Dit is een gratis en voor iedereen leesbaar artikel, maar als u een abonnement op TPO+ neemt kunt u nóg meer briljante artikelen van Hans van Willigenburg lezen, en nog heel veel meer moois. Dus neem nu een abonnement op TPO+!
Vorige week deed ik op mild positieve toon verslag van Tegenlicht, waarin een jonge generatie hartstochtelijke liberalen zich op Europese schaal probeerden te verenigen (Volt) om van de Europese Unie een geslaagd project te maken. Wat me mild positief stemde was dat zij zich weliswaar fel tegen het zogenaamde ‘populisme’ keerden, maar tegelijkertijd doordrongen leken van de diepe crisis waar de westerse welvaartsstaat op af koerst (of al in zit) en daarom, in tegenstelling tot het heffen van wijsvingertjes, voorrang gaven aan het doen van zinnige voorstellen voor een toekomst waarin bedrijfsleven, banken en overheid een tikkeltje meer ‘zorgend’ en minder economisch gemotiveerd zou optreden. Kortom, een oprechte en kritische reflectie op het uit de hand gelopen neoliberalisme. Met als belangrijk motief op die manier de ‘gele hesjes’ en aanverwanten de wind uit de zeilen te nemen. Enfin, wanneer Tegenlicht geen uitzending aan die jonge idealisten gewijd had, waren ze zo goed als zeker onbekend voor mij gebleven, want hun standpunten waren even verstandig als weinig spectaculair.
Gisteren bij Buitenhof sprongen de tranen zowat in mijn ogen, want daar verscheen ineens een 70-jarige parvenu in beeld, te weten de door sommigen als popster omschreven, Franse filosoof Bernard-Henri Lévy (in zijn thuisland beter bekend onder de afkorting ‘BHL’). Deze mediaster op z’n retour zette de klok enkele decennia terug, verenigde alle clichés over de wegkijkende elite in zich, had daar zelf geen benul van, integendeel: in al zijn megalomanie verkondigde hij uit naam van de democratie via een Europese theatertour te proberen onder meer ‘de blaaskaak Salvini’ (Italiaans vice-premier) en de bijbehorende, Italiaanse regering zo spoedig mogelijk ten val te brengen. Een legitiem doel, laat dat duidelijk zijn. Maar was de huidige, Italiaanse regering niet bij uitstek democratisch gekozen? En bleek niet uit alle peilingen dat de meerderheid der Italianen tot dusver tevreden tot zeer tevreden is over de combinatie van Lega Noord en de Vijf Sterren-beweging, een tevredenheid waar regeringen elders in Europa naar hunkeren? Hoewel Lévy op geen enkel moment de indruk wekte dat hij de mening van Italianen of wie dan ook serieus nam (om iemand serieus te nemen stelde hij ogenschijnlijk als criterium dat die diegene ‘Bernard-Henri Lévy’moest heten), had de Fransoos alvast een prima verklaring voor het niet nader te hoeven besnuffelen van gele hesjes en soortgelijk gepeupel. Het waren in zijn ogen, juiste ja, mensen die behoorden tot de verderfelijke stroming die gewoonlijk wordt aangeduid met het f-woord, en zo niet, dan schurkten ze er verdacht dicht tegenaan. Ondertussen raakte de Fransman woorden als ‘bank’ en ‘crisis’ en ‘kwantitatieve verruiming’ natuurlijk niet aan. Stel je voor dat de liberale EU inderdaad rot van binnen bleek!
