Uitgeverij De Blauwe Tijger heeft aangekondigd dat Peter Hitchens komt spreken. Volgens The Guardian wil hij een grote misvatting weerleggen, namelijk “dat het altijd mogelijk is om het onderscheid tussen goed en kwaad te kennen buiten het bestaan van God om”. Tijdens een meeting in Utrecht kwam er onlangs een christelijke moraalfilosoof aan het woord. Hij betoogde zoals Hitchens dat de postmoderne waardenchaos zou zijn veroorzaakt door het wegvallen van God. ‘Waardenchaos’ wil hier zeggen dat een cultuur een hiërarchie is van waarden – atheïsme en agnosticisme zouden de draagsteen onder de leidende waarden hebben vernietigd, met de hedendaagse sociale chaos tot gevolg. “Zonder God geen goed en kwaad” aldus de christelijke moraalfilosoof.
Maar is God werkelijk nodig als grondvestiging van goed en kwaad? Ik betoog in deze verhandeling dat dit niet het geval is. Uit de menselijke natuur tekenen zich leefwijzen en organisatievormen op waarbij de mens goed gedijt. De aard van de mens stuurt hem tot samenwerkingsverbanden. Via deze samenwerkingsverbanden voorziet hij enerzijds in zijn natuurlijke behoeften en geeft hij anderzijds gehoor aan het appel om zijn hogere wezenskenmerken te vervolmaken opdat hij boven de natuur uitstijgt.
De mens is deels een dier met de noden van een dier. Tegelijk ligt het ook in het menselijke potentieel om meer van zichzelf te maken dan hij van nature is. Dit tweede aspect is het deel van het menselijke karakter dat beantwoordt aan transcendentie. De samenkomst van deze twee aspecten leidt tot een verstaan van het mens-zijn dat ik benoem als humanisme. Het ontkennen van het eerste aspect leidt tot puritanisme, het ontkennen van het tweede leidt tot hedonisme.
Vanuit dit humanisme denkend is het niet noodzakelijk dat God de moraal waarborgt. Als God de moraal bepaalt dan wordt de moraal grillig: God zou morgen immers goed en kwaad kunnen omdraaien, als Hij dit in Zijn almacht zo besluit. Als Hij dit niet zou kunnen, dan is Zijn almacht kennelijk begrensd door een hogere wet. Als Hij dit niet zou willen, dan kent de mens de wil van God via wetten van zedelijkheid en logica. Dan kan hij Gods wilsbeweging tot het identificeren van goed en kwaad meevoltrekken met zijn eigen verstand, ook zonder God. In beide gevallen kan de mens zijn moraliteit net zo goed op die wetten baseren zonder God als tussenschakel. God als idee dient dan hooguit nog als ‘carrot and stick’ om mensen aan te zetten tot gedrag dat maatschappelijk wenselijk is – dit is echter iets anders dan een oprecht, authentiek geloof.
Men kan nu tegenwerpen dat het christendom niet voluntaristisch is, maar natuurrechtelijk. Voluntarisme staat hier voor Gods willekeur. Dit klopt voor bijvoorbeeld Thomas van Aquino (1225–1274), die stelde: ‘Voor zover de mens redelijk is, is hij net als God. Bij God is 2+2 nog steeds 4, want de natuurwet drukt die redelijkheid uit.’ Later – met bijvoorbeeld de uitbraak van de pest en in 1755 de aardbeving van Lissabon – groeide de twijfel aan Gods goedheid. De negatieve theologie werd populair en dit klinkt door in Descartes’ hypothese van God als kwade genius.
Een bekend argument is dat Gods volmaakte goedheid zou doorstralen in de volmaaktheid van de schepping. Maar met hoeveel betrouwbaarheid kan een onvolmaakte mens vaststellen dat de schepping volmaakt is? Uit het opgekomen wantrouwen tegenover Gods goedheid ontstond wat men ook wel ‘Selbstbehauptung’ oftewel zelfbedruiping noemt. De mens die niet meer wacht op goddelijke tekenen maar zelf voortvarend te werk gaat in de schrijn van de natuur.
De christelijke moraalfilosoof zei echter dat het niet eigen is aan God om zich als een kwade genius te gedragen of mensen voor de gek te houden. De goede natuur van God zou grilligheid uitsluiten.
