De politieke wereld is in de war. Femke Halsema heeft het over ‘links nationalisme’ terwijl ‘nieuwrechts’ ondertussen de progressieve waarden opeist. Bij dit laatste kunnen we o.a. denken aan de gayservatives: homo-activisten die tegen islamisering uitvaren. Want ja, alleen dankzij dubbeldenk kan men én de emancipatie-agenda uitdragen, en tegelijk traditionele niet-Westerse culturen verwelkomen.
Nu moet u zich niet door Halsema’s pleidooi laten misleiden. Het is niet vanuit coherent denken dat ‘progressief’ Nederland plots deze tegenstrijdigheid onder ogen ziet. Het inzicht is puur door de harde realiteit opgedrongen, opstijgend uit de chaos en vervreemding die burgers aan den lijve ervaren. De sociaal-democraten in Denemarken bevestigen dit en hebben inmiddels excuses gemaakt: “Sorry bevolking, jullie waren niet racistisch maar hadden al die tijd gelijk!”
Het ‘progressieve’ blok kan natuurlijk niet totaal capituleren: degenen die de vervreemding naar de oppervlakte hebben gebracht, worden door hen besmeurd en verdachtgemaakt. Een dergelijk artikel in de Groene en kreeg ik recent toegespeeld. Wie het postmodernisme aanvalt die laat zich in met ‘alt-right’, is de teneur. De doorzichtige tactiek van afschrikking via bestempeling.
We zouden denken: hier is het dan – nu komt het – links gaat eindelijk een authentieke verdediging van de eigen ideeën presenteren. Een moedige verdediging van het postmodenisme! Maar neen – we worden getrakteerd op een afgewaterd sausje: verzwakte versies van de aanvallen op het postmodernisme door anderen. Een bewijs dat wat zich ‘links’ noemt vandaag geen bron meer heeft, geen brandstof voor de motor.
De levenskracht die links voortstuwde in de jaren zestig is nu vervlogen. Ze beheersen allerlei instituties en hebben bakken geld om auteurs te laten schrijven – tal van culturele en educatieve instellingen zijn in hun macht. Hun tegenstanders schrijven echter gepassioneerder en doen het bovendien onbetaald. Uit pure wanhoop valt regressief links terug op het verstoren van voordrachten op universiteiten – soms zelfs met geweld.
Inmiddels is het absurde normaal geworden. Dit zien we duidelijk in Groot-Brittannië. Georganiseerd meisjesmisbruik in Rotherham en Telford is een taboeonderwerp, maar verslaggevers en Youtubers worden vervolgd, opgepakt en/of aangemerkt als terroristen. Zie wat gebeurde met Count Dankula, Tommy Robinson en Lauren Southern. Wie deze vernietiging van het vrije woord aanziet kan niet anders dan haten en die haat van zich afschrijven. Omhels die haat – dat is een gezond overlevingsinstinct. Een bewijs dat het Westen weliswaar op zijn knieën zit, maar nog niet is doodgeslagen. Zolang u haat voelt bij de verwoesting van het vrije denken, is er hoop.
Met de bovengenoemde vloggers is het zoals een scene uit de Godfather trilogie. Maffiosi reizen naar Cuba en zien dat rebellen tegen de regering vechten zonder daarvoor te worden betaald. Gedreven vanuit zo’n sterke motivatie is het zeker mogelijk dat zij zullen winnen, merkt Michael Corleone op.
Vroeger waren ‘rechtse’ mensen druk met werk. Zij hadden een serieus leven vol verplichtingen: links had tijd om de wereld te verbeteren en te demonstreren tegen het systeem. Maar toen werd links het systeem en begon het alle leuke baantjes te verdelen op basis van deugcriteria. Noeste arbeid, plichtsbetrachting, zelfoverstijging, vakmanschap en punctualiteit: vele conservatieve waarden zijn uit het systeem verdrongen door ‘professional socializing’ vaardigheden. Naar boven likken en naar onder trappen: kantoorpolitiek en elevator pitches – dit noemt men de buitendienstcultuur.
Mannen haken af binnen dit gefeminiseerde systeem en machines nemen hun werk over. Vanuit instinct gestuurd komen zij tot een conclusie: soms is een bos overwoekerd, wat de nieuwe aangroei verstikt. Dan moet er eerst een stevige brand woeden voordat een levenskrachtig nieuw woud kan ontluiken uit de as. Vanuit de bovengenoemde levensbevestigende waarden komen realisten in opstand tegen dit postmoderne systeem – een systeem van verbrokkeling en versplintering.
Zo zijn wij wederom bij het aanvangspunt: de labiele verdediging van het postmodernisme door ‘links’. Jan Overwijk en Adriaan van Veldhuizen schreven in De Groene:
“De roep om heelheid die tegenwoordig steeds klinkt, is een echo van een verlangen uit de Romantiek.”
