De defaitistische rebellie verheft de wanhoop tot levenskunst. Ze is het meest radeloze verzet – het verzet van een individu tegen het ringelorend wereldgebeuren. Ze is een schreeuw om vrijheid in een verborgen geluidsdimensie, onhoorbaar voor de mensenkudde. Haar geheime verlokkingen zijn voorbehouden aan verdwaalden, aan hen die de kudde zijn kwijtgeraakt en van het politiek correcte pad zijn geraakt. Iemand moet zelf een beetje verdwaald zijn, om deze nobele dwaling in anderen te kunnen herkennen.
Als er dus ergens begrip is voor de defaitistische rebellie, dan is het op een rebels blog als TPO, waar veel verdwaalden aanspoelen. Maar de ironie wil dat er vorig jaar een roman is verschenen van uitgerekend een NRC-opinieredacteur, die uitstekend blijkt te zijn ingewijd in ónze geheime leer. Ik heb het over Steven de Jongs Bezorgde Burgers. Deze prachtige roman over vervreemding, aanpassing en rebellie, zingt een lofzang op ons trotse wanhoopsverzet.
De hoofdpersoon van Bezorgde Burgers, Samuel, is onze onvolprezen ondergangsheld. Hij haat de dagelijkse sociale rituelen en het “kantoorgekloot” op zijn werk, het communicatiebureau Puntjes op de i. Vooral zijn manager Hendrik Jan is een ware plaag:
“Hij [Hendrik Jan] verkeert in de veronderstelling dat het er niet om gaat wat je zegt, maar hoe je het zegt. Met een aardappel in de keel windt hij zich in praatjes voor de vaak op over de service in een sterrenrestaurant, gekuch in de schouwburg en populistische politici. Wordt hij niet geïnterrumpeerd, dan mondt zijn smalltalk steevast uit in grootspraak.”
Samuel kookt, iedere dag weer, maar hij verbergt dat nauwlettend, omdat hij aan “een zelfdestructieve vorm van zelfbeheersing” lijdt. Hij doet sowieso geen pogingen meer om zijn situatie te verbeteren. De zaak is toch hopeloos. De verlossing zal moeten komen van een oorlog of een watersnoodramp:
“Wat Nederland nodig heeft is weer een goede watersnoodramp. Niet voor niets wordt het labyrinth van commissies hier aangeduid met ‘poldermodel’. Het is een onnatuurlijk gebied dat toekomt aan de zee. Als de dijken doorbreken, zit niemand nog te wachten op mensen die van vergaderen hun beroep hebben gemaakt. Op een vlot is zo’n managementlaag enkel ballast.”
Alleen buiten werktijd weet Samuel zich even te bevrijden van de conformistenterreur en wel door te drinken en door verkeersboetes te verzamelen op z’n motor. Hij rijdt met zijn motor expres op volle snelheid langs de bekende flitslocaties, om de bekeuringen vervolgens onbetaald op te laten stapelen. Op die momenten kan de wereld echt even lekker de tyfus krijgen. Wraak tegen het systeem. Heerlijk.
“De keukentafel ligt bezaaid met blikjes, pizzadozen en ongeopende post. Ik rits een paar enveloppen over. Incassobureaus stellen een man met dezelfde naam als ik ‘in gebreke’, dreigen met ‘rechtsmaatregelen’, ‘beslaglegging’ en ‘royement’. Herinneringen, aanmaningen, dwangbevelen. In naam van de koning nog wel. Als puntje bij paaltje komt, leven we dus gewoon in een dictatuur. Ik doe de post in een schoenendoos en stift er ‘pandora’ op. Onder de douche bedenk ik wat ik met deze dag aan moet. Niet op de bank hangen, maar snelheidsovertredingen op de motor maken. Liefst op ringwegen met trajectcontrole. Daar rijdt de oppassende burger braaf rechts, zodat ik er makkelijker langs kan. Nog even en ik behang de muur met enveloppen van het Centraal Justitieel Incassobureau. Dat levert een mooi paars motiefje op.”
