Wat u hier gaat lezen, is de definitieve overkoepelende verklaring van waarom bestuurlijk Nederland er zo uitziet zoals het er vandaag uitziet. De sleutel tot het begrip hiervan ligt in gemeenten zoals Hoeksche Waard. Deze gemeente is op toevallige wijze gekozen maar niettemin vinden wij er een microvoorbeeld van een metaverschijnsel. Er gingen stemmen op om in het collegeprogramma een artikel op te nemen over inclusiviteit. In de dagelijkse praktijk zou dit zich kunnen vertalen in gemeentelijke flyers met foto’s van hoofddoeken en homostellen – is dat wat men beoogt?
Het is interessant om te zien hoe typisch Randstedelijke concepten die een Randstedelijke bevolkingssamenstelling weerspiegelen, hun weerslag vinden in plattelandsgemeenten. Christelijk-confessionele partijen zijn dikwijls volgzaam naar het gezag in Den Haag: ze voelen zich verplicht om deze concepten in te passen, doch trachten er een invulling aan te geven die niet strijdig is met hun identiteit.
Dit voorbeeld is het begin van een kraakheldere analyse waarin vele cruciale puzzelstukken op hun plek vallen. Dit begint met wat ik noem “de tien procent klankborders”. Dit betekent dat uiteindelijk minder dan tien procent van de bevolking actief is als gemeenteraadslid, bezoeker van politieke bijeenkomsten of iets in die zin. Hiervan behoort weer minder dan vijf procent werkelijk tot de politieke ‘inner circle’.
Er is dus sprake van een ‘participatie-elite’ – minder dan vijf procent fungeert als klankbord van de beleidsmakers. ‘Klankbord’ wil zeggen dagelijks worden aangesproken op wat er speelt in het leven. Toen Femke Halsema (GroenLinks) haar kind van een zwarte school haalde omdat die omgeving te dogmatisch islamitisch werd, was er sprake van een ware glitch in the Matrix. De harde realiteit die de stemmers op realistische partijen dagelijks meemaken, drong per ongeluk door tot de deftige burelen van de progressieve elite. Wie de beeldvorming beheerst die deze vijf procent participerende burgers dagelijks krijgt voorgeschoteld, beheerst in feite alles.
Onlangs was er een feest met een gemengd publiek van VVD’ers, D66’ers en enkele FvD’ers. Ondergetekende sprak met een man van een jaar of vijfentwintig. Die sprak over Turkse tienerjongens die volgens hem op straat saluut brachten. Dit zou verwijzen naar het steunen van de omstreden Turkse militaire interventie in Syrië.
Hij zag het diep verankerde nationalisme binnen deze migrantengroep als een probleem. Direct schakelde hij over op de stroom van immigranten, die allen op de vlucht zouden zijn voor de oorlog. Als gemeenteraadslid kreeg ik hier mee te maken: op het hoogtepunt van de migratiecrisis bestond de vluchtelingengolf uit een minderheid aan Syriërs. Er kwamen velen uit landen als Marokko, Eritrea en Algerije, waar geen oorlog was.
Hij veranderde van argument: “Maar als jij in die positie zat, dan zou je het ook doen. En dan ben je eenmaal hier en werk je bijvoorbeeld in een bar. Je kunt dan niet werken op je opleidingsniveau maar je leven is hier alsnog beter dan het zou zijn in je land van herkomst. Dan zou je ook niet weggaan – je moet jezelf daar eens in verplaatsen.” Mijn antwoord was als volgt. Als dat zo is – en je blijft hoewel je weet dat dit eigenlijk niet terecht is – dan heeft het land dat jou ontvangt ook het recht om zich daartegen te wapenen. Om dergelijke mensen te weren en terug te sturen, alleen al om de eigen lager opgeleiden te beschermen tegen verdrukking op de arbeidsmarkt.
Dat argument kreeg geen helder antwoord. Hij begon weer over de nationalistische Turken en vergeleek dat nu met PVV’ers. Volgens hem droegen PVV’ers merktekens van de VOC. Toen stelde hij stemmers op PVV en FvD gelijk aan “nazi’s en fascisten”. Een bizarre draai voor een ziel waarin toch een flicker of rationality doorscheen.
Dit soort ideeën zijn brokjes opinie die rondgaan in de media en zich vervolgens vastzetten in de hoofden waar zij komen binnengewaaid. Zulke mensen – die zelf vaak ‘winnaars van de globalisering’ zijn – hebben dikwijls geen oog voor het feit dat rechts-realistische partijen opkomen voor de mensen die de status quo heeft laten vallen. Je kunt empathie hebben voor migranten op de vlucht, maar óók voor de stagiaire die na te zijn lastiggevallen door migranten niet meer met het openbaar vervoer wil. Nu is ze aangewezen op de taxi. Haar stagevergoeding is daarvoor te schraal en bovendien wordt, door allerlei klimaatbelastingen, de autobrandstof en dus de taxirit duurder.
