Eind maart zijn er op de dag van de Provinciale Statenverkiezingen ook waterschapsverkiezingen. Dat klinkt heel democratisch, maar dat valt vies tegen als je je eventjes in het waterschap verdiept. Om dat te begrijpen moeten we kijken naar het grootste politieke thema in waterschapsland: de bodemdaling in het veengebied. Hoe liggen de verhoudingen en wat is het beleid? Eerst wat achtergrond.
Een behoorlijk deel van Nederland bestaat uit veen. Om veen in stand te houden moet het nat zijn. Daarvoor is een hoog grondwaterpeil nodig. Over de hoogte van dat waterpeil beslist het waterschap. Niet iedereen vindt een hoog waterpeil leuk: boeren bijvoorbeeld, omdat de tractoren dan in de grond wegzakken en koeien in de modder komen te staan. De oplossing is simpel: de gemalen flink aanzetten en het grondwaterpeil verlagen. De grond wordt dan droog, de tractor kan gewoon rijden en het veen oxideert. Dat is een moeilijk woord voor verdwijnen. Het gevolg: bodemdaling.
Die bodemdaling gaat behoorlijk hard met wel enkele centimeters per jaar. Echt nieuw is dit fenomeen niet: de bodem daalt al eeuwen want er wordt al eeuwen water weggemalen om de grond droog te krijgen, waarna het veen weer verder oxideert en er weer extra gemalen moet worden om de koeien te kunnen laten grazen. Nederland ligt als gevolg daarvan steeds verder onder de zeespiegel. Met een stijgende zeespiegel geen fijn vooruitzicht. Wat te doen?
Er is een oplossing: stoppen het waterpeil steeds weer te verlagen en het veen nat houden. Er zijn in het waterschap nogal wat partijen die zo’n werkwijze voorstaan zoals de Partij voor de Dieren, de PvdA en Water Natuurlijk (een satellietpartij van D66 en GroenLinks). Ze vinden het CDA en de VVD tegenover zich: die zien het probleem ook wel, maar willen vooral meer onderzoek. Niets doen dus, want het waterpeil verhogen, dat vinden boeren niet leuk.
Wat zijn de politieke verhoudingen in het waterschap? Als we met een scheef oog naar de landelijke peilingen kijken zouden we kunnen zeggen dat CDA en VVD samen kleiner zijn als PvdA, PvdD, D66 en GroenLinks samen. Als iedereen bij de waterschapsverkiezingen stemt zoals ze in de landelijke peilingen aangeven en alle GroenLinks- en D66-stemmers ook echt Water Natuurlijk stemmen, is het duidelijk wat de koers van het waterschap zal zijn: dan zal het waterschap kiezen voor natter land en minder bodemdaling.
Maar deze logica geldt in het waterschap niet. Het waterschap kent namelijk ook benoemde zetels. We nemen waterschap Rijnland (Leiden-Haarlem e.o.) als voorbeeld. Hier zijn van de dertig zetels er negen benoemd. De verkiezingen gaan dus slechts over 21 zetels. Een zetel gaat naar beheerders van natuurterreinen, vier naar boeren en vier naar bedrijven. Boeren en bedrijven denken over bodemdaling hetzelfde als CDA en VVD, natuurterreinbeheerders denken hetzelfde als Water Natuurlijk, PvdD en PvdA.
Rekent u even mee wat het beleid rond bodemdaling in Rijnland na de verkiezingen zal zijn? Voor de verkiezingen staat al vast dat er acht zetels voor het boerenbelang gaan en één zetel pleit tegen verdere bodemdaling. Als CDA en VVD met hun visie acht van de 21 te verkiezen zetels binnenhalen, hebben ze een meerderheid om het bestaande beleid – grondwaterpeil verlagen – te continueren. Als Water Natuurlijk, PvdD en PvdA de bodemdaling willen stoppen hebben zij vijftien van diezelfde 21 zetels nodig voor een meerderheid. Zeven zetels meer dus.
Bij bodemdaling zien we het ondemocratische karakter van het waterschap: er bestaat geen gelijk speelveld voor alle politieke standpunten. CDA en VVD hebben door de benoemde zetels veel sneller een meerderheid voor hun standpunt over bodemdaling dan de rest. Het wordt hoog tijd dat de Tweede Kamer deze benoemde waterschapszetels afschaft.
Chris Aalberts doet tot aan de verkiezingen van maart verslag van de politiek van de waterschappen. Onder de titel #Waterlanders onderzoekt hij wat er bij deze verkiezingen te kiezen valt. Lees hier de hele serie.