Een begrip dat in mijn analyses zo nu en dan langskomt, is de metafysische omwenteling. De Franse schrijver Michel Houellebecq gebruikt het in zijn meesterwerk Elementaire Deeltjes (1998). Op mijn beurt vermoed ik dat hij dit weer leent van de Franse filosoof Auguste Comte – dat mag u vergeten. Waar het om gaat is een grote verandering in hoe er gedacht wordt: het heersende wereldbeeld maakt plaats voor een ander. Sommige ideeën en wetenschappelijke technieken kunnen namelijk pas ingang vinden, wanneer het algemene denken hierop is voorbereid.
Deze gedachte schoot te binnen in Rome, vanuit het Colosseum uitkijkend op de Boog van Constantijn. Het Colosseum is het enige monument dat recht is te doen door het te vullen met massa’s toeristen. Mezelf begeven in een toeristenhorde – u zult begrijpen – is mij niet op het lijf geschreven. Zoals menig TPO-auteur vind ik die drukte al verschrikkelijk in Amsterdam (met als interessant verschil dat ik er dan zelf niet woon). Enfin, al in 2011 studeerde ik af in de geschiedenismaster Roma Aeterna – toch was ik er nog nooit geweest. Het werd hoog tijd.
Werden de heidense Romeinen christen omdat ze genoeg hadden van het wrede gladiatorenspel en het platte massavermaak? Of was er een diepere reden? Op dat moment begroef ik die gedachte – de crowdfunding vroeg teveel tijd om er uitvoerig bij stil te staan. Maar nu, in de kalme en warme juliweken waar de dagen voorbij zoeven en de wind verkoeling brengt, is het zand op deze gedachte opgestoven. Steeds dringt dat beeld van de Boog van Constantijn zich op. Dit beeld legt de vraag voor of West-Europa vandaag een metafysische omwenteling behoeft, om met nieuwe energie, geestdrift en inspiratie haar geopolitieke plek in de wereldorde op te eisen.
Constantijn de Grote (c.a. 280 – 337) was de eerste Romeinse keizer die zich profileerde met het christendom. Tijdens de strijd om de Milvische brug in 312 liet hij zijn soldaten een teken aanbrengen, omdat in een visioen was geopenbaard dat hij met dit teken zou overwinnen. Zijn zege schreef hij vervolgens toe aan de God van de christenen. Constantijn stond het christendom als godsdienst toe – staatsgodsdienst werd het pas in 380 onder Theodosius. Langzaam maar gestaag verruilde het Romeinse Rijk de heidense metafysica van een veelvoud aan goden voor een monotheïstisch christendom.
Deels is de metafysische omwenteling een ‘kip of het ei’ verhaal. Breekt een nieuw wereldbeeld door omdat het oude wereldbeeld is ondermijnd en aangevreten door nieuwe ideeën ontsproten aan de geesten van geniale individuen? Of kunnen die nieuwe ideeën van individuen pas geconcipieerd en begrepen worden nadat een nieuwe wereldbeeld zich onthult?
In feite gaat ook de theorie van de Duitse academicus Hans Blumenberg hierover: over zelfbedruiping oftewel Selbstbehauptung. Dit wil zeggen dat de christelijke doctrine een denkwijze bood die de middeleeuwse maatschappij bijeenhield en aanstuurde. Toen natuurrampen en theologische debatten over de almacht van God, leidden tot twijfel aan de goedheid van God, was het echter snel gedaan met die metafysica – althans in de hogere kringen. Ideeën als die van Copernicus, Galilei, Francis Bacon, Spinoza en later Darwin konden nu weerklank vinden.
Volgens Blumenberg voelde de vroegmoderne mens zich in de steek gelaten door de hogere macht: hij wachtte niet meer op de goddelijke voorzienigheid maar mat zich een moderne metafysica aan en ging van daaruit zélf aan de slag. Natuurlijk kan men zoals Karl Löwith die moderne metafysica weer bekritiseren – dat valt buiten het bereik van dit vertoog. Ook deze uitmuntend geschreven en oprecht geniale recensie valt hierbuiten, maar met het oog op goed leesvoer voor de zomer moest hij toch even worden genoemd.
Met deze canonieke omweg wil ik maar zeggen dat wij nog steeds op de schouders van reuzen staan. Al zullen de reuzen snel verdwijnen als we het onderwijs aan social justice warriors overlaten. Wat we helaas al doen, en wat de mainstream-rechtse partijen eigenlijk wel prima vinden: het onderwijscluster is toch al overgegeven aan D66/PvdA, en praten over cultureel-educatieve thema’s is koren op de molen van het FvD met haar rechtsintellectuele profiel. Dus is de tactiek van de mainstream-rechtse partijen om de cultuurstrijd in het onderwijs te negeren en te blijven hameren op de voor mainstream-rechts herkenbare thema’s: economie, transport en veiligheid.
