Eind januari was de paniek in China over het coronavirus zodanig groot, dat de economie daar destijds stil is gelegd. Dit historische feit zou vanaf dat moment voldoende aanleiding moeten zijn geweest voor algehele mobilisatie in Europa en de VS. Dat is helaas niet gebeurd en de ramp in de volksgezondheid in het Westen is nu groot.
De ramp die over de economie trekt is eveneens omvangrijk. Maar laten we in het oog houden dat het virus is langs gekomen nadat de Federal Reserve en de ECB ons op de rand van een financiële klif hebben gezet. In de jaren voorafgaand aan de coronacrisis hebben deze centrale banken middels uiterst dubieus monetair beleid een grote zeepbel in financiële markten geblazen. En bovendien mensen en bedrijven zo diep mogelijk in de schulden gedreven.
De klif hebben beleggers vorige maand gezien. De coronacrisis heeft op financiële markten één van de meest opvallende crashes in de geschiedenis van het kapitalisme opgeleverd. Maar daar zal het allicht niet bij blijven; we zijn tenslotte aan deze crisis begonnen met historisch hoge schuldenniveaus, zowel in het Westen als in China. Belangrijk is ook dat de internationale politieke verhoudingen tussen belangrijke landen al vertroebeld waren voor deze crisis begon. Dit aspect is duidelijk anders dan ten tijde van de kredietcrisis van 2008.
De coronacrisis is dan ook wellicht het begin van een bredere geopolitieke systeemcrisis: monetaire chaos en internationale conflicten lijken inmiddels moeilijk te vermijden. Op 17 februari publiceerde ik op TPO een cijfermatige exercitie (link), waarin de voorspelling van de wetenschapper Ingo Piepers over een geopolitieke systeemcrisis van 2020 tot 2036 (hij noemt het een wereldoorlog) tegen het licht wordt gehouden. Ik gebruikte in mijn analyse daartoe een aangepaste variant van de methodiek van beleggingsgoeroe Martin Armstrong, gebaseerd op het getal Pi.
In de analyse liet ik zien dat de (op dat moment nog een maand in de toekomst gelegen) datum 17 maart 2020 geprikt kon worden als zo ongeveer het meest relevante geopolitieke omslagpunt sinds de dagen van Julius Caesar. En bovendien dat op die datum een soort catastrofe – en oorlogscyclus van 223,6 jaar langs zou komen. Deze cyclus tikte eerder onder meer op 29 mei 1349 de pestepidemie in Noordwest-Europa aan (3 x 223,6 jaar geleden). De datum 17 maart 2020 als einde van een tijdperk en begin van een systeemcrisis lijkt accuraat te zijn geweest. Half maart sloot Europa gestaag haar deuren; op 17 maart ging Frankrijk op slot.
De relevantie van monetaire crises voor de geopolitieke dynamiek werd ook onder de loep genomen in de analyse. Dat is voor de komende jaren belangrijk. Zo traag als de autoriteiten waren met het coronavirus anticiperen, zo snel zijn ze namelijk met het uitdelen van financiële reddingspakketten.
Het geld hebben regeringen niet: het moet nog worden opgehaald op de kapitaalmarkten. De Federal Reserve en de ECB zullen echter de rest van dit jaar vermoedelijk voor vele duizenden miljarden dollars en euro’s staatspapier van de markt opkopen. Tegelijkertijd smijten ze liquiditeit rond om het financiële systeem overeind te houden. Onder veel commentatoren neemt de angst voor hyperinflatie toe door deze geldcreatie. Deze angst is voor later dit decennium en voor sommige landen misschien niet ongegrond.
Voor de korte termijn geldt echter dat de dollars en euro’s nodig zijn om het financiële systeem te stabiliseren. Balansverruimingen van centrale banken zijn dan ook niks anders dan bail-outs en hand-outs aan de financiële sector en beleggers. Het is niettemin geheel in de geest van het al jaren degenererende ‘socialisme’ rond de big government-instituties: verliezen van bedrijven, banken en beleggers worden tijdens crises gesocialiseerd via de belastingbetaler of de geldpers. De coronacrisis accelereert dit parasitaire corporate wangedrag totdat sommige Staten, het monetaire stelsel en het ‘socialisme’ het binnenkort zullen begeven.
Maar voor dat moment zich aandient zal de wereldeconomie waarschijnlijk eerst een typisch depressiepatroon aflopen dat economen double dip noemen. Het patroon bestaat er uit dat na een initiële crash en economische krimpfase gedurende een korte periode een ogenschijnlijke economische stabilisatie of herstel optreedt. Daarna volgt in dit patroon een genadeklap in de vorm van een brute deflatoire depressie van één tot twee jaar. Dit kan samenvallen met bankencrises, staatsleningencrises, currency crises en politieke en monetaire omwentelingen. Dergelijke patronen waren bijvoorbeeld vanaf oktober 1929 tot voorjaar 1933 zichtbaar, maar ook vanaf eind 1979 tot eind 1982.
We zitten nu evident in de initiële crash – en krimpfase die allicht pas na Pasen naar zijn hoogtepunt zal gaan. In mijn eerder genoemde exercitie met getal Pi kwam 27 september 2022 als datum voor de eindfase van de monetaire crisis eruit rollen.
