In een eerder artikel voor TPO (over het weinig doortastende anti-terrorismebeleid van het huidige kabinet) verwijt ik Mark Rutte dat hij een soort hermetische logica gebruikt, wanneer hij goochelt met het begrip rechtsstaat. Het gaat daarbij om een uitzending van Gesprek met de Minister-President, een medium waarmee Rutte zich tot het volk wendt. In het Tweede Kamerdebat van woensdag 27 november over de zijn “eventuele” herinneringen over de “eventuele” burgerdoden bij een bombardement in Irak, richtte Rutte zich niet tot volk, maar tot volksvertegenwoordigers. Hier gebruikt hij diezelfde hermetische logica. Die logica lijkt eenvoudig, maar is best moeilijk te doorgronden. Ook ik moet daar eens even goed voor gaan zitten.
Didactisch vaardig, maar tegelijkertijd misleidend is dat Rutte zijn begrippen in heel duidelijke termen definieert. Het is wit of zwart. Grijstinten gebruikt hij liever niet. Zo maakt hij een onderscheid tussen zijn rechtstatelijk geheugen en zijn persoonlijk geheugen. Staatsrechtelijk herinnert hij zich álles, persoonlijk herinnert hij zich niéts (hij spreekt van 0% herinnering). Zijn rechtstatelijk geheugen is alles wat hij had kunnen weten, had moeten weten, of wat sommige van zijn ambtenaren geacht worden te weten. Het rechtstatelijk geheugen is een soort theoretisch construct, zoals in de economie transparantie bij volledige mededinging een theoretisch construct is. Maar ook zijn persoonlijke geheugen is een theoretisch construct. Het is niet dat wat hij zich werkelijk herinnert, maar dat wat voor hem goed uitkomt om zich te herinneren, in tegenstelling tot wat hij zich om politieke redenen maar beter niet kan herinneren. Rutte zegt geen actieve herinnering eraan te hebben dat hij is ingelicht over een bombardement door een Nederlands F16, waarbij er een munitiedepot van IS werd geraakt, waardoor er een enorme ontploffing met vele burgerdoden was. Defensieminister Jeanine Hennis verklaart schriftelijk dat ze Rutte vermoedelijk op niet-alarmistische toon heeft ingelicht. Hoe geloofwaardig is dat?
De herinneringen van Rutte beperken zich meestal tot reëel bestaande documenten. Dat hoeven niet álle gefabriceerde documenten te zijn. In de bonnetjesaffaire hebben we gezien dat documenten die niet uitkomen verdwijnen, zowel uit de werkelijkheid als uit het geheugen. Door de herinnering te beperken tot een beperkt aantal reëel bestaande documenten, weet Rutte de politieke werkelijkheid te reduceren tot een overzienbaar, en controleerbaar geheel. Dat geheel kan hij vervolgens met al zijn ins en outs doorgronden en beheersen. Het is alsof hij een spel creëert met een beperkt aantal mogelijkheden, waarvan hij alle mogelijkheden kent. Dat is wat ik bedoel met hermetische logica van Rutte. Het lijkt een beetje op hoe een crimineel te werk gaat. Die controleert ook de sporen die hij nalaat. Sporen worden verwijderd om het gebeuren te verdoezelen, of gemanipuleerd om iets anders suggereren dan werkelijk gebeurd is. Bijvoorbeeld: iemand wordt doodgeschoten, en het geweer wordt in de rivier gesmeten, of in de hand van de vermoorde gepropt om zo te suggereren dat het zelfmoord betreft. Rutte arrangeert al bij het tot stand komen van documenten wat hij volgens die documenten wel en niet weet. Tegelijkertijd is Rutte zijn eigen advocaat, in die zin dat hij de achteraf te traceren sporen zo uitlegt, dat hij ermee wegkomt. De mogelijkheid bestaat dat bovengenoemde verklaring van Hennis in samenspraak is gecreëerd. Rutte heeft dat in ieder geval niet ontkent toen hem ernaar gevraagd werd.