Ik vroeg hoe hij zó hard kon oordelen over die partijen. Wat nu als zijn eigen familie daarop stemde? Hij zei dat hij hier “natuurlijk hard over kon oordelen”. De vraag drong zich op of – als hij grote groepen rechts-realistische stemmers onherroepelijk buiten de democratische orde wil stellen – deze orde überhaupt toekomst heeft.
Hij voorzag enkel de mogelijkheid van burgeroorlog en was daar naar eigen zeggen “wel klaar voor”. Het is een interessante bevinding die aansluit bij de conclusie van het ‘Future of England Survey’: zowel vóór als tegenstanders van Brexit zijn toenemend positief over geweld als middel om de door hen gewenste uitkomst te realiseren, nu het parlementaire spel rond Brexit in de soep loopt.
“Most Leave voters across all three countries think violence towards MPs (Members of Parliament) is a ‘price worth paying’ for Brexit – 71% in England, 60% in Scotland and 70% in Wales. The majority of Remain voters across all three countries think violence towards MPs is a ‘price worth paying’ to Remain – 58% in England, 53% in Scotland and 56% in Wales.”
Bekijken we de democratische verhoudingen dan staan er – volgens de inschatting van Frits Bosch – in Europa zo’n 35 procent ‘populisten’ tegenover 65 procent ‘status quo’. De bestuurlijke elite zoekt een antwoord op de vernauwing van het aantal burgers dat zich gehoord weet door de politiek. De bestuurlijke elite wil nu de publieke participatie verbreden via burgerinspraak in een ‘beeldvormend vergadermodel’. Dit trekt doorgaans hetzelfde vaste circus: de bekende klagers en reeds geëngageerde mensen.
Men komt op de proppen met dit soort modellen in plaats van dat politici als volksvertegenwoordigers hun oren en ogen openstellen in de samenleving. Dat ligt voor de hand: dan zouden politici immers in aanraking komen met de harde, rauwe werkelijkheid, en dus met de stagiaire die vertelt over haar aanvaring. Dan ondervinden politici dat het ‘deugen’ van de bovenklasse de burgers pijn doet – dat is schadelijk voor hun eigen netwerk van bestuurders, gesubsidieerde instellingen en NGO’s, dat bijeengehouden wordt door deugen als grondideologie. Vanzelf plooit de bestuurlijke klasse zich terug op de tien tot vijf procent klankborders in de eigen bubbel.
Deze afgesloten bubbels betekenen voor de bestuurlijke werkelijkheid dat – wat de maatschappelijke onrust betreft – éérst het huisje van ome Ali in de brand gaat. Dan volgt de woning van Roderik de suburban middenklasser. Tot dusver is er voor de bestuurlijke klasse niets aan de hand. Maar dán gaat de loft van Diederik-Jan aan de Wilhelminakade in vlammen op. Pas nu kan er wat veranderen.
Via een omweg zijn we nu terug bij kleine gemeenten waar de sleutel ligt om het bestuurlijk aangezicht van Nederland te begrijpen. Denk aan coalities van partijen zoals CDA, SGP en CU. Ook zulke coalities worden onder druk gezet om het cultuurmarxistische deugjargon over te nemen van de geïnfiltreerde (voor patriotten voorgoed verloren) instituties.
Deze instituties zijn voor patriotten voorgoed verloren omdat mensen tegenwoordig ideologisch bewapend zijn, wat vroeger – toen er nog een naïef-goeiige cultuur heerste – niet zo was. Hierom was een Lange Mars door de Instituties wel mogelijk voor Nieuw Links, maar is een tegenmars door de instituties onmogelijk voor realistisch rechts. Hiermee is verdere ontbinding van de instituties voor realistisch rechts het meest wenselijke scenario, opdat hier geheel eigen instituties voor in de plaats kunnen komen.
Zelfs metingen door officiële instituties zijn inmiddels onbetrouwbaar, zoals Auke Zijlstra aantoonde. In 2004 werd het aantal moslims in Nederland op 945.000 gesteld en volgens het CBS zouden het er in 2019 “tussen de 200.000 en 845.000 zijn”. Velen zien de demografische verandering op straat – ‘experts’ blijven dit bij hoog en laag relativeren: desnoods worden de cijfers aangepast. U betaalt er even goed belasting voor. Hoe toevallig (not) dat het de beroepsmatige wegrelativeerders zijn die doorgaans podium krijgen in de mainstream media.
Deze geïnfiltreerde staat van de instituties bewijst dat een ‘publiek belang’ een gepasseerd station is. Wel zijn er drie deelbelangen. Zij die cultuurveranderingen via bevolkingsaanwas en immigratie willen bespoedigen (daarvoor is het manipuleren van cijfers geoorloofd) staan tegenover degenen die dit willen belemmeren. Tot slot is er een grote groep die er naar eigen zeggen geen mening over heeft, doch de confrontatie ermee in het eigen leven zoveel mogelijk wil vermijden. De naïef-goeiige notie van een ‘publiek belang’ geldt in feite alleen nog in rustige, gemoedelijke en monoculturele dorpen. Precies dáár gaat het mis.