Kijk, in de uitgezaaide TPO-diaspora weten we dit soort foute types te waarderen. Nergens in het boek wordt er naar TPO verwezen, maar dit rebelse, flitsrijdende hoofdpersonage is één van ons – ofschoon zijn leven wel uitzonderlijk disfunctionerend is. Je zou hem kunnen zien als een geradicaliseerde TPO-lezer, die het gevecht voor aanpassing – of de schijn van aangepastheid – reddeloos verliest. Juist daarom verlangt hij des te meer naar de veiligheid van een conformistisch leven en naar een elusieve respectabiliteit, die hij afwisselend associeert met de NRC, Ikea en Hugo Boss.
Naast drinken en flitsrijden, stuurt Samuels regelmatig boze brieven naar een ongenoemde kwaliteitskrant op het Rokin. Impliciet wordt verwezen naar de krant waar De Jong zelf werkt, de NRC, het beruchte Rokinse beschavingsbastion waar TPO-columnisten door de jaren vooral afkeurend over hebben geschreven. Het in-de-wereld-zijn van respectievelijk de NRC en TPO is namelijk fundamenteel anders en zelfs antagonistisch. Samuel staat aan de TPO-kant van deze tektonische breuklijn, of hij dat nou wil of niet. Toch blijft hij dagelijks stukken naar de kwaliteitskrant sturen:
“In de loop van de middag krop ik weer genoeg woede op om er een ingezonden brief uit te rammen. De krant die Hendrik Jan op zijn bureau heeft laten slingeren is wederom mijn target. Niet om te verscheuren, maar om de redactie te mailen over het dedain dat ze tentoonspreidt over populisten en hun groeiende groep volgers. Nergens wordt zo gegruwd van ‘het volk naar de mond praten’ als in het blad voor hogeropgeleiden dat het liefst iedereen met een boerenverstand het stemrecht zou afnemen. Journalisten die de vinger niet meer aan de pols van de samenleving houden, maar enkel commentaartjes tikken over welke mening wel of niet deugt.”
Uiteraard worden Samuels stukken – “systeemondermijnende pareltjes” – bijna nooit geplaatst in de Rokinse kwaliteitskrant. Er volgen normaliter geen reacties, geen verklaringen. Samuel blijft sturen, maar er komt telkens alleen een gestandaardiseerde afwijzingsmail terug. Zijn bijdragen belanden in de uitpuilende ‘gekkies’-bak. Het verbaast hem niet meer. Je kunt niet anders verwachten van een krant die “badend in het elitaire gelijk”, eigenlijk “enkel de gediplomeerde abonnees naar de mond” praat. In de echte wereld sturen er ook heel wat TPO-lezers wel eens een opiniestuk of brief naar een kwaliteitskrant, om in hun wantrouwen bevestigd te worden als het wéér niet geplaatst wordt.
Auteur Steven de Jong put natuurlijk inspiratie uit zijn jarenlange ervaring als opinieredacteur. Hij krijgt al jaren iedere dag opiniebijdragen toegestuurd, waarvan hij slechts een klein aantal selecteert voor publicatie. Vele inzenders zullen nooit een publicatie scoren en alleen de afwijzingenberg verder ophogen. Wel leest De Jong iedere inzending grondig door, meewarig naar het beeldscherm starend, alvorens hij met pijn in zijn hart het gestandaardiseerde afwijzingsmailtje terugstuurt, alsof niemand de hartekreet ooit onder ogen heeft gezien. Dit levert hem in alle stilte veel kennis op over de sentimenten van de mensen in het land. Jongens, De Jong weet alles over ons. Wij hebben het diepste van onze ziel met hem gedeeld. We hebben zijn inbox volgebiecht. Na de priester en de psychiater is de opinieredacteur de nieuwe zielenknijper.
En De Jong heeft ongelofelijk veel materiaal om te analyseren. De berg gelezen, maar afgewezen en onbeantwoorde opiniebijdragen in zijn inbox is zelfs zo imposant, dat ze vervelend lawaaierig is geworden. Een paar gekrenkte mails in je inbox maken geen enkel geluid, maar als het er te veel worden, dan beginnen ze tezamen toch te brommen. Natuurwetenschappers kunnen het nog niet verklaren, maar het is in ieder geval een emergente eigenschap. Dat wil zeggen: Eén brommerige mail maakt geen enkel geluid, of je de computer nou aan of uit hebt staan, maar met de stijging van het aantal boze, onbeantwoorde mails, komt er moment dat de inbox – vanwege de stijging van schaal en systeeminterne complexiteit – opeens daadwerkelijk een langzaam aanzwellende bromtoon begint te maken, ook (of juist) als de computer is uitgezet. Die lage bromtoon hangt nu al jaren rond het NRC-hoofdkwartier op het Rokin. Op de meest politiek correcte dagen is ze zelfs te horen op de Dam, in café The Tara en op het nieuwe Rokin-station van de Noord-Zuidlijn. Alle NRC-medewerkers doen alsof ze de brom niet horen of ze hebben zichzelf weten te overtuigen dat het aan de lawaaierige airco of het straatverkeer moet liggen. Maar De Jong weet stiekem dondersgoed dat ze uit de krochten van de opinieredactie-inbox komt. Hij gebruikte haar als inspiratie voor zijn boek.