In het debat over de herinneringen van Rutte met betrekking tot het bombardement in Irak, wordt Rutte gevraagd of hij geen herinneringen heeft aan enig beeldmateriaal van het bombardement en de gevolgen daarvan. Te denken valt aan opnamen van het bombardement door de boordcamera van de F16, aan foto’s van de gevolgen van het bombardement zoals die op social media worden verspreid, of aan spionagefoto’s. De veronderstelling bij de vraag naar herinneringen aan beeldmateriaal, is dat Rutte beelden van grootschalige vernietiging – niet door schuld, maar wel door toedoen van Nederlandse militairen – toch minder gemakkelijk vergeet. Rutte ontkent niet dat hij enig beeldmateriaal gezien heeft. Hij ontkent enkel dat hij herinneringen heeft aan het zien van beeldmateriaal. Hij stelt het zo voor dat hij er indertijd enkel erop lette of de procedures goed verlopen waren. Omdat dat het geval was, was er niets aan de hand, niets was de moeite waard om te onthouden. Dat geldt blijkbaar ook voor een foto van een enorme krater van weggevaagde huizen, of voor een video met enorme ontploffingen. Rutte blijft zoveel mogelijk bij zijn papieren werkelijkheid. Zijn verdedigingslijn lijkt op die van Adolf Eichmann die zich er tegenover de rechtbank ook op beroept dat hij niets meer en niets minder heeft gedaan dan wat zijn opdracht was, en enkel de procedures correct doorlopen heeft.
Centraal staat een brief aan de Tweede Kamer, ondertekend door de toenmalige ministers Jeanine Hennis, Bert Koenders, en Lilianne Ploumen. Rutte zegt dat het normaal is dat iedere minister alleen dié punten in de brief controleert die hem of haar ministerie betreffen. Dat is echter een héél beperkte plichtsopvatting. Rutte ontkent daarmee het verschil tussen drie brieven waarbij elke minister alleen de voor het betreffende ministerie relevante punten ondertekend, en één brief waarin alledrie de ministers álle punten ondertekenen. Bij één brief ondertekend door álle ministers gaat het erom dat álle ministers álle punten onderschrijven. Het gaat om de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het geheel. Wie ondertekent neemt verantwoordelijkheid voor de brief als geheel. Koenders en Ploumen zwijgen in alle talen over de brief, en ook hun opvolgers nemen niet deel aan het debat. Opvallend is dat ook toenmalig vicepremier en huidig fractievoorzitter Lodewijk Asscher zich eveneens onttrekt aan het debat, door het over te laten aan de defensiewoordvoerder.
In de brief staat dat er “voor zover bekend” geen burgerdoden zijn gevallen. Ten tijde van de brief bestaan er echter al allerlei bronnen waaruit blijkt dat er hoogstwaarschijnlijk wél burgerdoden zijn gevallen. Er zijn schattingen van 70 tot 170 doden. Het bombardement is ook internationaal in het nieuws gekomen. Alleen was bij de nieuwsmedia niet bekend dat het bombardement was uitgevoerd door een Nederlandse F16. Bij defensie was dit echter wel bekend. In de Kamer ontspint zich een discussie of er al dan niet met zekerheid was vastgesteld of er burgerdoden zijn. Als je echter zegt dat er “voor zover bekend” geen burgerslachtoffers gevallen zijn, dan sluit je ook ernstige vermoedens, of zelfs maar geruchten van burgerslachtoffers uit. Vast staat dat er wel degelijk ernstige vermoedens van burgerslachtoffers waren. De uitspraak in de brief was daarom onwaar. Als bij Hennis navraag wordt gedaan naar deze onwaarheid in de brief, dan zegt zij enkel dat zij niet precies weet hoe het zo gelopen is, en dat het naar haar mening in ieder geval geen bewust verkeerde beantwoording was. Met die schamele mededeling moeten we het in democratisch Nederland dan doen. De totstandkoming van de brief is volgens Rutte niet meer te reconstrueren.