Zoals gezegd bespreken politici op gemeenteniveau het begrip inclusiviteit. De betrokken partijen menen dat dit slaat op “inwoners met een arbeidsbeperking”: het kan gebeuren dat er even later foto’s van hoofddoeken en homostellen uit de beleidsmachine komen rollen. What’s going on? Ze begrijpen niet dat ze met zo’n woord een heel wereldbeeld in huis halen – dat is een cultuurmarxistisch wereldbeeld.
Hoe kan het nu dat links zomaar een concept erin fietst, en dat rechts dit overneemt? Links weet heel tactisch hun codewoorden overal in te fietsen, omdat ze begrijpen dat dit een geheel wereldbeeld meevoert. Rechts is naïef en heeft dit niet in de gaten. Dit is omdat ‘rechts’ niet ideologisch is bewapend, niet is getraind om de ideologische implicaties van begrippen te doorzien, en links is dit wel. Dit is het grote probleem met doorsnee rechtse ‘gestampte pot’-politici, die geen intellectuele affiniteit hebben en hierdoor aan alle kanten door gewiekst links voorbij worden gespeeld.
Dit alles komt doordat links eigen instituties heeft – en daarin veel investeert – om mensen te vormen en te kneden. Elke stuiver die de staat besteedt aan klimaatbewustzijn, women’s studies en diversiteitstrainingen, is feitelijk subsidie aan linkse vormingsinstituties. De VVD weet dit maar laat dit in stand, omdat zij vanuit hun end of the deal de economische macht mogen uitoefenen. Dit is de status quo sinds Paars – dezelfde status quo die de rechts-realisten niet in het politieke script toestaat.
Rechts investeert vooralsnog onvoldoende in eigen intellectuele instituties om mensen ideologisch te bewapenen. Rechts vertrouwt op de markt, maar ziet niet in dat de linkse sleutelbegrippen de markt reeds hebben ingepalmd. En daar hun destructieve uitwerking hebben. Dit is de verklarende oorzaak onder al het gedram over wel of geen kerstwensen en wel of geen zichtbare Zwarte Piet. Dit begon met het schrappen van het woord ‘jodenkoeken’ en eindigt (zoals laatst in Amsterdam) met ‘menstruerende mensen’. Dat is de inclusieve endgame: door activisten bedacht taalgebruik invoeren.
De problemen zijn dus versterkt door de eendimensionale koopmansgeest van een gestampte pot-politicus: feitelijk de materialistische invulling van het tsjakka-liberalisme. We draaien aan de koopkrachtknoppen en dan komt het met de vraagstukken rond cultuurverschillen, zingeving en identiteit vanzelf goed… Intussen heeft links deze markt gemonopoliseerd: wil ‘rechts’ hier ook wat doen dan wordt het direct geframed als ‘alt-right’.
Mocht de VVD, om FvD te sarren, opportunistisch meegaan in dit frame, dan trekken ze de strop rond de eigen nek enkel strakker aan. Want los van de cultuurplannen van FvD blijft er een etterende maatschappelijke wond – een verwoest landschap dat ook voor de VVD verloren gebied is. Met steeds weer een verder terreinverlies aan anti-Zwarte Piet activisten, anti-asfalt activisten, enzovoorts. De VVD-politicus stemt ‘ja’ tegen iets wat hij of zij in het hart niet wil, maar tóch accordeert om in de beeldvorming niet als ‘alt-right’ te boek te staan. Met de schaterlach van Rutte op de achtergrond.
Om dit geheel bondig op te sommen, hebben we ten eerste te maken met een zeer beperkte groep die fungeert als klankbord voor de elite. In het centrum van deze incrowd staat een elite die het allemaal weinig kan schelen totdat de eigen loft in brand staat. Daaromheen ligt een ring van instituties waar linkse vooringenomenheid het dominante gedachtegoed is, en waar ‘rechts’ feitelijk buiten spel staat. De buitengracht daaromheen is een professionele verstrooiings- en ontladingsindustrie. Consumptie werkt vergetelheid en apathie in de hand.
De ‘goeiige’ Nederlandse cultuur is de kern: belegen gemeenteraadsleden – CDA’ers, maar ook PvdA’ers van de oude stempel die er ‘voor de arbeiders’ zijn ingestapt – beseffen niet tegen welk eindspel zij ‘ja’ zeggen met dit inclusiviteitsverhaal, vanwege die typische Nederlandse naïef-dommige goeiigheid. Die goeiigheid van “de staat zal het wel weten, want de staat is er voor het algemeen belang”. Welnee, het land valt uiteen in enclaves die in wisselende demografische samenstelling hun belangen naar de macht doorsluizen – de staat is geïnfiltreerd door radicaal-linkse identiteitspolitiek.
Op die goeiigheid kon men vertrouwen in een burgerlijk-homogene cultuur zoals Nederland kende in het pre-Fortuyn tijdperk. De goeiigheid is morsdood in een staat waar de instituties zich inspannen om bevolkings- en cultuurveranderingen te bespoedigen. Het invoeren van nieuw taalgebruik is daarbij één van hun methoden.
U kunt Sid Lukkassen volgen via zijn nieuwsbrief.