Interviewer van dienst, Jort Kelder, die het al vrij snel opgaf van de Franse filosoof een antwoord op één van zijn vragen te verwachten, wilde voor de sfeer van het gesprek nog wel meegaan in Lévy’s stelling dat de gele hesjes deels verwerpelijke sujetten waren, maar poogde desondanks, met de Europese verkiezingen in zicht, van Lévy te weten te komen: ‘Wat heeft u ze te bieden?’ De steenrijke kosmopoliet en filosoof met meer huizen en appartementen dan je op één hand kunt tellen, keek verontwaardigd op. Wat hij te bieden had? Zijn theatertour! Zijn wijze, fantastische zelf! Was dat soms niet genoeg? Behalve zijn theatertour had hij de gele hesjes niks te bieden, was zijn boodschap. Om vervolgens te memoreren dat president Macron, nóg zo’n wijze man (‘mijn president’), als reactie op de onlusten ruimhartig met miljarden had gestrooid, alsmede serieuze pogingen deed een ‘nationaal debat’ op gang te brengen. Dus, leek Lévy te zeggen, waarom dan nog reageren op de sociale onlusten door één van mijn villa’s of andere optrekjes te offeren? Dat miljoenen Fransen bezig zijn af te glijden naar het bestaansminimum interesseerde de playboy-filosoof duidelijk minder dan zijn onroerend goed portefeuille en zijn kruistocht voor ‘een sterk en vredig Europa’, waarbij hij het laatste (bekende troefkaart) presenteerde als een morele opdracht na de verschrikkingen van Auschwitz.
Zei ‘BHL’ dan alleen maar voorspelbare dingen? En was hij alleen maar die verwende, stampvoetende, verongelijkte babyboomer, die de wereld niet snel genoeg in de door hem gewenste richting veranderen zag? Nee. De Fransman had een heel aardig punt te pakken toen hij het goed functioneren van de Europese democratie tot kernkwestie van een geslaagde EU bombardeerde. Waarbij hij de Griekse oudheid van stal haalde en een loflied aanhief op de ‘agora’ (gemeenschappelijke tafel waaraan belanghebbenden discussiëren). Zo’n ‘agora’ moest er ook in Europa komen, was zijn stelling. Op dat moment had ik de moegestreden Kelder graag in schaterlachen zien uitbarsten en de vraag horen stellen of ‘BHL’ werkelijk dacht dat er in Brussel kans was op zo’n ‘agora’, ondersteund met de opmerking dat de lappendeken Europa daar juist – met al zijn strikt gescheiden, publieke opinies – mijlenver van verwijderd is. Sterker: of de onmogelijkheid van een ‘agora’ in Europees verband en Lévy’s denkelijke verzet daar ooit gewone mensen bij toe te laten niet juist een reden was om er helemaal mee te stoppen? Maar ik begrijp het wel, Jort, dat je niet schaterlachte… Als kersvers presentator van Buitenhof lach je jouw gast nu eenmaal niet uit, al gaf Bernard-Henri Lévy er alle aanleiding toe.
De tragiek van Lévy’s optreden is dat hij met zijn doembeelden over de oprukkende aanhangers van het f-woord veeleer zijn eigen heldendom in scène zette, de mythe ‘BHL’ aan het vermarkten was, dan een werkelijke bijdrage te leveren aan de toekomst van Europa. Door de financiële dictatuur vanuit Frankfurt en de wurging van Griekenland nadrukkelijk onbesproken te laten en het politieke landschap simpelweg, een intellectueel onwaardig, in ‘goed’ en ‘kwaad’ te verdelen, creëerde hij een giftig soort romantiek. Lévy (‘ik spreek vanuit mijn hart’) droomde openlijk over een van smetten vrij, politiekcorrect Europa waar hij optimaal kan genieten van zijn vastgoed alsook zijn lokale liefjes en waarvan je geen helderziende hoeft te zijn om te bevroeden dat het – mits die romantiek maar lang genoeg herhaald en door onze strot geduwd wordt – in zijn eigen gezicht, en dat van heel Europa, uiteen zal spatten.
Babyboomer-playboy Bernard-Henri Lévy waarschuwt, kortom, voor een instortend Europa, dat hijzelf helpt met instorten. Jonge generaties mogen de scherven opruimen.