Rutte brengt opnieuw zijn misleidende didactische helderheid in stelling, als hij de mededeling dat er “voor zover bekend” geen burgerdoden zijn gevallen als een fout, maar niet als een leugen kwalificeert. Onwaarheid vertellen kan in principe een fout, óf een leugen zijn. Als het een fout is, is het dus geen leugen. Een leugen is met opzet onwaarheid spreken. Die opzet is dan te zien als een motief. Een fout maak je echter niet expres. Een fout kent geen opzet, en dus motief. Als je onwaarheid spreekt omdat je je vergist, dan maak je weliswaar een fout, maar is er geen sprake van een leugen. Rutte echter spreekt van een fout omdat de afspraak dat er over dodenaantallen bij gevechtshandelingen niet wordt gecommuniceerd, niet is nageleefd. Je niet houden aan een afspraak ziet hij als een fout, en dus is het geen leugen. Maar dan is er geen sprake van een fout óf een leugen, maar een fout én een leugen. Fout is dan dat de brief überhaupt een uitspraak doet over het aantal schachtoffers terwijl dat volgens de afspraken niet mag. De leugen is dat de informatie die dan toch onterecht gegeven werd, ook nog eens onwaar is.
Rutte zegt dat de uitspraak toch geen leugen kan zijn geweest, omdat het motief ontbreekt. Nu ligt het motief om te ontkennen dat er burgerslachtoffers gevallen zijn als een kalkoen met kerst op tafel. Dat motief is dat ten tijde van de brief een besluit over voortzetting van de missie aanstaande was. Het was toentertijd alleszins denkbaar dat informatie over een bombardement met vele burgerdoden door een Nederlandse F16 het stemgedrag van deze of gene partij in de Tweede kamer zou beïnvloeden. Dat zou ertoe kunnen leiden dat verlenging van de missie zou worden weggestemd. Alleen al onduidelijkheid over het aantal burgerdoden zou de stemming hebben kunnen beïnvloeden. Er is dus wel dégelijk een motief aan te wijzen. Omdat er een motief op tafel ligt, is het aannemelijk dat de onwaarheid spreken over het aantal burgerdoden te kwalificeren is als een leugen. Het was in ieder geval geen vergissing om te spreken van “voor zover” bekend geen burgerslachtoffers. Een vergissing was hoogstens dat de afspraak dat er geen uitspraak over het aantal burgerslachtoffers werd gedaan, werd geschonden.
Rutte stelt knalhard dat het motief niet te bewijzen is. Maar een motief is bijna nooit te bewijzen. Een motief is namelijk een innerlijk psychologisch proces. Dat valt zelfs met een hersenscan niet te achterhalen. Als men in de rechtszaal spreekt over de vraag of er een motief is, dan heeft men het over de aannemelijkheid van het motief, niet over het filosofisch bewijs daarvan.
Overigens, het overtreden van de afspraak om informatie te geven over het aantal burgerdoden bij gevechtshandelingen, bevat geen uitspraak over de werkelijkheid, en kan alleen al daarom geen leugen zijn. Maar dat wil niet zeggen dat het niet nakomen van die afspraak geen motief bevat. Het motief om de afspraak niet na te komen, is om de leugen over het aantal burgerslachtoffers mogelijk te maken. Het niet houden aan de afspraak en de onwaarheid over het aantal burgerslachtoffers bevatten welbeschouwd hetzelfde motief, namelijk een zo gunstig mogelijk beeld te scheppen over het aantal burgerslachtoffers, om zo de verlenging van de missie door Tweede en Eerste Kamer te krijgen. Het schenden van de afspraak was de voorbereidende handeling die nodig was om de leugen mogelijk te maken.
Uiteindelijk wordt ieder debat beslist door de stemverhouding. Zolang genoeg partijen Rutte steunen, wint hij het debat. De vraag is echter hoe geloofwaardig het voor een partij is om een ongeloofwaardige Rutte nog geloofwaardig te achten. Hoe langer partijen een ongeloofwaardige Rutte blijven steunen, hoe meer ze zelf aan geloofwaardigheid verliezen.