Aha – dus als u een gevoel van ontheemding, vervreemding en fragmentatie van het leven ervaart, dan komt dit omdat u achterhaald denkt. U koestert een nostalgisch verlangen naar een denkbeeldig verleden. De fragmentatie die u ervaart is niets anders dan een groeipijntje in de ‘vooruitstrevende’ koers van de geschiedenis die u maar heeft te aanvaarden. Het is 2018, hallo! Verzet zou niet alleen zinloos en kinderlijk zijn maar zelfs verdacht reactionair:
“Historicus Peter Raedts beschrijft in Ontdekking van de Middeleeuwen hoe de Romantici naar middeleeuwse literatuur verwezen om hun ideeën over authenticiteit en eigenheid te legitimeren. Maar Raedts toont ook dat deze authenticiteit uiteindelijk een idée-fixe was. Zo is ‘Ossian’ een legendarische middeleeuwse bard uit wiens epische dichtkunst de puurheid van de Schotse ziel zou spreken. Dit geliefde symbool van authenticiteit bleek het verzinsel van de achttiende-eeuwse Schot MacPherson. Het object van de Romantische nostalgie moest worden verzonnen, voordat het kon worden aanbeden.”
Als iemand die is afgestudeerd onder prof. Raedts doe ik een constatering. Niemand beweert namelijk dat een inspirerend stuk cultuur honderd procent historisch accuraat moet zijn om als richtsnoer van een gemeenschap of natiestaat te kunnen dienen. Is bijvoorbeeld het Roelantslied honderd procent accuraat? Of werd het destijds al gezien als een werk dat moest inspireren? Sowieso is de term ‘aanbidden’ gekozen uit retorische overdrijving.
Dit is simpelweg de discussie die Aristoteles al voerde over geschiedenis als vakgebied tegenover poëzie. Het ene behelst het accuraat navertellen van wat feitelijk is gebeurd; het tweede gaat om het begeesteren, het verheffen van de ziel, het aanprijzen van deugden en het uiteindelijk worden van een sterker, moediger mens. Verbeeldingskracht is dus juist goed. Verbeeldingskracht is broodnodig om een volk tot een mate van eenheid te smeden en tot op zekere hoogte ‘on the same page’ te blijven in een land. Fragmentatie is een voorbode van chaos.
Hier gebruiken postmodernen de discussie over de accuraatheid van historische bronnen om een weg te banen naar de deconstructie van het culturele canon. Daarmee verdwijnt ook het begeesterende vermogen om een bevolking in een zekere samenhang te laten samenleven binnen één staat.
Deze ‘romantisch-nostalgische’ analyse in ‘De Groene’ blijkt de kern van de discussie rond het postmodernisme totaal niet te raken. Op zich triest genoeg – maar voor de ‘progressieven’ doemen meer donkere wolken op. De discussie over klimaatverandering zal eindigen als het debat over zure regen, want Artificial Intelligence komt eraan. Kunstmatige intelligentie zal oneindig meer impact hebben op de werkende klasse: dit zal links dwingen tot andere prioriteiten.
Overwijk en Van Veldhuizen karakteriseren het postmodernisme als “politieke achterdocht tegenover Grote Verhalen, zoals dat van het marxisme van destijds en de alt-right van nu.”
Wacht even… Heeft het postmodernisme nu tóch een politiek wezen? Postmodernisme was toch louter een academische stroming, die door ‘complotdenkers’ onterecht is gepolitiseerd? In het nauw gedreven is het linkse narratief kennelijk veranderd, of pardon: ontmaskerd. En sinds wanneer behoort ‘alt-right’ tot de “Grote Verhalen?” ‘Alt-right’ is een eclectische meme-war in de krochten van het internet. Het stemt droevig dat deze misvatting wordt verkondigd door universitaire docenten. In dit bos staat het rottend hout hoog.
Sowieso is het onjuist om de kritiek op het postmodernisme in de schoenen van ‘alt-right’ te schuiven. Zelfs in mijn betrekkelijk ‘linkse’ filosofiestudie in Nijmegen leerde ik nog dat het klassiek humanisme de eerste stroming was om het postmodernisme te bekritiseren. Want als je iedere waarde relativeert tot een cultuurgeboden constructie, dan verliest ook een appel op de menselijke waardigheid haar universele zeggingskracht.
Terugkerend naar de beginvraag: zijn de links-progressieven nog wel zo ‘progressief’? In hun natuursentimentalisme (angst voor genetische modificatie, vaccinaties en atoomenergie) en voorliefde voor alternatieve danwel traditionele geneeswijzen zijn ze beslist conservatief. Wél zijn ze progressief in hun inzet voor een voortschrijdende cultuurverandering van de Westerse wereld – lekker voorwaarts naar iets ‘nieuws’.
Evolutionair gezien kan de mens nu eenmaal beter aarden in een overzichtelijke gemeenschap dan in een onthechte atomistische wereldmetropool. ‘Progressief’ betekent in deze dat ze zich blijven verzetten tegen huiselijkheid en degelijke gezins- en familiewaarden. Oo kal moeten ze gaandeweg de wetenschap deels (of meer dan deels) herschrijven.
Veel logische redeneringen, empirische observaties en psychische inzichten nopen vandaag tot een herwaardering van organisatievormen en leefverbanden die links eerder als historisch achterhaald heeft verklaard. Dit is dan ook het geheim achter het succes van Jordan Peterson, die – als je goed naar hem luistert – eigenlijk het verhaal vertelt van een christendemocraat in de jaren zeventig. Toch is het mainstream discours al zover naar extreemlinkse identiteitspolitiek verplaatst, dat dit verhaal intussen overkomt als ‘alt-right’. Voor realistische schrijvers en activisten blijft er veel werk te doen.