In het boek slaat het noodlot toe op het moment dat de kwaliteitskrant eindelijk weer eens een stuk van Samuel plaatst. Het blijkt de kus des doods. Samuels stuk bekritiseert een onzinnig project met de gelikte naam “De-escaleren door dialoog”, dat zijn communicatiebedrijf voor veel geld moest gaan uitvoeren in opdracht van de gemeente. Deze keer was de krant opeens maar al te gretig met publiceren, omdat Samuel vanwege zijn positie binnen het project als klokkenluider fungeert. De gemeente en Samuels werkgever zijn minder blij. In reactie op de commotie trekt de gemeente zich terug; Samuels communicatiebedrijf verliest de opdracht. Oei. En hij heeft op die werkdag ook nog eens zijn meest provocante t-shirt aangetrokken. Het opschrift: “FUCK YOU, FUCK YOU, FUCK YOU.” Zwarte letters op wit katoen. Hij dacht die ochtend bij het aankleden: “Ja, ik doe gewoon mijn favoriete fuckyoushirt aan.” Samuels wraaklustige wrok toont zich zo steeds openlijker. Hij tart het lot en de wereld slaat genadeloos terug. De doos van pandora schiet open. Zijn werkgever ontslaat hem, het gezag verklaart hem voor gek en hij stort in een existentiële crisis.
Niemand kan eeuwig strijden. Samuel zwicht. Maar om vrede te sluiten met zijn omgeving, moet hij zichzelf opnieuw uitvinden. Een hele klus. Eerst probeert hij het kleinburgerlijke conformisme uit. In deze rol ontwikkelt hij een obsessie met het pijlsnel in elkaar zetten van Ikea-meubels. Daarna tracht hij het succes uit te stralen van de generieke man in de reclame. Tenslotte is er het ideaal van de ridderlijke man, die staat en sterft voor zijn principes. Samuels gedaantewisselingen geven ons een rondleiding door de wonderlijke wereld van ongeschreven conventies en sociale normen. Het wordt steeds onduidelijker wie er nu eigenlijk gek is: hij of die wereld. Ondertussen blijft zijn koppig terugkerende drang tot verzet geheel onbegrepen. Hij vindt het jammer dat ons land niet in oorlog is, want dat zou zijn verzet wellicht begrijpelijk hebben gemaakt voor de buitenwereld:
“Was het maar oorlog, dan had ik recht op verzet. Nu leef ik onder de tirannie van gebruiken waar de elite consensus over bereikt heeft.”
Het verzet van TPO is even onbegrepen als dat van Samuel. Dit werd mij weer eens duidelijk toen ik onlangs op twitter botste met NRC-journalist Guus Valk, een collega van De Jong. Valk werkt echter niet op de opinieredactie; hij is de chef van de politieke afdeling. En dat is te merken. Hij geeft min of meer zelf toe, dat hij onze rebelse wraakzucht tegen de conformistische geest niet kan plaatsen. Toen ik TPO categoriseerde als zijnde ‘creatief’ en ‘rebels’, antwoordde Valk:
“Ik vind ‘deug’ voor elk woord zetten niet erg rebels. En al helemaal niet creatief.”