Dit is hoe het nu eenmaal werkt (zie De Democratie en haar Media voor een uitgebreide toelichting op deze verkiezingsstrategieën). Mocht het onderwijs totaal ontsporen, dan hebben de bepalende politici tóch het geld voor privédocenten – voor hun kinderen hebben zij de connecties voor exclusief toponderwijs. Om te stijgen op de maatschappelijke ladder zijn vriendjesnetwerken, deugvertoon en elitaire stageplekken vandaag sowieso belangrijker dan Bildung en culturele bagage. Hierom heb ik als academicus alle hoop opgegeven dat het met het onderwijs – en zeker met de geesteswetenschappen en het uitdiepen van de canon – nog wat wordt. Zodoende start ik binnenkort met een eigen onderwijsmodule.
De doodstrijd van het CDA verdient een apart artikel – met haar proefballon om het Wilhelmus nieuw leven in te blazen en Maxime Verhagen die plots verklaart dat de multiculturele samenleving is mislukt. Dit is de ultieme brave burgermanpartij die met iedereen door één deur wil en daardoor voor iedereen saai is. Binnen het CDA botst de drang om deugbaar te blijven met de voelbare noodzaak om – nu het oude electoraat uitsterft – nieuwe kleur op de wangen te krijgen. FvD heeft het in de genen om harder voorwaarts te gaan op deze thema’s met een meer uitgesproken profiel, dus de tijd zal het leren.
De houding om met honderd procent inzet en zero fucks given te strijden voor het Latijns-christelijke cultuurkarakter van het Avondland, is nu eenmaal geen karakterhouding die aansluit bij het CDA. Het is wél de grondhouding die nodig is om het cultuurdebat naar de eigen hand te kunnen zetten, zoals Trump heeft bewezen.
Met deze wijsheid keren wij terug naar Rome, naar het kernpunt van dit betoog. Vanuit dit kernpunt zijn er twee verklaringen voor de overstap van Constantijn op het christendom. U moet namelijk weten dat de Boog van Constantijn een eclectisch werk is: het bestaat uit samengevoegde delen die zijn losgesloopt uit monumenten van eerdere keizers. Het werd voltooid in 315 en gedenkt de overwinning van Constantijn bij de Milvische brug.
De delen van de boog die in Constantijns eigen tijd gemaakt zijn, zijn bij vergelijking van laagwaardige kwaliteit. Voor een beschaving die niet meer de finesse en het vakmanschap in huis heeft om zoiets moois te kunnen maken als de voorgangers, wordt het verleden deprimerend en vernederend. Neem nu de hedendaagse Griekse cultuur: films als Politki Kouzina zijn doorspekt met nostalgie en melancholie, terugblikkend op een groots verleden dat niet meer wederkeert. De Romeinen lijfden Griekenland in maar hadden nog respect voor de Helleense cultuur – daarna volgden vernederingen door de Ottomanen en vandaag door de EU.
Als de aanraking met het verleden vernederend wordt, zoekt men iets nieuws om zichzelf te kunnen opwekken – in het antieke Rome vervulde het christendom die rol. Immers het oude heidense Rome was de verlossing nog niet waardig geweest maar een nieuw gekerstend Rome kon dat wél zijn. Zo bood het christendom een nieuwe bezieling om de toekomst positief te kunnen zien.
De tweede verklaring raakt directer aan het Colosseum: generatie op generatie waren er feesten en verkleedpartijen. Er was lust en spektakel, er vloeide bloed – de zintuigen werden tot het uiterste geprikkeld. Maar op een zeker moment is er een verzadiging bereikt, dan volgt de afstomping en verliest het schouwspel zijn magie. Zoals de Islamitische Staat steeds wreder moest worden om nog op te vallen in het mediageweld, zo zal het ook de Colosseumbezoekers zijn vergaan. Men wilde niet meer het beeld maar het woord – men zocht niet meer het extravagante maar het sobere en ingetogene. Mogelijk maakte dit het christendom met zijn wortels in de Hebreeuwse schriftcultuur plots aantrekkelijk voor een door-en-door visueel ingestelde maatschappij.
We kunnen de vraag stellen waarom het christendom dan vandaag geen heropleving doormaakt. Misschien is dit simpelweg omdat het zijn leven – zijn metafysische stadium – reeds heeft doorleefd. Het is met argumenten te staven dat het nu aanbrekende techno-hedonistische tijdsgewricht de christelijke theologie opnieuw aansprekend zal maken – maar deze discussie is voor een andere keer.