Dit patroon kan echter ook gewoon beredeneerd worden. Ook als bijvoorbeeld in juni de brokstukken weer kunnen worden opgepikt zal in de praktijk financiële onzekerheid overheersen. Saneringen, faillissementen en massale werkloosheid liggen namelijk in het verschiet. In de VS spuit de werkloosheid reeds in ongekende vaart omhoog. Frivole uitgaven – van smartphones van 800 euro tot dure etentjes – zullen aanmerkelijk worden beperkt door onzekere mensen.
Bovendien is straks overal in de wereld overcapaciteit in de economie. Bedrijfsinvesteringen zijn normaal de belangrijkste cyclische (volatiele) component van een economie: berichten van grote bedrijven zoals Shell over reducties van investeringen suggereren dan ook niet veel goeds. Een flinke krimp in bedrijfsinvesteringen zal de economie en werkgelegenheid een tweede – en waarschijnlijk langdurigere – optater gaan geven. Meebewegen met deze enorme deflatoire schok is voor Staten en bedrijven cruciaal om te overleven. Het gemiddelde prijs/kostenniveau van de economie zal de komende twee jaar namelijk ook bij ons neerwaarts moeten worden aangepast.
Op goed georganiseerde internationale monetaire hervormingen moet in deze systeemcrisis misschien niet gerekend worden. Op het financiële vlak zal het waarschijnlijk ieder land voor zich worden. Dit is mede omdat er in dit soort stressvolle omstandigheden geopolitieke positieverbetering kan worden verkregen door landen die financieel relatief sterk en politiek stabiel zijn. De systeemcrisis zal de komende jaren dan ook vanzelf financieel-economische en (geo)politieke krachtmetingen op gaan leveren tussen landen. Dat de eerste schermutseling in de Slag om de Euro zich afgelopen week al tussen Nederland en Italië afspeelde inzake de lobby om eurobonds is veelzeggend.
In theorie hebben de Continentaal Noord-Europese landen die geografisch zo rond Duitsland liggen financieel-economisch een sterke uitgangssituatie. Nederland, Scandinavië, Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland zelf, zijn landen met een hoge productiviteit en een goed georganiseerd sociaal vangnet. Deze landen hadden ook vaak kleine overschotten op de begroting aan de vooravond van de coronacrisis. Duitsland en Nederland staan echter via ondoorgrondelijke constructies de facto garant voor de rest van de eurozone. De staatshuishoudingen van Italië, Frankrijk en Spanje worden dit jaar helaas zodanig aan barrels geschoten, dat het niet realistisch meer is dat het nog gerepareerd kan worden binnen de context van de euro.
De mislukte euro had al in 2012 (eurocrisis) moeten worden opgegeven. Dat Noord- en Zuid-Europa met elkaar in een muntunie zitten is economisch irrationeel en werkt moral hazard in de hand; tijdens de eurocrisis was dat reeds duidelijk. In plaats daarvan heeft de politieke oligarchie de afgelopen acht jaar ‘quitte of dubbel’ gespeeld met de euro en heel voorspelbaar: dubbel verloren met ons geld.
Italië zou overigens gemakkelijk in staat moeten zijn om haar zaken met een eigen munt – met een iets lagere wisselkoers – te regelen en om haar relatief grote publieke schulden volledig binnenlands te financieren. Het heeft namelijk al zeven jaar een handels- en lopende rekeningoverschot, behoorlijke besparingen (en zwart geld) bij huishoudens en een flinke goudreserve. Vergeleken bij Nederlandse huishoudens hebben Italianen bovendien zeer lage hypotheekschulden. Het rookgordijn rond deze feiten kan suggereren dat de Italianen eerst verliezen op hun banken bij andere eurolanden willen droppen voordat ze afhaken.
De euro kan dan ook een relevant verkiezingsthema in Nederland gaan worden. Dit tegen een achtergrond van een gezondheidsramp, een economische catastrofe, parasitaire lobbyisten, levensgevaarlijke centraal bankiers en steigerende staatsschulden. Parlementsverkiezingen staan gepland op 17 maart 2021. Het is toevallig exact een jaar na het geopolitieke omslagpunt op 17 maart… Die 365 dagen heb ik in de analyse uit februari het Juliusjaar genoemd. Maar ‘Judasjaar’ was misschien beter op zijn plaats geweest.
Financiële lobbyisten en EU-figuren zullen nog wel een paar streken uit gaan halen dit jaar om Nederland voor zoveel mogelijk schulden in de eurozone garant te laten staan. De euro is voor ons nu echter een kwestie van “not throwing good money after bad” en over een tijdje van “cutting our losses and running for the hills”. En daar moeten we misschien maar niet mee wachten tot letterlijk 27 september 2022. De Italianen gaan er allicht ook niet zo lang mee wachten. Het is dan ook te hopen dat Kabinet Rutte III, in tegenstelling tot haar abominabele anticipatievermogen in februari ten aanzien van het virus, wél in staat is om vooruit te denken in de slachting van de euro Slag om de Euro.