Nee, deugchef, maar het gaat ook niet om een woordje! Toch treurig dat je als blog jarenlang de meest rebelse provocaties kunt publiceren en dat een gestaalde chef dan nog steeds doodleuk durft te beweren dat je blog niet rebels is. Valk mag TPO een slécht blog vinden, maar niet rebels? Nee. Opmerkelijk was dat Valks tweet veel gedweeë likejes kreeg van mensen die TPO ook hé-lé-máál niet rebels vinden. De kudde stemt dat de rebellen niet rebels zijn. In de trant van: ‘Rebels? Zij? Laat me niet lachen! Zij wijken zo ver af van de geëtableerde norm, dat we niets goeds over ze kunnen zeggen en dus ook niet dat ze rebels zijn.’ Zo kun je in de kudde meelopen, de voordelen van haar veiligheid meepakken en jezelf ook nog eens even dapper wanen als wie dan ook.
Op zoek naar voorbeelden voor lezers die mogelijk nog steeds twijfelen aan het rebelse karakter van TPO, klikte ik zojuist op het eerste de beste artikel van TPO-hoofdredacteur Bert Brussen en stuitte direct op de volgende, exemplarische alinea’s:
“Fuck you, intolerante millennials, dichtgetikte babyboomers, zogenaamd ‘tolerante’ deugers en ‘bruggenbouwers’, strijders voor ‘gelijkheid en diversiteit’. Fuck you met je totalitaire mindset, je hatelijke natte dromen van dictatuur, censuur en goelags, je aanhoudende pogingen tot ontwrichting van vrijheid, het opdringen van je eenzijdige wereldbeeld en het kapen van het debat door deplatforming en intimidatie, lawaaiprotesten, beeldenstormen en het invoeren van absurde regels, opgelegd door diversity officers en gedachtenmisdaadpolitie, regels die steeds vaker steeds meer gelijkenissen vertonen met communistische dictaturen waarvan we juist dachten voorgoed te zijn verlost.
Fuck you, moraalterroristen. Fuck you, snowflakes. Fuck you, linkse millennials. Fuck you Nieuwspraak-bedenkers. Fuck you krantenombudsmannen (V) met jullie ‘geen blank maar wit’ en ‘geen Bijlmer maar Zuid-Oost’. Fuck you Tropenmuseum met je verboden woordenlijst. Fuck you Rijksmuseum met het censureren van zogenaamd kwetsende titels en beschrijvingen van eeuwenoude schilderijen. Fuck you blankenhatende kutkrant Trouw met je tegen blanken haatzaaiende hetzecolumniste die zelfs met haar hoofd diep in haar eigen endeldarm nog ‘racisme en seksisme’ tegenkomt. Fuck you The New Yorker met het bukken voor zogenaamde ‘liberale kosmopolitische intellectuelen’ die dreigen hun abonnement op te zeggen omdat Steve Bannon wordt geïnterviewd. Fuck you te lang droogstaande zeikwijven in jullie sneue maar immer machteloze vuistjesmaaihysterie tegen het ‘seksistische’ Geenstijl.nl (en nog steeds wil niemand jullie doen: droog, droger, droogst). Fuck you Radio 1 met je polariserende en laster spuiende nepprogramma’s met ‘fora’ vol oude dwaze bebrilde en besnorde apparatsjiks van boven de 105 die nog maar eens komen uitleggen wat ‘gewetensvolle journalistiek’ is. Fuck you iedereen die een populair Nederlands kinderfeest voorgoed heeft verziekt. Fuck you slippendragers van de islamisering, Imagine-spelers op de piano, ‘terrorismedeskundigen’ met ChristenUnie-achtergrond. Fuck you DWDD en Pauw met jullie eeuwige eenzijdige polariserende linkse achterhaalde propaganda. Fuck you Lügenpresse-mainstream media (ja, dat zijn jullie NOS, Volkskrant, NRC, hypocriete volksvijanden).
Fuck you haters van alles wat mooi, leuk, vrij, spannend, risicovol, grappig, absurd, humoristisch, lollig, genotsvol, bevredigend, succesvol, winstgevend, creatief, verrassend, verfrissend en, vooral dat, anders is dan jullie benauwde maar pathetische Hollandse narcistenmoraaltje. Fuck you burgerlijke moralisten met vaste baan en 103 verzekeringen tegen alles. Fuck you hypocriete bakfietsrijders die toevallig allemaal ‘theatermaker’ en ‘kunstenaar’ zijn.”
