig het land-IQ van alle landen in de wereld te meten. Statistici stellen op basis van complexe statistische analyses dat de landen-IQ’s nauwelijks enige waarde hebben. Echter, elke eerstejaars student in de psychologie leert dat een test van een lage kwaliteit nooit iets belangrijks kan voorspellen. Iets belangrijks als lange-termijn economische ontwikkeling van landen kan uitstekend voorspeld worden met land-IQ. Er is een groot aantal variabelen, dat heel goed voorspeld kan worden met land-IQ. Een ander voorbeeld is corruptie: landen met een laag IQ zijn veelal corrupt, terwijl landen met een hoog IQ, zoals Nederland, maar een fractie van die corruptie van laag-IQ-landen hebben. De statistici focussen op statistische details, maar missen het grote plaatje.
Het interview met wetenschapsjournaliste Angela Saini is een schoolvoorbeeld van taboeïsering van wetenschappelijke kennis: racisme, racisme, racisme, persoonlijke aanvallen op onderzoekers, Hitler, et cetera. Dezelfde technieken die gebruikt werden om Dr. Buikhuisen in de jaren ’70 succesvol onderuit te halen.
Als men ervan uitgaat dat alle groepen zelfde gemiddelde IQ hebben en dan ziet dat sommige groepen minder succesvol zijn dan anderen, dan hebben conclusies in termen van racisme en discriminatie een zekere logica. Het steeds maar weer racisme, racisme, racisme roepen gecombineerd met het taboeïseren van een eeuw aan wetenschappelijke bevindingen op het gebied van groepsverschillen in IQ leidt tot haat tussen bevolkingsgroepen in de samenleving.
Bekijk ook dit interview met dr. Jan te Nijenhuis: