Het politieke landschap was van oudsher opgedeeld in twee vakken: ‘links’ en ‘rechts’. Dit gaat terug op de Franse Revolutie – de politici die de koning steunden zaten dichtbij de koning, aan de rechterkant van de zaal. Zijn critici bevonden zich aan de linkerkant. Vandaag bestaan beide kampen nog steeds en is het landschap tussen ‘links’ en ‘rechts’ sterk gepolariseerd – om die reden werk ik aan een crowdfunding, die u hopelijk wil steunen. Mijn doel is om een boek te maken van inhoudelijke briefwisselingen met linkse denkers. Ik confronteer hen met analyses zoals nu volgt.
Tot recent baseerde links zich op een christelijk-middeleeuws instinct van naastenliefde. Dit wil zeggen, een gezamenlijke spaarpot opbouwen waarmee je solidair wat voor de ander kunt opbrengen. Dit wortelde in een instinct dat groeide door eeuwenlang in betrekkelijk kleine en overzichtelijke gemeenschappen samen te leven, waar iedereen elkaar kende. Denk aan de middeleeuwse gilden die voor iemands gezin zorgden als de kostwinner stierf.
Dit instinct van naastenliefde werd door links gepolitiseerd in de vorm van ‘solidariteit’ als slagzin. We zitten dan middenin de Franse Revolutie en de grote arbeidersopstanden in de eeuwen daarna. Het thema solidariteit gaf links het perfecte alibi om aan herverdeling te doen en verschafte hen een concentratie van economische en politieke macht. Het thema bereikte haar hoogtepunt in de marxistische slagzin: “Arbeiders aller landen, verenigt u!”
Maar die overzichtelijke gemeenschappen zijn inmiddels verdwenen en daarmee is dat diepere instinct – het onderliggende aan solidariteit als politieke boodschap – krachteloos geworden.
Mensen zijn mobieler en denken meer aan hun eigen belangen. In die zin is de maatschappij liberaler geworden en minder socialistisch. Oude banden begonnen te knellen en zijn grotendeels verruild voor gecompartimentaliseerde relaties.
(Als ik spreek over een ‘meer liberale maatschappij’ dan laat ik de omvang van de overheid binnen het Bruto Nationaal Product buiten beschouwing. Immers, de bureaucratie heeft een belang in continuïteit om de eigen positie veilig te stellen zelfs als men niet meer gelooft in de collectivistische filosofie die dit administratieve bouwwerk draagt.)
Bovendien vergt solidariteit culturele identificatie oftewel een “nationaal wij gevoel” (dat noemen we ook wel een Leitkultur). Die culturele cohesie heeft links zelf mede gesloopt. Denk aan de achtenzestig-revolutie en de massa-immigratie. De achtenzestigers hebben het verbindende cultuurhistorische erfgoed afgedaan als ‘autoritair-koloniale geschiedenis van de witte cisman’ en de massa-immigratie schiep versnipperde patronen van diverse cultuurenclaves binnen één stad.
Wouter Bos (PvdA) en de linkse journalist Joris Luyendijk hebben dit laatste onderschreven. “Solidariteit wortelt nu eenmaal in welbegrepen eigenbelang, en kan alleen gestalte krijgen door anderen daarvan uit te sluiten. Bos: ‘Insluiting en uitsluiting horen bij elkaar. Wie met iedereen solidair is, is uiteindelijk met niemand solidair’.” Luyendijk onderstreept in zijn voorwoord in Panama Papers (2016) dat het postmoderne streven om nationale identiteit en culturele trots te deconstrueren, afbreuk doet aan de bereidheid om te betalen voor links sociaal beleid. “Solidariteit gaat terug op een nationaal wij-gevoel en daar is links juist allergisch voor.”
In een tijdperk waar de burger mobieler is, gemakkelijker dan ooit oude banden doorsnijdt en nieuwe relaties aanknoopt, moest links iets nieuws verzinnen. Een beroep op solidariteit ligt gevoelig als de burger zich niet identificeert met de persoon waarvoor hij moet betalen, omdat de culturen binnen één land uiteen zijn gedreven.
Daarom verruilt links het begrip solidariteit voor het begrip klimaat. Als je wil belasten en wil herverdelen, dan moet je de meer egoïstisch geworden stemmer, er van doordringen dat die politieke machtsconcentratie – dus de macht om klimaatverandering te bestrijden – in diens eigen belang is.
Geconfronteerd met machtige bedrijven die overheden chanteren om maar zo te verhuizen en honderden banen mee te nemen – die met hun lobbyisten en juristen keer op keer belastingenwetten in hun voordeel weten om te buigen of anders de belastingen ontwijken – komt de politiek buiten spel te staan. Beleidsmakers verloren hun greep op de grote kapitaalstromen; de klimaatpolitiek is echter hét perfecte alibi om nieuwe heffingen in te voeren en nieuwe geldstromen richting de overheid in het leven te roepen. Met dit geld kunnen weer nieuwe verkiezingsbeloften worden gedaan en zo houden politici zichzelf relevant voor kiezers.
Dit biedt een perverse prikkel om de naderende klimaatramp zo apocalyptisch mogelijk af te schilderen – weerman Gerrit Hiemstra pleit zelfs voor een CO2 uitstoot van nul. Wie dit letterlijk opvat, zou zelfs niet mogen ademen. Ongetwijfeld heeft de mens invloed op het klimaat, maar de vraag is in hoeverre er andere factoren worden meegenomen, zoals de stand van de zon, ik noem maar wat. Want door de menselijke factoren te benadrukken houdt het onderzoeksveld zichzelf relevant voor de politiek, en blijft zo verzekerd van een bestaan.
Dit laatste doet op zichzelf niets af aan de wetenschap achter klimaatbeleid – ik wil alleen laten zien dat zelfs objectieve wetenschap deel is van een machtsstructuur. Mocht immers blijken dat de stand van de zon een grotere invloed heeft op het klimaat dan de uitstoot van CO2, dan is er voor de mens weinig aan te helpen. Het onderwerp zal haar relevantie voor de politiek verliezen en de subsidiestromen zullen wegvloeien naar onderwerpen als neem nu Kunstmatige Intelligentie, die ook politiek prangend zijn. In een tijd waar academici meer tijd kwijt zijn aan het voorbereiden van subsidieaanvragen dan aan onderwijs, is dit voor klimaatwetenschappers geen fijn vooruitzicht – ze zullen erop gebrand zijn om hun posities te behouden.
Los van de inhoudelijke wetenschap achter klimaat en klimaatbeleid is er hoe dan ook een wisselwerking van geld, macht, exposure en het primen van de maatschappelijke agenda. Prof. Jorg Meuthen wees erop dat, door veel aandacht te geven aan het activisme van Greta Thunberg, de media het maatschappelijk debat kunnen klaarmaken voor linkse beleidsvoorstellen. En ook nog op zo’n wijze dat andere partijen niet kunnen klagen dat Groen wordt bevooroordeeld met zendtijd. Aandacht voor Thunberg en haar klimaatmarsen wordt immers geteld als verslaggeving over een maatschappelijke beweging en niet als afgekaderde zendtijd voor politieke partijen.
Ook zijn er de vele multinationals die vroeger voor links de klassenvijand waren – zij hebben een slecht imago, zowel qua arbeidersrechten als qua milieuvervuiling. De klimaatpaniek biedt hen kansen om hun imago te greenwashen en hier via overheidssubsidies zelfs aan te verdienen.
Het verhaal over klimaatvluchtelingen, ten slotte, markeert de transitie van oud links –‘internationale solidariteit’ – naar het nieuwe verhaal. ‘Oud links’ wil nog opkomen voor de verdrukten in arme landen, maar door ook deze kwetsbaarheid aan klimaat te verbinden worden zij ‘genudged’ om stapsgewijs het klimaatparadigma te betreden.
Overigens snap ik niet dat een partij als de SP hieraan meewerkt – het betekent immers dat hun eigen verhaal aan kracht verliest ten opzichte van trendsetter GroenLinks. Maar goed, de partij loopt achter haar activisten aan, en haar activisten volgen de linkse media. Nu ben ik niet bijzonder rouwig om de voortschrijdende teloorgang van de SP; vanuit mijn objectieve denken ben ik het toch aan hen verplicht die observatie te verwoorden.
Conclusie: de nieuwe fixatie op klimaat is een politieke methodologie om te kunnen blijven herverdelen in een wereld zonder solidariteit.
Ik hoop dat u van dit artikel heeft genoten en graag nodig ik u uit voor mijn event op 16 augustus in Amsterdam. Onder meer Jan Roos komt spreken, lees er hier alles over – tickets hier verkrijgbaar. Tot dan!