Ik meen in deze en andere uitroepen van Brussen toch duidelijk een rebelse insteek te ontwaren, niet alleen vanwege het provocatieve taalgebruik, maar ook omdat de polemiek zich tegen gezagdragende journalistieke en museale instituten richt. Inhoudelijk valt er naar mijn mening trouwens weinig op de geciteerde alinea’s af te dingen, maar iedereen mag daar een eigen opvatting over hebben en zo nodig iedere fuck you afzonderlijk beoordelen. Als men per se wilt muggenziften over de validiteit van een fuckyoutje hier of een fuckyoutje daar, dan kan dat. Zo zou men wel de bredere context uit het oog verliezen: het gegeven dat de wereld de tyfustering kan krijgen. Maar goed, er moet ruimte zijn voor meningsverschillen. Ik ben coulant. Van mij mag men zelfs álle genoemde fuckyou’s betwisten of het hier gebezigde discours in zijn algemeenheid afwijzen als zijnde onbetamelijk. Prima. Máár níémand kan, potjandrie, beweren dat deze alinea’s niet rebels of wanhopig zijn, zonder daarmee de absolute waarheid en de orde van de schepping te verstoten.
Ach, onze worstelingen – hoe onbegrepen. Valk is een gedegen journalist, maar hij begrijpt ons niet. Hij heeft geen gevoel voor verdwaling. Alleen De Jong begrijpt ons, omdat wij verdwaalden zijn inbox tien jaar lang hebben volgebiecht, ondergesmeekt en doorgebromd met de meest hartstochtelijke teksten, van wie niemand een fatsoenlijk krantenartikel kon maken, maar die wel het diepste van onze rebelse, aanpassingsstugge ziel prijsgaven. De Jong heeft onze meest woeste schrijfsels in alle stilte jarenlang gepsychoanalyseerd. Hij begrijpt ons nu beter dan we onszelf begrijpen. Hij weet dat we ons wel degelijk proberen aan te passen aan de bewegingen van de mensenkudde en stiekem net als iedereen verlangen naar erkenning, naar erkenning bij de grote groep en in officiële kringen, onder mensen die ‘er toe doen’; hoewel we die zucht naar erkenning in onszelf nog sterker verachten dan als we haar bij anderen bespeuren. Het vrijheidslievende in onze ziel verzet zich. Het leeft liever trots, tegen de haren in. Daarom saboteert het onze eigen aanzetten tot aanpassing. Uiteraard wordt het dagelijkse binnen-de-lijntjes-kleuren zo tot een hele uitdaging. We doen vaak echt ons best hoor, maar we lopen tegen de storm van onze zelfverachting in. Zelfs Brussen probeert soms helemaal leuk mee te doen, maar het fatsoenen wil niet altijd lukken.
Ik zie Brussen wel op een ruige motor rondrijden en dan nog speciaal een rondje maken langs de bekende flitslocaties, gewoon omdat zé állemaal de tering kunnen krijgen. Flitsrijden zou perfect passen bij het strijdlustige defaitisme dat ik zo bewonder in Brussens polemieken tegen moralistisch kuddedenken. Het is het verzet van hen die weten dat ze de strijd nooit zullen winnen, maar voorlopig niet weten van opgeven. Ware ondergangshelden verzinken nog liever in de diepste oceaan. Dit sentiment is geenszins onredelijk. Integendeel, de defaitistische rebellie is een geheel aangemeten levenshouding, – gezien het feit dat de wereld inderdaad, tot in de oneindigheid, echt de verdomde tering kan krijgen. Liefst in combinatie met stoflongen en één of andere nare, jeukerige huiduitslag.
Ja, want ondanks mijn chique opleidingen en torenhoge pretenties, die ik accentueer met dat C-tussenvoegsel in m’n naam, en mijn gevaarlijke dubbelspel – ik heb soms stukjes in de NRC – heb ik genoeg dwarsheid in me, om een haat tegen die ‘goede’ orde op waarde te schatten. Een stukje haat tegen de conformistenkudde; tegen de hypocrisie van de fatsoenssnoetjes, correctkletsers, distantieerdiva’s en moraalmofjes; tegen die hele heilige boontjesbende en beleringsboel; tegen het ingekaderde leven en het ingekaderde denken en tegen de excessen van een geïnternaliseerde elliasiaanse beschaving, die welhaast rokinesque vormen aanneemt. Bij deze, een dikke, machteloze middelvinger.