Maar als dit het geval is, dan is er kennelijk een hogere wet waaraan God gehoorzaamt en waarmee Hij in overeenstemming handelt. Zo niet, dan zou Gods almacht zijn grilligheid openlaten. Als Gods almacht het grillige voluntarisme uitsluit dan handelt God kennelijk volgens een logica die ook voor mensen te doorgronden is: mensen zouden immers zojuist hebben vastgesteld dat God niet kan handelen als een kwade genius.
Dit betekent dat als de christelijke moraalfilosoof het voluntarisme buiten de orde verklaart, hij daarmee een wet postuleert: een hogere richtlijn die zó universeel is, dat zelfs God zich hieraan committeert. Wij mensen kunnen ons dan net zo goed direct op die richtlijn oriënteren en God overslaan als tussenstap.
Hierop zei de christelijke moraalfilosoof dat de imperfecte mens een nabootsing is van de perfecte God, en dat hij God nodig heeft om goed en kwaad te kunnen kennen.
Maar hoe kan de imperfecte mens herkennen dat de kennis die God hem geeft wél perfect is? Wat de christelijke moraalfilosoof stelt, betekent dat een imperfect wezen kennis kan nemen van een perfectie die dat wezen overstijgt. Als dat zo is kan de mens net zo goed weer direct kennisnemen van de eeuwige morele wetten.
Als u er desondanks voor kiest om uw moraal op God te baseren, wie zegt dan dat het een christelijke God moet zijn? En niet bijvoorbeeld de God van Spinoza? Een keuze voor een godsbeeld is mogelijk arbitrair, gezien ieder godsbeeld een serie regels meedraagt die vooral de cultuur en de tijdsgeest weerspiegelen van de samenleving waarin dat godsbeeld is opgekomen. God zou de mens hebben geschapen naar Zijn gelijkenis maar Allah verwacht iets anders van Zijn gelovigen dan Jaweh.
Om niet geheel voor relativisme te hoeven capituleren (en alsnog uit te komen in een postmoderne waardenchaos) kunnen we zeggen dat in sommige samenlevingsverbanden c.q. culturen de mens meer tot bloei en wasdom komt dan in andere. Sommige godsbeelden en geloofsregels leiden tot culturen waarin je vanuit een vrije keuze welbeschouwd toch liever niet zou leven. Puck van der Land heeft dit punt onlangs uitstekend gemaakt, en ook de recente migratiebeweging ondersteunt dit. Tegen deze achtergrond blijkt dat een keuze voor een godsbeeld niet arbitrair is.
So far, so good. Maar nu blijken het floreren van de menselijke natuur, de ontplooiing van talenten en de vervolmaking van het verstand de maatstaf om een godsbeeld aan af te meten én om een hiërarchie in religies uit te roepen. Dan kunnen we het godsbeeld ook hier weer overslaan en onze moraliteit direct op de omschreven hiërarchie baseren.
Op die wijze zullen we goed en kwaad opnieuw herleiden uit de kosmische orde zoals de Oude Grieken deden. Het goede is dat wat beantwoordt aan de voorwaarde die mensen nodig hebben om tot hun recht te komen – wat betekent dat zij hun potentieel uitnutten. Het goede toont zich op de plaats die een ding in het universum inneemt waar het in zijn volheid kan verschijnen.
Deze denkwijze lost problemen op waar de christelijke moraalfilosoof niet omheen komt. Hoe weet de imperfecte mens dat zijn God een logica volgt, als hij die logica – die de perfectie van zijn God bewijst – slechts via zijn God kan kennen? Of als hij God niet nodig heeft om de logica te kennen, waarom dan wel om goed en kwaad te kunnen kennen? Heidenen als Plato en Aristoteles konden uitstekend logisch redeneren – waarom zou het anders zijn met hun mensbeeld en ethiek?
Het eindigt er altijd mee dat God een garantieprincipe wordt dat de realiteit van alle andere principes valideert. Maar zo’n principe blijft steken op het vlak van de tautologie en is in de praktijk van het proefondervindelijk handelen tamelijk waardeloos. De christelijke moraalfilosoof ziet de perfectie van zijn God bevestigd in het feit dat die God een logica volgt: de humanist ziet veeleer die logica.
De eerste caféavond van Sid Lukkassen zal georganiseerd worden in Utrecht op vrijdag 20 juli en start om half acht. Een avond gevuld met debat, gezelligheid en wederom een inspirerende gastspreker die zijn idee zal presenteren waardoor Nederland echt veranderd zal worden.