Helaas is ons verzet niet meer dan een tragische geste, een laatste trots, die roemloos ten onder gaat in aangezicht met een oprukkende gecontroleerdheid. Dan nemen we een motor om lekker vrij te zijn, maar we moesten wel eerst door de hoepeltjes van de rijinstructeur en rijexaminator springen. Want rijbewijs, verkeersveiligheid, enzo. We moesten onze motor registreren; en ja, we gaan er belastingen over betalen en zullen daarvoor netjes alle formulieren invullen, precies op de wijze waarop die formulieren ons opdragen. Nog erger: die klootzakken zetten op iedere motor een nummerbord. Zo’n motor is een ode aan de wilde vrijheid – en dan zet het conformerende controlesysteem er een nummer op, zoals het oormerken op koetjes niet. Onze wilde motor, rustig grazend op een omheind weiland. Volledig verkoeid. En tenslotte, na alle ellende, staan er strepen op de weg, die ons commanderen waar we moeten rijden. Hoezo mogen we niet op de vluchtstrook rijden? Wat als dat nou juist onze lievelingsrijbaan is omdat we innerlijk al ons hele leven op de vlucht zijn? Die strepen moeten ophoepelen. Konden we nog maar rondrijden zoals Genghis Kahn op zijn paard door de steppes trok.
Als er in die steppe een hypocriete, zelfgenoegzame, sociaal stroomlijnende correctchef op ons af zou lopen, om ons van ‘constructieve’ kritiek te voorzien betreffende een ongepaste, ‘onnodig grievende’ grap, die we echt niet hadden mogen maken en waar we nu ‘verantwoording’ voor moeten afleggen, uiteraard voor ons eigen bestwil, daarbij verwijzende naar één of andere politicor paardrij-wet, die ontzettend zou bijdragen aan de ‘inclusiviteit’ en ‘diversiteit’ van de steppegemeenschap – nou dan zouden we dat cheffertje met pijlen beschieten of woest op hem af galopperen met getrokken zwaard. Dat mag helaas niet meer, maar we kunnen ons nog wel als laatste verzetsdaad, niet aan de maximumsnelheid houden, alle toegestuurde bekeuringen ongelezen weggooien en de deurwaarders afwachten. Op de kleuterschool moesten we van de juf binnen de lijntjes kleuren. Dat zijn we toen gedwee gaan doen, omdat de juf het zei en we verder voor niemand problemen wilden veroorzaken. Maar gaan we nu dan ook nog eens met onze stoere motor gedwee in de ‘juiste’ rijbaan rijden, met inachtname van de maximumsnelheid? Ná al dat gezeik met dat nummerbord, het rijexamen en de registratie? Nee toch?
Hoe weten al die ‘goede mensen’ überhaupt dat ze ‘goed’ zijn? Misschien zijn juist die nette NRC’ers een stelletje en-es-beeënde schurkschavuiten? Kom in verzet! Sta voor uw rebelse principes. Pas u niet aan. Ga liever ten onder, bij voorkeur tijdens een onbegrepen verzetsdaad tegen het systeem. Zwaai met een zwaard op de Dam en laat u neerschieten door agenten, omdat u te principieel bent om naar hun bevelen te luisteren. Wie zijn zij om te bepalen dat u onmiddellijk uw zwaard neer moet leggen? Ja, ze zullen later zeggen dat ze wel móésten ingrijpen en dat ze dus ‘rechtvaardig’ handelden, maar ondertussen was u het, die de rechtvaardigheid vertegenwoordigde. De onbegrepen tragische verzetsdaad is een eerbetoon aan de vrije mens, die niet langer wenst te buigen voor de buitenwereld. Laat de buitenwereld zich maar aanpassen, opdat het Damplein zich vergroot tot een weidse steppe en ongeoormerkte koeien in trotse glorie over glooiende heuvels galopperen.
Stop, deze tekst is volledig geëscaleerd! De Jongs roman heeft ons hoofd op hol gebracht. Zie hoe we zijn vervallen tot wilde praat. We schieten door en maken het te bont. Wie is De Jong om ons zo op te jutten? Om ons te confronteren met de eeuwige Mongoolse steppen uit onze dromen? Nee, we moeten verstandig zijn, aan onze kinderen denken en pensioen opbouwen. Iedereen weer terug in het gareel, in de pas en op het goede pad! Poe, even uitademen. Ik ga een kopje thee zetten.